ECLI:NL:RBLIM:2024:7694

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
C/03/320030 / HA ZA 23-298
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot aanpassing of verwijdering van krantenartikel en rectificatie afgewezen

In deze zaak vordert eiser, aangeduid als [eiser], dat de rechtbank MEDIAHUIS LIMBURG B.V., hierna te noemen De Limburger, gelast om een rectificatie te plaatsen in verband met een artikel dat op 13 mei 2023 is gepubliceerd. Dit artikel bevatte een passage waarin [eiser] werd aangeduid met de bijnaam 'de Vingerknipper', wat verband houdt met een incident uit 2010. [eiser] stelt dat deze bijnaam onjuist en diffamerend is, aangezien hij in twee gerechtelijke instanties is vrijgesproken van het feit waar deze bijnaam op gebaseerd is. De Limburger voert verweer en stelt dat het gebruik van de bijnaam wijdverbreid is en dat de publicatie geen feitelijke onjuistheden bevat. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van De Limburger. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af, omdat de publicatie niet onrechtmatig is en de bijnaam in de media algemeen bekend is. Tevens wordt [eiser] veroordeeld in de proceskosten van De Limburger, die op € 4.243,00 worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/320030 / HA ZA 23-298
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. Y. Moszkowicz,
tegen
MEDIAHUIS LIMBURG B.V.,
te Maastricht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Limburger,
advocaat: mr. Ch.E. Koster.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 4 oktober 2023,
- de nagekomen producties 14 tot en met 18 van De Limburger,
  • de brief waarin is bepaald dat de mondelinge behandeling op 25 juni 2024 zal worden gehouden,
  • de correspondentie per e-mail tussen de griffier van de rechtbank en partijen over - kort gezegd - de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 juni 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is door een Belgische rechtbank in een uitspraak van 23 januari 2015, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens diefstal met geweldpleging met meer personen. [eiser] is in dezelfde uitspraak vrijgesproken van, kort gezegd, het opzettelijk toebrengen van verwondingen in de vorm van het afknippen van de linkerpink (productie 2a dagvaarding). Het vonnis van de rechtbank is in een arrest van 31 maart 2016 (op deze punten) bekrachtigd door het Hof van beroep Antwerpen (productie 2b dagvaarding).
2.2.
[eiser] is in maart 2020 in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar voor diefstal met geweld in bendeverband, afpersing met wapens en onwettige vrijheidsberoving met doodsbedreiging.
2.3.
[eiser] was voortvluchtig en werd internationaal opgespoord. In dat kader heeft hij enige tijd op de zogenoemde ‘Most Wanted’ lijst van Europol gestaan. [eiser] werd in februari 2022 opgepakt in Zwitserland. Hij werd vervolgens in oktober 2022 uitgeleverd aan België.
2.4.
Op zaterdag 13 mei 2023 heeft De Limburger in het door haar uitgegeven dagblad, zowel in de papieren editie als op de website, een artikel gepubliceerd met als kop: ‘
Pillenprins uit Brunssum spil in internationale drugsproductie
Dit artikel gaat met name over de kennelijk van betrokkenheid bij drugshandel verdachte Connor S. Het artikel meldt dat Connor S. een getuige zou zijn in de strafzaak tegen Peter S. van wie [eiser] een voormalige schoonzoon zou zijn.
In het artikel is verder, onder meer, de hierna volgende passage opgenomen (hierna: de passage).
Linker pink
[eiser] kent meerdere bijnamen, maar ‘de Vingerknipper’ is met afstand de meest
beklijvende. Die zou hij te danken hebben aan een incident op 18 augustus 2010. Een
man die een belastende verklaring over [eiser] heeft afgelegd in een drugszaak wordt
dan in het Belgische Overpelt in een auto getrokken, naar een bos in Bergejjk gereden, daar in elkaar geslagen en tegen de grond gewerkt. Vervolgens Zou [eiser] de linkerpink van de man met een snoeischaar hebben afgeknipt. Zelf ontkent de Lommelnaar dit overigens. Hij is er ook niet voor veroordeeld.
In het artikel staat, onder meer, als streamer (oftewel vetgedrukt en apart geplaatst citaat uit het artikel):
[eiser] kent
meerdere bijnamen,
maar ‘de
Vingerknipper’ is met
afstand de meest
beklijvende.
Onder het artikel wordt het volgende vermeld:
‘De naam van [eiser] schrijven we voluit, omdat zijn naam geruime tijd op de Nationale Opsporingslijst in België heeft gestaan en zijn identiteit daarmee breed bekend is.’
