ECLI:NL:RBLIM:2024:7387

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
ROE 22/2397
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake ongeldigverklaring rijbewijs na niet meewerken aan onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen omdat hij niet had meegewerkt aan een bloedonderzoek. In zijn beroep verzocht hij om een kans om het onderzoek alsnog te laten uitvoeren, wat hem inmiddels was geboden. De rechtbank heeft op 21 oktober 2024 geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat hij de kans heeft gekregen om het onderzoek te laten doen en dit ook heeft gedaan. Eiser is niet verschenen ter zitting en heeft niet aangetoond dat hij nog belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn zaak. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door rechter D.D. Kock, in aanwezigheid van griffier B.A.E.I. van Hooff, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22/2397

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 7 oktober 2022.
1.1.
Het CBR heeft met het besluit van 6 september 2022 bepaald dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft. Met de beslissing op bezwaar heeft het CBR het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard. Ook heeft het CBR met de beslissing op bezwaar aangegeven dat het besluit van 6 september 2022 ambtshalve zal worden herroepen en dat eiser opnieuw in de gelegenheid wordt gesteld om bloedonderzoeken te overleggen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het CBR deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser nog procesbelang?
3. De rechtbank moet altijd nagaan of het beroep aan de voorwaarden voldoet. Als dat niet het geval is, dan is het beroep niet-ontvankelijk en komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Een van die voorwaarden is dat de persoon die beroep instelt een belang moet hebben bij de uitkomst van de procedure. Dat wordt ook wel procesbelang genoemd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.1.
Nadat het CBR het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond heeft verklaard, heeft zij ook (in dezelfde beslissing op bezwaar) het onderliggende besluit van 6 september 2022 ambtshalve ingetrokken en eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld om bloedonderzoeken te overleggen. Op een later moment (eerst op 14 december 2022, ingetrokken op 27 december 2022 en later op 17 januari 2023) heeft het CBR, na het uiteindelijk overleggen van de bloedonderzoeken, een nieuw (primair) besluit genomen.
3.2.
Uit de beroepsgronden leidt de rechtbank – kort gezegd – af dat eiser het niet oneens is met de ongeldigverklaring, maar dat hij graag nog een kans wil om het onderzoek te laten doen zodat hij daarmee zijn rijbewijs terug kan krijgen.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat hetgeen eiser met deze procedure wil bereiken, hij al heeft bereikt. Aan hem is immers al de kans geboden om opnieuw onderzoek te laten doen en de resultaten daarvan te overleggen. Eiser heeft dat ook gedaan. De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Daarbij merkt zij op dat eiser, zonder afmelding, niet is verschenen ter zitting en dat hij de rechtbank anderszins ook niet duidelijk heeft gemaakt waar zijn procesbelang nog uit zou bestaan.
3.4.
Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 21 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.