ECLI:NL:RBLIM:2024:7721

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
03.057265.20 en 03.340108.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van een partner, vernieling van politie-eigendommen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 23 oktober 2024, staat de verdachte terecht voor meermalen mishandeling en bedreiging van zijn toenmalige vriendin, alsook voor de vernieling van eigendommen van de Politie Limburg. De zaak betreft twee parketnummers: 03.057265.20 en 03.340108.23. De verdachte, geboren in 1985 in Algerije, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.B.A. Acda. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 9 oktober 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsman wel. Het slachtoffer, [naam 1], heeft zich als benadeelde partij gevoegd en werd vertegenwoordigd door Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

De tenlastelegging omvat onder parketnummer 03.057265.20 twee feiten: de verdachte heeft [naam 1] meermalen mishandeld en haar bedreigd met een misdrijf tegen het leven. Onder parketnummer 03.340108.23 wordt de verdachte verweten dat hij goederen van de Politie Limburg heeft vernield. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, aangiften en andere bewijsmiddelen de feiten bewezen verklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [naam 1] en de Politie Limburg. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toegewezen en de vordering van de Politie Limburg volledig toegewezen. De rechtbank heeft ook de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte behandeld, waarbij de verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proefperiode.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03.057265.20 en 03.340108.23 (ttz.gev.)
tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Algerije) op [geboortedatum 1] 1985,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.B.A. Acda, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 oktober 2024. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigd raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mevrouw [naam 2] , werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Het slachtoffer Nationale Politie heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is niemand ter zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.057265.20
Feit 1: [naam 1] meermalen heeft mishandeld.
Feit 2: [naam 1] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven.
Parketnummer 03.340108.23
Goederen van de Politie Limburg heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 03.057265.20
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde mishandelingen van [naam 1] , gelet op de aangiften, bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat de pleegperiode aanvangt op of omstreeks 1 februari 2020. De aangiften worden ondersteund door de getuigenverklaringen.
Feit 2
De tenlastegelegde bedreiging van [naam 1] kan eveneens worden bewezen. De verdachte heeft dit feit bij de politie bekend.
Parketnummer 03.340108.23
Dit feit kan bewezen worden verklaard, gelet op de aangifte en het proces-verbaal bevindingen camerabeelden. De verdachte heeft de televisie kapot gegooid en de beeldschermen zullen ook beschadigd zijn.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 03.057265.20
De verdachte dient van de onder feit 1 tenlastegelegde mishandelingen te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van bewijs. Een en ander is qua handelingen en tijdstippen onvoldoende concreet om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. De verdachte dient eveneens van de onder 2 tenlastegelegde bedreiging te worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het appje met de bedreiging heeft verzonden en er geen aangifte van bedreiging is, waaruit blijkt dat aangeefster daadwerkelijk bevreesd is geweest dat de verdachte de bedreiging zou gaan uitvoeren.
Parketnummer 03.340108.23
De verdachte dient van de vernieling van de goederen te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte de goederen heeft vernield. In het dossier is enkel een foto opgenomen van een beeldscherm, maar onduidelijk is of het scherm al eerder beschadigd was. De politie verklaart ook niet uitdrukkelijk aangifte van vernieling te willen doen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op basis van onderstaande bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. De bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Parketnummer 03.057265.20 [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Aangeefster [naam 1] heeft ten aanzien van de periode 12 januari t/m 3 februari 2020, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [2]
“Op 12/01/2020 is [verdachte] ( de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) vrij gekomen […]. Echter het ging al snel weer mis. [verdachte] heeft me weer geslagen en mishandeld. Ik ben vanaf 12/01/2020 al zeker vijf keer door [verdachte] mishandeld. Dit is onder andere gebeurd op 25/01/2020, ik ben toen naar Amsterdam gevlucht naar een goede vriendin. […]
Afgelopen zondag 02/02/2020, dit zal rond 05:00 uur 's nachts zijn geweest, ben ik toch weer in mijn gezicht geslagen, aan mijn haren getrokken, geschopt, […] door [verdachte] . Dit was op de parkeerplaats bij de woning van mijn moeder aan de [straat 1] te Beek. Dit deed pijn. […]”
Aangeefster [naam 1] heeft ten aanzien van de periode 3 februari t/m 24 februari 2020, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [3]
“Afgelopen weekend, 21 tot en met 23 februari 2020, zag en hoorde ik dat [verdachte] mij bleef bellen […] Omstreeks 19.00u, ging mijn moeder weg om carnaval te vieren. Ik hoorde dat de bel van de voordeur ging. […] Ik opende de voordeur en zag [verdachte] staan. […]
Ik probeerde van hem weg te lopen door om de tafel heen te lopen. Op de tafel lag een ijzeren bloem. Ik zag dat hij deze optilde en naar mijn rechterhand gooide. […]
Op het moment dat ik in de gang was voelde ik dat [verdachte] mij met kracht aan mijn haren naar de grond trok. […] Vanaf het moment dat ik op de grond lag voelde ik dat hij met gebalde vuisten van meer dan geringe betekenis op diverse plekken van mijn lichaam sloeg.
