In deze zaak heeft Floryn Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden, bestaande uit een vennoot en twee vennoten van gedaagde sub 1, die in België wonen. De vordering betreft een geldlening van € 25.000,00 die Floryn aan gedaagde sub 1 heeft verstrekt, met de verplichting om wekelijks 1% van het geleende bedrag terug te betalen. Gedaagde sub 1 heeft deze betalingsverplichting niet nagekomen, wat heeft geleid tot een sommaties en uiteindelijk conservatoir beslag door Floryn. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2024 zijn gedaagden niet verschenen.
Floryn vordert een hoofdsom van € 23.428,27, inclusief rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Floryn niet wordt betwist door gedaagden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering moet worden toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten door gedaagden moeten worden vergoed. De beslissing is genomen met inachtneming van de toepasselijkheid van het Nederlands recht en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, gezien de woonplaats van de vennoten.
Het vonnis is uitgesproken op 23 oktober 2024 door de kantonrechter P.H.M. Kuster, waarbij gedaagden hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.