2.5.
Tussen partijen is overleg gevoerd over het plaatsen van een aanvullend artikel en/of rectificatie, maar zij zijn het daarover niet eens geworden.
2.6.
[eiser] was ten tijde van de mondelinge behandeling nog gedetineerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De Limburger te gelasten de passage uit de interneteditie van het artikel te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel een in goede justitie te bepalen deel daarvan;
De Limburger te gelasten iedere referentie aan De Vingerknipper artikel te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel een in goede justitie te bepalen deel daarvan;
De Limburger te verbieden in toekomstige publicaties de volledige naam van [eiser] te vermelden;
De Limburger te gelasten om binnen 5 dagen na betekening van het te wijzen vonnis een rectificatie te plaatsen, en gedurende vier weken geplaatst te houden op de landingspagina van https://www.limburger.nl/ in tenminste 12 punts lettertype en zwart omlijnd met de navolgende inhoud:
“RECTIFICATIE
In ons dagblad en op onze website is op 13 mei 2023 een artikel geplaatst met als titel “Pillenprins uit Brunssum spil in internationale drugsproductie”. Dit artikel bevat de suggestie dat [eiser] in 2010 de vinger van een man zou hebben afgeknipt. Deze suggestie is onjuist. De heer [eiser] is in twee gerechtelijke instanties vrijgesproken van dit feit.
Althans een tekst van door de rechtbank in goede justitie te bepalen bewoordingen, op een door de rechtbank te bepalen wijze;
5. De Limburger te gelasten om binnen 5 dagen na betekening van het te wijzen vonnis een rectificatie te plaatsen op de voorpagina van de fysieke variant van dagblad De Limburger: in tenminste 12 punts lettertype en zwart omlijnd met de navolgende inhoud: “RECTIFICATIE
In ons dagblad is op 13 mei 2023 een artikel geplaatst met als titel“Pillenprins uit
Brunssum spil in internationale drugsproductie”. Dit artikel bevat de suggestie dat [eiser] in 2010 de vinger van een man zou hebben afgeknipt. Deze suggestie is onjuist. De heer [eiser] is, op verzoek van het Openbaar Ministerie, in twee gerechtelijke instanties vrijgesproken van dit feit.
Althans een tekst van door de rechtbank in goede justitie te bepalen bewoordingen, op een door de rechtbank te bepalen plek in een door de rechtbank te bepalen publicatie;
6. Aan het gevorderde onder 1 t/m 5 een dwangsom te verbinden van € 2.000,00 per dag dat De Limburger daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000.000,00, althans een zodanige voorziening te treffen zoals de rechtbank in goede justitie mag vermenen te behoren;
7. De Limburger te veroordelen om aan [eiser] een voorschot te betalen ter zake immateriële schade een bedrag van € 10.000,00 met wettelijke rente vanaf 13 mei 2023, althans een zodanig bedrag met wettelijke rente vanaf een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
8. De Limburger te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De Limburger voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert, kort samengevat, verwijdering van de passage uit het artikel van de interneteditie van de krant, en rectificatie van dat artikel op de landingspagina van de website van de krant, alsmede rectificatie van het artikel op de voorpagina van het fysieke dagblad (vordering 1, 4 en 5). [eiser] vordert, zoals ter mondelinge behandeling is verduidelijkt, verder verwijdering van iedere referentie naar de bijnaam ‘de vingerknipper’ in het artikel en een verbod op het gebruik van de volledige naam van [eiser] in toekomstige publicaties (respectievelijk vordering 2 en 3).
Het onder 1, 2, 4 en 5 gevorderde (verwijderen passage/verwijderen referentie naar ‘de vingerknipper’ / rectificeren artikel)
4.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat sprake is van een onrechtmatige daad, en meer in het bijzonder (wat de rectificatie betreft) een onrechtmatige publicatie in de zin van art. 6:167 lid 1 (althans lid 2) BW. Wat hij ter onderbouwing daarvan stelt, zal hierna worden besproken. Voor zover nodig zal daarbij ook worden ingegaan op het verweer van De Limburger.
4.3.1.