Ook voelde ik dat hij mij op diverse plaatsen van mijn lichaam schopte met geschoeide voet. Ik voelde hierdoor pijn door mijn hele lichaam. […]
Uit het niets voelde ik een enorme harde klap op mijn hoofd. Door de klap viel ik van de stoel af. Ik werd wakker op de grond.
Hij sloeg mij onder andere op mijn ribben, trok mij aan mijn haren en hield mijn arm vast en duwde mijn hand naar achteren en vroeg of hij mijn arm moest breken. […]
[…] Ik zag dat [verdachte] naar de woning van zijn moeder reed, gelegen aan de [straat 2] te [geboorteplaats 2] . Aangekomen bij zijn moeder moest ik uitstappen voor [verdachte] , ik wilde dit niet. […] Ik moest voor [verdachte] uitstappen en mee naar binnen lopen. Bij de lift van het gebouw duwde hij mij met kracht de lift in. […]
Ik vermoed dat dit omstreeks 22.00-22.30u. Ik zag dat er niemand in de woning was en zag dat [verdachte] rustig was. Om een onbekend reden kreeg hij weer een "knik" in zijn hoofd. Hij werd helemaal gek. Ik stond op dat moment in de slaapkamer van [verdachte] . Uit het niets kreeg ik een ijsbeentje op mijn rechterbovenbeen. Het deed super veel pijn, ik zakte ervan in elkaar. Ik heb daar ook een enorme blauwe opgezette plek. Ik voelde dat hij mij op mijn hoofd bleef slaan en mij probeerde te wurgen. Op een gegeven moment zag en voelde ik dat hij stopte met slaan en de slaapkamer uitliep. Op momenten dat ik zoveel pijn heb en niet meer kan dan laat hij mij met rust om bij te komen en wacht tot ik enigszins weer op krachten ben en vervolgens slaat hij mij weer.[…]
[…] We stapten in de auto en reden naar de parkeerplaats [parkeerplaats] te Beek. Niet de parkeerplaats wat aan het zwembad ligt maar aan de overkant van de straat. [verdachte] kreeg weer een "knik" en begon mij in de auto opnieuw te slaan, ik weet niet meer waar precies. […]”
Uit de medische verklaring van [naam 3] (Huisartsenpraktijk [naam 4] ) blijkt, voor zover hier van belang, het volgende: [4]
“Vaststelling bij fysiek onderzoek:
Hematoom thv re bovenbeen lateraal 8 cm doormeter, tevens thv lateraal zijde re voet hematoom.
Thv li bovenbeen en onderbeen: kleine hematomen doorsnede 3 a 4 cm 5 tal in totaal.
Thv linkerhand distale duimgewricht gezwollen, contusie met pijnlijke mobilisatie.”
Getuige [naam 5] (zus van aangeefster) heeft, voor zover hier van belang, als volgt verklaard [5] :
“[…] Ik had [verdachte] graag, hij was als een broer voor mij. Maar op een gegeven moment kwam [naam 1] (de rechtbank begrijpt mevrouw [naam 1] ) altijd met blauwe plekken thuis. Ze kreeg klappen om de kleinste dingen, zoals muziek. […]
Ze had ook vaker blauwe plekken, vooral op haar armen. Haar lip hing ook. Ze had ook rood/paarse plekken in haar nek.
