Uitspraak
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
naar verwachting niet, of niet langeraan de bepaalde voorschriften, als benoemd in artikel 1.49, derde lid, van de Wko is voldaan. Indien
naar verwachtingdaar niet (meer) aan wordt voldaan, kan het college al over gaan tot een (tijdelijk) exploitatieverbod.
naar verwachting niet, of niet langeren de sluiting daarmee dus gerechtvaardigd is. Zij benadrukt daarbij dat de melding concreet en omvattend is, en het belang van de veiligheid van de kinderen zodanig groot is, temeer nu die kinderen (in de leeftijd van 0 tot 4 jaar) veelal niet over de mogelijkheid beschikken om zelf uit te drukken wat er gebeurt in de gastouderopvang. Zij deelt daarbij het standpunt van eiseres niet dat het college zelf nader onderzoek had moeten doen naar de juistheid van die melding, nu het verbod is opgelegd terwijl er een strafrechtelijk onderzoek loopt. In zoverre is de rechtbank het met het college eens dat het niet op de weg van het college ligt om een strafrechtelijk onderzoek, dat op hetzelfde gericht is, daarmee te doorkruisen. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de Afdeling [2] van 26 april 2016 [3] kan gelet daarop niet slagen omdat er in de onderhavige zaak – anders dan in de door eiseres aangehaalde uitspraak – strafrechtelijk onderzoek is gestart door het OM en naar het oordeel van de rechtbank het college dit niet moet doorkruisen met een eigen onderzoek. Uit de uiteindelijke melding van de politie dat het onderzoek wordt stilgelegd blijkt ook niet dat de meldingen onwaar zijn, maar slechts dat er geen concrete bevestigingen zijn geweest voor de beschuldigingen. Bovendien is de zaak niet door het OM geseponeerd, maar stilgelegd. De bewijslast in het strafrecht ligt anders dan in het bestuursrecht. Dat maakt, zoals eiseres terecht ter zitting heeft aangegeven, dat de beschuldigen strafrechtelijk niet zijn bewezen, maar dat neemt niet weg dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat (conform de bestuursrechtelijke beoordeling) eiseres naar verwachting niet, of niet langer aan de criteria voldeed en dat die verwachting niet onterecht was.