[eiser] stelt in de dagvaarding allereerst dat de in de passage gebruikte bijnaam ‘de vingerknipper’ niet feitelijk juist is, althans onjuist is in zijn onvolledigheid en daarmee diffamerend. [eiser] doelt er wat de onvolledigheid betreft op dat uit het artikel onvoldoende blijkt dat hij is vrijgesproken van het feit waar die bijnaam op gebaseerd is: het afknippen van een pink bij iemand. Dat hij voor dit (hem in België ten laste gelegde) feit in twee instanties is vrijgesproken, blijkt volgens [eiser] niet, althans onvoldoende, uit de in geding zijnde passage. In de passage staat namelijk dat [eiser] voor dit feit – het afknippen van een pink bij iemand – niet is veroordeeld, maar dit is aldus [eiser] te ongenuanceerd. Dit laat teveel ruimte voor de mogelijkheid dat het feit niet op zijn merites, zoals het geval is, is beoordeeld, maar dat het uitblijven van een veroordeling, bijvoorbeeld, het gevolg is van vormfouten en dat de verdenking om die reden terecht was.
De Limburger heeft er in de conclusie van antwoord op gewezen dat het gebruik van de bijnaam in relatie tot [eiser] wijdverbreid is en verwijst in dat verband naar een grote hoeveelheid aan artikelen uit andere media waarin deze bijnaam wordt gebruikt. De Limburger betwist ook dat de passage feitelijke onjuistheden bevat, waartoe zij aanvoert dat er in is opgenomen dat [eiser] betrokkenheid bij het vingerknippen ontkent en dat hij er niet voor is veroordeeld.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aanvullend gesteld dat het onjuist is dat hij de bijnaam heeft, in welk kader hij aanvoert dat er slechts sprake van is dat de verschillende media het gebruik van benaming van elkaar overnemen.
4.3.2
Op basis van de door De Limburger in het geding gebrachte publicaties van
verschillende media, in verschillende landen, is voldoende vast komen te staan dat de bijnaam ‘De vingerknipper’, op enig moment heeft postgevat en vervolgens aan [eiser] is blijven kleven, ondanks de vrijspraak die in twee instanties volgde. [eiser] spreekt in de dagvaarding onder randnummer 10 zelf ook over ‘een niet aflatende stroom publicaties’ waarin hij als vingerknipper wordt neergezet. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het vermelden dat [eiser] deze bijnaam heeft - die, aantoonbaar, herhaaldelijk in brede kring door andere media wordt gebruikt - als feitelijk onjuist, moet worden aangemerkt.
Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat De Limburger in het artikel heeft beweerd dat hij zich wel aan de betreffende handeling heeft schuldig gemaakt, kan hij daarin niet worden gevolgd. Dat staat er eenvoudigweg niet. Ook heeft De Limburger niet die suggestie gewekt. In het artikel wordt immers vermeld dat [eiser] nooit voor het feit waar de bijnaam op is gebaseerd is veroordeeld en dat hij betrokkenheid ontkent. Daar doet niet aan af dat niet is vermeld dat [eiser] is vrijgesproken. De rechtbank begrijpt dat en waarom [eiser] liever zou hebben dat de vrijspraak expliciet in het artikel zou zijn vermeld, maar dat is geen reden om te concluderen dat De Limburger met de publicatie, die op dit punt geen feitelijke onjuistheden bevat, verwijtbaar heeft gehandeld. De Limburger kan bovendien niet worden tegengeworpen dat sommige lezers zich mogelijk zullen beperken tot het lezen van de streamer en dat hen daardoor de nuances in de tekst van het artikel zullen ontgaan.
4.4.
Naar aanleiding van de stelling van [eiser] dat de beeldvorming rondom hem, in de hand gewerkt door zijn bijnaam, er (bijvoorbeeld) toe heeft geleid dat hij in het zwaarste detentieregime is geplaatst, kan het volgende worden opgemerkt. Hoewel valt in te zien dat het gebruik van de bijnaam ‘de vingerknipper’, een negatieve invloed kan hebben op hoe hij (door het brede publiek) wordt waargenomen, en hij dit als onprettig zal ervaren, maakt dit enkele feit nog niet dat het gebruik van die bijnaam door De Limburger, in deze concrete situatie, jegens hem verwijtbaar is. Temeer nu vast is komen te staan dat de bijnaam in breed verband door de media wordt gebruikt en de bekendheid van het grote publiek met zijn connectie met deze bijnaam dus niet alleen aan dit concrete artikel van De Limburger toe te schrijven is. Daarom kan in het midden blijven of er een verband is tussen het detentieregime en de (beeldvorming door) de bijnaam. [eiser] heeft in dit kader nog aangevoerd dat er is gehandeld in strijd met de onschuldpresumptie, maar die redenering is gebaseerd op de stelling dat De Limburger heeft beweerd of gesuggereerd dat [eiser] schuldig is (geweest) aan het vingerknippen. Zoals hiervoor al is overwogen, is dat niet het geval.
4.5.1.