[…] Ik heb vaker gezien dat [verdachte] haar vastpakte bij haar armen. […] Hij pakte haar bij haar bovenarmen en duwde deze tegen haar lichaam aan. Hij deed dit heel erg hard, het leek alsof ze van de grond getild werd. […]
[…] Het begon met kleine blauwe plekken en een kleine bloed lip en dat werd steeds erger. […] Veel meer blauwe plekken en donkere plekken. De plekken in haar nek en haar kaak. […]
Het leek soms eerder dat ze door de lucht vloog dan dat hij haar duwde. […]”
Getuige [naam 6] (moeder van aangeefster) heeft voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [6]
“[…] Op 18 maart 2019, de geboorte van mijn kleinzoon, zag ik voor de eerste keer een blauwe plek bij [naam 1] . […]
Ik zag vaker blauwe plekken bij haar. Op haar kaak en op haar armen. […]
De eerste keren zei ze dat ze zich gestoten had. Later gaf ze toe dat het van [verdachte] was. […]”
De verdachte heeft bij de politie op 3 maart 2020, voor zover hier van belang, als volgt verklaard [7] :
“[…]
V: Hoe komt [naam 1] aan al die blauwe plekken?
A: Op haar been, nog geen week geleden. Hebben de buren ook nog geien. Toen is er ook iets voorgevallen. Er is een contact met een ander wijf. Mijn moeder kwam toen thuis. Ze flipte toen uit, het ging om een ander wijf. Ik tilde haar op en gooide haar op de bank. Ik heb haar gezegd. […]”
De verdachte heeft bij de politie op 4 maart 2020, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [8]
“[…]
V: [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) verklaarde het navolgende over 23 februari 2020. Jullie bevonden je in het appartement van haar moeder en zij wilde vluchten. Op het moment dat zij in de gang was trok jij haar aan haar haren naar de grond. Vanaf dat moment voelde zij dat jij haar met gebalde vuisten sloeg en trapte op verschillende plaatsen van haar lichaam.
A: Nee nee nee. Ik kan je nu zeggen hoe het gegaan is. Ik werd echt gek want ik zag dat een jongen haar belde. En ik heb haar aan haar haren vastgepakt. […]
V: Zij beschreef nog een incident over de [adres 2] dat zij wilde vluchten en naar buiten rende. Jij rende achter haar aan, pakte haar vast, sloeg haar naar de grond, tilde haar op en nam haar mee naar de auto waar je haar nogmaals sloeg. Jij moest haar optillen omdat zij niet meer kon opstaan door de pijn.
A: Nee dat is niet waar.Ik heb toen wel aan haar haren getrokken […].
[…]
V: Wij verbalisanten tonen een fotomap, waar 4 foto’s op te zien zijn. Bijlage 3.
3 foto’s met een blauwe plek op de armen en een rode vlek in de nek. [naam 1] verklaarde dat jij dit letsel bij haar hebt toegebracht.
A:.Die plekken op haar armen is van haar vast te pakken. […]”
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 (de bedreiging)
Verbalisant [naam 7] heeft, voor zover hier van belang, als volgt gerelateerd: [9]
“[…]
- Op maandag 27-01-2020 nam [naam 1] contact op met de Landelijke Eenheid en gaf aan nog steeds mishandeld te worden door [verdachte] en doodsbedreigingen van hem krijgt.
- Op maandag 27-01-2020 omstreeks 02.10 uur ontving [naam 1] diverse Whatsappberichten van het telefoonnummer: [telefoonnummer] opgeslagen onder de naam van [naam 8] .
-> In deze Whatsapp-berichten stuurde dit telefoonnummer " [naam 8] ":
+ Vies vuil kk hoer, waar ben jij ik was bij jou waar ben je vieze snol waar is die foto gemaakt vuile bitch als ik ergens achter kom wholah ik maak je dood
+ Doood!!!!!!
+ Waar ben je ik maak je af
+ Vuile hoer ben je bij iemand
+ Ja hé waar is die foto gemaakt
+ ik heb bij je flat gewacht tot net
+ En je bent niet thuis
+ Ben je op stap
+ Vuile hoer morgen ben ik bij je whollah ik maak je dood als je op stap bent […]”
Verbalisanten [nummer 1] en [nummer 2] hebben op 30 januari 2020, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [10]
“[…]
Dit proces-verbaal van bevindingen beschrijft de situatie van:
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1993 te [geboorteplaats 2] . […]
Op donderdag 30 januari 2020, spraken wij verbalisanten met [naam 1] in het bureau van politie Sittard over de ontstane situatie. […]
Op maandag 27 januari 2020 om 02:10 uur komen er op de telefoon van [naam 1] een aantal WhatsApp berichten binnen van [verdachte] die op dat moment gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] onder de naam [naam 8] .
