ECLI:NL:RBLIM:2024:7684

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 4215
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor jeugdzorgactiviteiten

Op 24 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen een door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas opgelegde last onder dwangsom. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de verzoekers onvoldoende spoedeisend belang hebben aangetoond. Verzoekers, die dagbesteding voor kinderen met een specifieke zorgvraag aanbieden vanuit hun woning, hebben tot maart 2025 een alternatieve locatie gevonden om hun activiteiten voort te zetten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de wens van verzoekers om terug te keren naar hun oude locatie niet voldoende was om een spoedeisend belang aan te nemen. Bovendien heeft verweerder aangegeven dat er ruim voor maart 2025 een beslissing op het bezwaarschrift van verzoekers zal worden genomen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat verzoekers geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4215

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

24 oktober 2024 in de zaak tussen
[naam] en [naam], wonende te [woonplaats] , gemeente [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. Q.L.A. Kuijpers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigden: mrs. T.M. Stinges en J.L.S. van der Velden).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam], gevestigd aan de [adres] te [plaats] , gemeente [plaats] .
(gemachtigde: mr. P.M.E.P.J. Joosten)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers hangende bezwaar tegen de door het college opgelegde last onder dwangsom.
1.1.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben als partij deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigden van het college, de gemachtigde van de derde-partij en
[naam] namens de derde-partij.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder ‘overwegingen’.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Verzoekers krijgen ook geen vergoeding van hun griffierecht of proceskosten.

Overwegingen

Wat ging aan deze zaak vooraf?
2. Verzoekers zijn woonachtig aan de [adres] te [plaats] (de locatie). Zij bieden ten behoeve van jeugdzorg dagbesteding aan vanuit hun woning aan kinderen met een specifieke zorgvraag. Naar aanleiding van een ontvangen klacht op 22 januari 2024 heeft de gemeente op 5 maart 2024 een controle uitgevoerd op de locatie. Tijdens deze controle is gebleken dat er op de locatie illegale bedrijfsactiviteiten plaatsvonden. De oorspronkelijke woning (het bestaande gedeelte) was in gebruik genomen ten behoeve van jeugdzorg in de vorm van dagbesteding. Ook werd buiten de dagbesteding om in de weekenden de mogelijkheid geboden voor kinderen om te blijven logeren in het kader van de zorg.
2.1.
Volgens het bestemmingsplan “Buitengebied Peel en Maas”
(het bestemmingsplan), dat (tijdelijk) onderdeel uitmaakt van het Omgevingsplan gemeente Peel en Maas, rust op de locatie de bestemming “Wonen” en is het gebruik van de oorspronkelijke woning ten behoeve van dagbesteding in strijd met het bestemmingsplan.
Dit levert een overtreding op van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Verweerder heeft verzoekers daarop bij besluit van 12 augustus 2024 een last onder dwangsom opgelegd om deze overtreding uiterlijk binnen acht weken, na verzenddatum van dit besluit, te beëindigen en beëindigd te houden.
Is er sprake van spoedeisend belang?
3. Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de opgelegde last onder dwangsom, dient hij eerst te beoordelen of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Een van deze voorwaarden is dat er sprake moet zijn van “onverwijlde spoed”. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
3.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van spoedeisend belang. Hij licht dit als volgt toe.
3.2.
Gebleken is dat verzoekers (in ieder geval) tot maart 2025 een alternatieve locatie hebben gevonden, te weten camping [naam] te [plaats] , waar zij de dagbesteding kunnen voortzetten. Ter zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij daar al sinds 7 oktober 2024 hun bedrijfsactiviteiten voortzetten. Niet gebleken is dat deze alternatieve locatie niet toereikend is om de bedrijfsactiviteiten voort te kunnen blijven zetten tot maart 2025. De voorzieningenrechter begrijpt de wens van verzoekers om terug te keren naar de oude locatie, de [adres] , maar hij acht dit op zichzelf onvoldoende om hierin een spoedeisend belang aan te nemen. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat verweerder heeft aangegeven dat ruim vóór maart 2025 een beslissing zal worden genomen op het bezwaarschrift van verzoekers. Verweerder is hiertoe ook verplicht op grond van de beslistermijnen in de Awb. Ter zitting heeft verweerder de verwachting uitgesproken dat nog dit jaar beslist zal worden op het bezwaarschrift.
3.3.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Voor een vergoeding van het griffierecht en een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.4.
De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024 door
mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, waarvan door de griffier
mr. D.S.A.W. Raes, is opgemaakt dit proces-verbaal.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 28 oktober 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.