[eiser] heeft - niet in de dagvaarding maar tijdens de mondelinge behandeling - erop gewezen dat De Limburger in de conclusie van antwoord heeft vermeld dat in de strafzaak betreffende het vingerknippen een belastende verklaring is afgelegd met de strekking dat [eiser] degene was die het feit - het afknippen van de linkerpink met een snoeischaar - heeft begaan. Ook in zoverre is aldus [eiser] sprake van een onrechtmatige publicatie.
4.5.2.
Aangezien het onderwerp van deze procedure het door De Limburger gepubliceerde artikel is - en, logischerwijs, niet de inhoud van de conclusie van antwoord - gaat het erom wat er in het artikel te lezen is over een belastende verklaring. Het artikel vermeldt dat door een man ‘
in een drugszaak’ een belastende verklaring over [eiser] is afgelegd, waarna kennelijk de pink van deze man is afgeknipt en dat [eiser] daarvan verdacht werd maar er niet voor is veroordeeld. In het artikel staat dus niet dat er een getuige is geweest die een belastende verklaring over het vingerknippen heeft afgelegd. Wat er ook zij van hetgeen De Limburger hierover opmerkt in de conclusie van antwoord, kan de slotsom van de daarover gevoerde discussie dus niet zijn dat de publicatie van het artikel onrechtmatig was.
4.6.
[eiser] doet, tot slot, ook een beroep op het zogenoemde recht op vergetelheid.
Indien [eiser] daarbij doelt op het recht op gegevenswissing als bedoeld in artikel 17 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), kan dat beroep niet slagen nu op grond van artikel 85 lid 1 en 2 AVG en artikel 43 Uitvoeringswet AVG het recht op vergetelheid niet geldt voor verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden. Dat De Limburger zijn gegevens om andere doeleinden heeft verwerkt, heeft [eiser] niet gemotiveerd gesteld.
Voor het geval [eiser] bedoelt te stellen dat het (ongewijzigd) handhaven van de publicatie in het digitale, en daarmee vrij doorzoekbare, archief van dagblad De Limburger een ongeoorloofde inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer als bedoel in artikel 8 EVRM oplevert, overweegt de rechtbank het volgende. Uit EHRM 4 juli 2023
(ECLI:CE:ECHR:2023:0704JUD005729216, Hurbain/België) volgt dat een vordering tot het verwijderen of aanpassen van een op zichzelf niet onrechtmatige publicatie op deze basis slechts aan de orde kan zijn als daarvoor zwaarwegende redenen zijn, gelet op de noodzaak om de integriteit van persarchieven te bewaren. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met de volgende criteria: (i) de aard van de gearchiveerde informatie; (ii) de tijd die is verstreken sinds de gebeurtenissen en sinds de eerste en online publicatie; (iii) het hedendaagse belang van de informatie; (iv) of de persoon die aanspraak maakt op het recht om vergeten te worden, algemeen bekend is en zijn of haar gedrag sinds de gebeurtenissen; (v) de negatieve gevolgen van de voortdurende beschikbaarheid van de informatie online; (vi) de mate van toegankelijkheid van de informatie in de digitale archieven; en (vii) de gevolgen van de maatregel voor de vrijheid van meningsuiting en meer in het bijzonder voor de persvrijheid.
Aangezien [eiser] zijn argumenten op een hoop heeft gegooid, is niet duidelijk aan de hand van welke stellingen hij (mogelijk) beargumenteert dat verwijdering of aanpassen van het artikel om deze reden aan de orde zou zijn. Gegeven het feit dat:
- vastgesteld is dat het artikel - voor zover [eiser] er bezwaar tegen heeft - geen beschuldiging of verwijzing naar een veroordeling bevat,
- als niet weersproken vaststaat dat de verwijzing naar de bijnaam ook in andere artikelen en andere media is opgenomen,
- [eiser] vanwege de (verdenking van) betrokkenheid bij criminele activiteiten ook anderszins bekendheid geniet,
is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van een situatie waarin, bij uitzondering, het aanpassen van het persarchief aangewezen is.
4.7.