De inhoud van deze berichten is als volgt:
+ Vies vuile kk hoer, waar ben jij ik was bij jou waar ben je vieze snol waar is die foto gemaakt vuile bitch als ik ergens achter kom wholah ik maak je dood
+ Doood!!!!!
+ Waar ben je ik maak je af
+ Vuile hoer ben je bij iemand
+ Ja hé waar is die foto gemaakt
+ ik heb bij je flat gewacht tot net
+ En je bent niet thuis
+ Ben je op stap
+ Vuile hoer morgen ben ik bij je whollah ik maak je dood als je op stap bent”
Aangeefster [naam 1] heeft, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [11]
“[…]
O; Wij tonen een foto van het opgezwollen blauwe oog en een screenshot van Whats app, dit is het enige wat wij hebben.
A: De screenshot van de Whats app is van zijn broertje, [naam 8] . De politie waar ik toen mee sprak vonden de screenshot heftiger dan de bedreigingen op Facebook.
V: Wie heeft jou het bericht verstuurd van zijn broertje?
A: [verdachte] . Als hij bij iemand is dan vraagt hij de telefoon en stuurt dan met hun telefoon berichten.
V: Hoe weet je dat [verdachte] jou deze berichten stuurt?
A: Of hij stuurt spraakberichten en dan herken ik zijn stem en als hij geschreven berichten stuurde dan herkende ik zijn manier van typen. […]”
De verdachte heeft bij de politie op 4 maart 2020, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [12]
“[...]
V: Naast het doen van de aangifte van mishandeling deed [naam 1] ook aangifte van bedreiging. Zij overhandigde een screenshot van een bedreiging wat jij hebt gepleegd. [13]
A: We hebben onderling ook afspraken gemaakt dat we niet uitgaan en zij heeft dat toen overtreden en toen ben ik boos geworden. En daar heeft dat bericht op betrekking. […]”
Parketnummer 03.340108.23 [14]
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [naam 9] en [naam 10] hebben op 23 december 2023, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [15]
“Op zaterdag 23 december 2023, omstreeks 08.05 uur, waren wij aan op het politiebureau op de Stationstraat 13E te Heerlen. Wij hoorden toen wij de werkruimte inliepen dat het alarm afging. Wij hoorden dat het alarm aangaf dat er assistentie werd gevraagd bij de balie. […]
Wij hoorden dat collega [naam 11] zei dat zij een man het bureau had binnengelaten en dat die man gelijk begon met spullen te vernielen in de centrale hal van het politiebureau. Wij zijn hierop naar de centrale hal gelopen. […]
Ik, verbalisant [naam 9] , herkende de man als zijnde [verdachte] . […]”
Verbalisant [naam 12] heeft de camerabeelden van 23 december 2023 van het politiebureau Heerlen bekeken. Hierop heeft hij het volgende waargenomen: [16]
“Ik zag dat de camera gericht staat op de centrale hal van het politiebureau in Heerlen. Ik zag dat onderin beeld de receptie te zien is waar een medewerker van de politie staat. Ik zag dat aan de linkerkant van het beeld de centrale toegangsdeur was.
Ik zag dat op zaterdag 23 december 2023 om 07.53.55 uur een persoon, gekleed in een donkere jas met capuchon, een donkere broek en donkere schoenen, via de toegangsdeur de centrale hal in liep. […]
Ik zag dat de man naar de achterkant van de centrale hal liep. Ik zag dat aan de achterkant, tegen de muur aan, een televisie op een standaard stond. Ik zag dat de man naar de televisie liep. Ik zag dat de man met zijn rechterhand de televisiestandaard vastpakt en de televisiestandaard op de grond gooit. Ik zag dat de televisiestandaard op de grond valt.
Ik zag dat de man links, achter de centrale toegangsdeur uit beeld liep. Ik zag dat de man terug in beeld kwam lopen. Ik zag dat de man een houten bank meesleepte, dat hij door zijn knieën zakte en dat hij de houten bank optilde en omver gooide. Ik zag dat de man nog een duw gaf tegen de houten bank en dat de houten bank hierdoor een meter verschoof.
Ik zag dat de man richting de receptie liep. Ik zag dat aan de rechterkant tegen de muur en naast een deur een prullenbak stond. Ik zag dat de man de prullenbak met beide handen optilde en met de prullenbak gooide. Ik zag dat de prullenbak, aan de overzijde van de centrale hal, tegen de muur naast de centrale toegangsdeur aan kwam. […]
Ik zag dat de man naar de receptie liep. Ik zag dat de man met beide armen over de reling van de receptie hing. Ik zag dat er twee beeldschermen op het receptiebureau stonden. Ik zag dat de man met zijn rechterhand het rechterscherm omver gooide. Ik zag dat hierdoor een telefoontoestel van het bureau viel. Ik zag dat de man met zijn linkerhand het linker scherm omver gooide. Ik zag dat hierdoor een telefoontoestel van het bureau viel. […]”
Aangever [naam 11] namens de politie heeft, voor zover hier van belang, als volgt verklaard: [17]
“Ik was vandaag 23 december 2023 omstreeks 08.00 uur werkzaam als Medewerker Intake en Service aan het politiebureau te Heerlen gelegen aan de Stationstraat 13e te Heerlen. […]
Ik opende de toegangsdeur vanachter de balie. Ik zag dat de man naar binnen liep en vervolgens een beetje heen en weer liep. […]
Ik zag toen dat hij naar de linkerzijde liep richting de televisie. […] Ik zag dat hij de paal omgooide en toen aan de houten bank trok. Het ging heel snel. Ik zag toen dat hij een houten bank oppakte en ermee gooide. […]
Daarna zag ik dat hij de afvalbak oppakte en hiermee richting de toegangsdeur liep. Ik zag dat hij deze tegen de glazen deur aangooide. […]
Ik zag toen dat hij het beeldscherm, welke in het midden van de balie stond, vastpakte en lostrok. Ik zag dat hij deze op de grond voor de balie gooide. Ik zag daarna dat hij naar het beeldscherm aan de linkerzijde, gezien vanaf mijn oogpunt, liep en zag dat hij deze ook lostrok en deze op de grond gooide. Daarna zag ik dat hij naar het beeldscherm aan de rechterzijde liep en de telefoon aan de rechterzijde los trok en op de grond gooide. […]
De aangever verstrekte over de vernieling de volgende aanvullende informatie:
[…] Object: Televisie (Flatscreen)
[…] Object: Randapparatuur (Beeldscherm)
Aantal/eenheid: 2 stuks [..]”
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 van parketnummer 03.057265.20 en het tenlastegelegde onder parketnummer 03.340108.23 gelet op vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.057265.20
Feit 1:
in de periode van 12 januari 2020 tot en met 24 februari 2020 in Nederland, [naam 1] heeft mishandeld door haar meermalen te slaan en/of te schoppen en/of aan haar haren te trekken.
Feit 2:
op 27 januari 2020 in Nederland [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 1] via what's app dreigend de woorden toe te voegen " Vies vuile kk hoer, waar ben jij ik was bij jou waar ben je vieze snol waar is die foto gemaakt vuile bitch als ik ergens achter kom wholah ik maak je dood en Doood!!! en Waar ben je ik maak je af en Vuile hoer morgen ben ik bij je whollah ik maak je dood als je op stap bent".
Parketnummer 03.340108.23
op 23 december 2023 te Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk enig goed toebehorende aan Politie Eenheid Limburg, heeft vernield en/of beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03.057265.20
Feit 1
mishandeling, meermalen gepleegd.
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Parketnummer 03.340108.23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden
.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat niets naar voren gebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen mishandelen van zijn toenmalige vriendin en het bedreigen met de dood van zijn toenmalige vriendin. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven niet alleen nog lang last kunnen hebben van toegebracht fysiek letsel, maar ook nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Dat is in deze zaak ook gebleken. Het slachtoffer heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat zij geen relatie meer kan aangaan en dat zij een cursus volgt bij Veilig Thuis.
Daarnaast heeft de verdachte terwijl hij onder invloed van drugs was zich schuldig gemaakt aan het vernielen en/of beschadigen van goederen van de politie. Vernielingen zijn feiten die overlast en schade veroorzaken voor de slachtoffers. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Dat verdachte zich noch bij de reclassering noch ter terechtzitting heeft laten zien, geeft te denken over zijn bereidheid verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden in de zaak met parketnummer 03.057265.20 is overschreden en dat deze overschrijding verdisconteerd moet worden in de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op het moment waarop verdachte door de politie als verdachte is aangehouden en verhoord, te weten op 3 maart 2020.