Van onrechtmatig handelen van de zijde van De Limburger door het gebruik van de bijnaam ‘De vingerknipper’, en de wijze waarop die bijnaam is ingekleed, is gelet op het voorgaande, geen sprake. Aan De Limburger kan immers geen verwijt worden gemaakt van haar handelen bij het publiceren van het artikel. Aan een belangenafweging, waarbij de grondrechten persvrijheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen elkaar worden afgezet, wordt niet toegekomen. De vorderingen stranden immers al, omdat geen sprake is van het schenden van een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm dan wel journalistieke normen, als gevolg van het publiceren van feitelijk onjuiste, dan wel onvolledige, gegevens, zoals door [eiser] (in randnummer 18 van de dagvaarding) wordt gesteld. Nu geen sprake is van een (in de zin van art. 6:162 BW) onrechtmatige publicatie, kan reeds daarom door [eiser] geen succesvol beroep worden gedaan op art. 6:167 lid 1 BW. [eiser] kan evenmin een succesvol beroep doen op het tweede lid van art. 6:167 BW, nu de daarin beschreven situatie thans niet aan de orde is. Zoals reeds volgt uit hetgeen hierboven reeds is geoordeeld, is geen sprake van onjuiste of door onvolledigheid misleidende gegevens van feitelijke aard.
4.8.
De onder 1 gevorderde verwijdering van de passage weergegeven onder rov. 2.4., alsmede de onder 2 gevorderde verwijdering van iedere referentie naar ‘De vingerknipper’ zullen, gelet op al het hiervoor overwogene, worden afgewezen. De onder 4 en 5 gevorderde rectificatie op de landingspagina van de website en de voorpagina van de papieren versie van de krant, zullen eveneens worden afgewezen.
Het verbod op het gebruik van de volledige naam (het onder 3 gevorderde)
4.9.
[eiser] vordert, kennelijk onder verwijzing naar artikel 19 van de Code voor de Journalistiek van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, een verbod van De Limburger om in toekomstige publicaties de volledige naam van [eiser] te vermelden. Het in de toekomst niet mogen gebruiken van de volledige naam zou aldus De Limburger neerkomen op censuur vooraf en als zodanig leiden tot een ongeoorloofde inperking van de persvrijheid. De pers heeft een ‘public watchdog’ functie en het publiek heeft er ook belang bij om te worden voorgelicht over één van de meest gezochte criminelen van België, aldus De Limburger.
4.10.
Het onder 3 gevorderde zal worden afgewezen. Weliswaar is het in Nederland gangbaar dat binnen de journalistiek zo veel mogelijk wordt volstaan met het gebruik van de initialen van verdachten dan wel veroordeelden, maar dit leidt uitzondering indien het niet vermelden van de volledige naam, wegens de algemene bekendheid van die naam, geen doel dient, zo blijkt uit de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek. En juist dit is nu aan de orde. Door het verschijnen van vele artikelen over hem in de media, die zagen op verschillende strafzaken en vermeende connecties binnen het drugscircuit, ook internationaal, waarin zijn volledige naam regelmatig werd vermeld, mag [eiser] bij een breed publiek bekend worden verondersteld. [eiser] stond bovendien op de nationale opsporingslijst in België en op de zogenaamde ‘Most Wanted’ lijst van Europol. De Code voor de journalistiek van de Nederlandse Vereniging van Journalisten hanteert een vergelijkbaar criterium voor het bepalen of afwijken van de initialenregel gerechtvaardigd is. Van een situatie waarin het door [eiser] aangehaalde artikel 19 van de Code voor de Journalistiek bescherming beoogt te bieden, is in dit geval geen sprake. Van onevenredig nadeel voor [eiser] door de vermelding van zijn volledige naam in het artikel was immers, gelet op het voorgaande, geen sprake. Er was dan ook, uitgaande van de normen die binnen de journalistiek gelden, geen aanleiding om [eiser] te ontzien door zijn identiteit niet kenbaar te maken. De Limburger heeft derhalve gehandeld conform de binnen de journalistiek afgesproken normen. [eiser] kan daarom niet worden gevolgd in zijn stelling dat De Limburger daarmee in strijd heeft gehandeld, alsook dat er aanleiding is te veronderstellen dat zij daarmee in strijd zal handelen in de toekomst. In het midden kan blijven of - in dit geval - het niet conform deze regels handelen (zonder meer) onrechtmatig zou zijn.
De dwangsom (het onder 6 gevorderde)
4.11.
Nu de vorderingen 1 tot en met 5 voor afwijzing gereed liggen, is de gevorderde dwangsom evenmin toewijsbaar.
Het onder 7 gevorderde voorschot ter zake van immateriële schade
4.12.
Nu hiervoor reeds is overwogen dat van onrechtmatig handelen van de zijde van De Limburger geen sprake is, kan er ook geen sprake zijn van als gevolg van onrechtmatig handelen geleden schade. Het (uiterst summier onderbouwde) onder 7 gevorderde zal (reeds) daarom worden afgewezen.
De proceskosten
4.13.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van De Limburger worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.243,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 4.243,00, te betalen aan De Limburger binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
cb