De termijn is derhalve met 2 jaar en 7 maanden overschreden. Met deze overschrijding zal de rechtbank, overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, rekening houden bij de bepaling van de straf.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat de LOVS oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen. Gelet echter op de aard van het gewelddadig handelen van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken en zal aan verdachte– in plaats van een taakstraf – een gevangenisstraf opleggen. De rechtbank weegt in dat kader in het nadeel van de verdachte mee dat hij reeds eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld en bovendien voorwaardelijk in vrijheid was gesteld na het uitzitten van een deel van een gevangenisstraf voor een ander feit.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend (in verband met de overschrijding van de redelijke termijn gematigd van 3 maanden naar 2 maanden).

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [naam 1] vordert schadevergoeding tot een bedrag van
€ 3.386,50 ter zake van parketnummer 03.057265.20. Deze vordering bestaat uit de navolgende posten:
gouden ketting: € 87,50
leren jas €: 299,00
immateriële schade: € 3.000,00
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij Nationale Politie vordert schadevergoeding tot een bedrag van
€ 1.211,43 ter zake van parketnummer 03.340108.23. Deze vordering bestaat uit de navolgende post: defect scherm € 1.211,43.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot deels toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] . De immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00. De post “leren jas” kan worden toegewezen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, te weten een bedrag van € 1.211,43.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij [naam 1] dient niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Nationale Politie toewijsbaar is als de rechtbank tot een bewezenverklaring van de vernieling komt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [naam 1]
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de benadeelde partij [naam 1] is komen vast te staan dat zij door het hiervoor bewezenverklaarde met parketnummer 03.057265.20 onder feit 1 schade heeft geleden. Voor wat betreft feit 2 van voornoemd parketnummer overweegt de rechtbank als volgt.
De wet regelt in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Op grond van de onderbouwing van de immateriële schade in (de bijlagen bij) het voegingsformulier door [naam 13] , huisarts en [naam 14] , huisarts te Beek is de rechtbank van oordeel dat sprake is van geestelijk letsel waarvoor [naam 1] is verwezen naar een psycholoog in verband met traumaverwerking na de mishandelingen en de bedreiging en dus van een aantasting in de persoon op andere wijze.
Nu de verdachte ter zake van beide feiten tot een straf veroordeeld zal worden, kan de benadeelde partij aldus worden ontvangen in de vordering.
Materiële schade
Nu de in de vordering vermelde (en door de verdediging betwiste) posten “gouden ketting” en “leren jas” onvoldoende zijn onderbouwd, zal de rechtbank de materiële vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Immateriële schade
Gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend, acht de rechtbank een bedrag € 500,00 billijk ter vergoeding van door de benadeelde geleden immateriële schade.
De benadeelde partij vordert de wettelijke rente over de immateriële schade. De wettelijke rente over schade als gevolg van onrechtmatig handelen is verschuldigd vanaf het moment dat de schade is ontstaan. De rechtbank wijst de wettelijke rente over de immateriële schade daarom toe vanaf 24 februari 2020, zijnde de dag dat deze schade volledig is geleden, tot de dag van volledige betaling.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank voorts de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, op de hierna te noemen wijze.
De benadeelde partij Nationale Politie
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 BW, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 03.340108.23 rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag zoals gevorderd van € 1.211,43. Dit bedrag bestaat uit de post “defect scherm”.
Op grond van de onderbouwing van de schade in (de bijlagen bij) het voegingsformulier acht de rechtbank die schade aannemelijk.
De benadeelde partij vordert de wettelijke rente over de materiële schade. Als uitgangspunt geldt dat wettelijke rente over schade als gevolg van onrechtmatig handelen verschuldigd is vanaf het moment dat de schade is ontstaan. De rechtbank wijst de wettelijke rente over de materiële schade – bij gebrek aan een concreet gevorderde ingangsdatum – toe vanaf 23 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

8.1
De procedure
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 24 september 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren en bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 14 juni 2012 tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
De veroordeelde is op 12 januari 2020 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Het strafrestant en de periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend, behelst 1317 dagen.
Op grond van artikel 6:2:13 van het Wetboek van Strafvordering kan de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank heeft op 7 april 2020 de vordering van de officier van justitie tot gedeeltelijk herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling, namelijk voor de periode van 120 dagen, gedeeltelijk toegewezen voor de duur van 60 dagen. Het overige van de vordering heeft de rechtbank afgewezen.
Nadat de veroordeelde als verdachte werd aangemerkt van de feiten onder parketnummer 03-057265-20, heeft de officier van justitie op 18 november 2021 een schriftelijke vordering ingediend tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten 365 dagen, op grond van het overtreden van de algemene voorwaarde.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging en gerekwireerd tot volledige toewijzing van de vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit op grond van de door hem bepleite vrijspraak en het tijdsverloop.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het verloop van de procedure – als hierboven onder 8.1 beschreven – is de rechtbank van oordeel dat de gepleegde bedreiging en mishandeling plaatsvonden binnen de proefperiode van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte.
Door op 27 januari 2020 (bedreiging) en in de periode 12 januari 2020 tot en met 24 februari 2020 (mishandeling) strafbare feiten te plegen, heeft de veroordeelde de algemene voorwaarde, namelijk geen strafbare feiten plegen, niet nageleefd. De rechtbank overweegt in dit verband dat de veroordeelde een omvangrijk strafblad heeft (13 pagina’s) en dat mocht worden verwacht dat hij ervan doordrongen was welke negatieve gevolgen een gevangenisstraf op zijn persoonlijk leven zou hebben. Hij had immers al een langdurige gevangenisstraf ondergaan voordat hij voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld. Een en ander heeft de veroordeelde er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen enkele reden om niet tot, in elk geval gedeeltelijke, toewijzing van de vordering te beslissen. Gelet op het tijdsverloop zal de rechtbank de last tot tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling nog niet ten uitvoer werd gelegd, beperken tot een periode van één maand.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Benadeelde partij [naam 1] :
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 1] , van een bedrag van € 500,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst de vordering voor het overige (materiële schade) af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 1] , van een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Benadeelde partij Politie Limburg:

- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, Politie Limburg, van een bedrag van
€ 1.211,43, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 23 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van Politie Limburg, van een bedrag van € 1.211,43, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 23 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Ten aanzien van de vordering tot herroeping VI
  • wijst de vordering gedeeltelijk toe;
  • gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten voor de duur van 30 dagen moet worden ondergaan;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. C.J.M. Brands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Maillé, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2024.
Buiten staat
Mr. M.B.T.G. Steeghs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03.057265.20
Feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 april 2019 tot en met 24 februari 2020 te Beek en/of Geleen, althans in Nederland,
[naam 1] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal te slaan en/of te schoppen en/of aan haar haren te trekken en/of haar keel dicht te knijpen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 27 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland,
[naam 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 1] via what's app dreigend de woorden toe te voegen
" Vies vuile kk hoer, waar ben jij ik was bij jou waar ben je vieze snol waar is die foto gemaakt vuile bitch als ik ergens achter kom wholah ik maak je dood en/of Doood!!! en/of Waar ben je ik maak je af en/of Vuile hoer morgen ben ik bij je whollah ik maak je dood als je op stap bent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 03.340108.23
hij op of omstreeks 23 december 2023 te Heerlen
opzettelijk en wederrechtelijk een televisiestandaard en/of een houten banke en/of een telefoon en/of een glazen deur en/of een prullenbak en/of een beeldscherm, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Eenheid Limburg, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Zuid-West-Limburg proces-verbaalnummer 2020017028 - 2020029872, gesloten d.d. 4 februari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 130.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 3 februari 2020, p. 23.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 februari 2020, p. 76.
4.Medische verklaring van [naam 3] (Huisartsenpraktijk [naam 4] ) d.d. 26 februari 2020, p. 83.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] d.d. 20 februari 2020, p. 48.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] d.d. 27 februari 2020, p. 55.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 3 maart 2020, p. 109.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 maart 2020, p. 116.
9.Proces-verbaal van verdenking d.d. 13 februari 2020, p. 93.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 18.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 februari 2020, p. 26.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 maart 2020, p. 116.
13.Bijlage 1 bij Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 maart 2020, p. 123.
14.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie registratienummer: 2431-2023202331, gesloten d.d. 30 december 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 31.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2023, p. 16.
16.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 december 2023, p. 19.
17.Procesverbaal van aangifte d.d. 23 december 2023, p. 22.