Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- verzoekster, in aanwezigheid van haar zus
- de heer [naam schuldhulpverlener 1] en de heer [naam schuldhulpverlener 2] , schuldhulpverleners namens de gemeente Venray.
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De beoordeling
de Gemeente Venray als schuldhulpverlener.
medewerkers van schuldhulpverlening van de Gemeenteter zitting verschenen – die de rechtbank overigens adequaat konden informeren waar het steeds ging om vragen op hun “schuldhulpverleningsgebied” - maar niemand om de Gemeente
als weigerende schuldeiserte vertegenwoordigen. Ook heeft
de Gemeente als schuldeiserdus geen schriftelijk verweer ingediend.
de Gemeente als schuldhulpverlener- liet op voorhand veel vragen open over aard, omvang, ouderdom en aflossing van die grote schuld van bijna € 90.000,00. Klopte die berekening wel? Hoe was de oorspronkelijke vordering berekend en wanneer? Welk onderzoek was daarvoor verricht, wie had wát verklaard, wat was de uitkomst van het onderzoek? Kon met de uitkomst van zulk soort onderzoek het verweer van verzoekster dat het slechts te maken had met het feit dat een man illegaal zes maanden bij haar had ingewoond in 2005 of 2006, worden weerlegd? En hoe kon er nog € 90.000,00 openstaan als schuld terwijl verzoekster via beslaglegging al ruim € 20.000,00 had betaald aan
de Gemeente als schuldeiser?
de Gemeente als schuldeiserdus niet verscheen ter zitting om al die vragen te beantwoorden en/of die verweren te weerleggen, bij voorkeur met schriftelijke bewijsstukken.
de Gemeente als schuldeiseraan
de Gemeente als schuldhulpverlenerberichtte dat ze niet akkoord ging met het voorstel, onder verwijzing naar een mondeling gemaakte afspraak met verzoekster over de helft van een transitievergoeding en vakantiegeld waarmee verzoekster haar andere schulden zou voldoen - welke afspraak ze niet zou zijn nagekomen - en onder verwijzing naar haar eigen beleid dat minstens betaling van 50% van de fraudeschuld moest worden aangeboden, wilde ze akkoord gaan.
de Gemeente als schuldeiserwel redelijkerwijs mocht veronderstellen dat verzoekster die afspraak over de helft van de transitievergoeding en het vakantiegeld zo had begrepen als de ambtenaar meende. Een schriftelijk bewijs van de afspraak ontbrak. Omdat
de Gemeente als schuldeiserdus niet ter zitting was, kon de rechtbank hier verder ook niet naar vragen en ook daar dus verder geen duidelijkheid over verkrijgen.
de Gemeente als schuldeisertijdens de mondelinge behandeling, de afwezigheid van een schriftelijk verweer, het gebrek aan informatie en aan bewijsstukken ter onderbouwing van aard, omvang en berekening van de vermeende restvordering van
de Gemeente als schuldeiser,brengt de rechtbank er dus toe om te concluderen dat verzoekster na zo lange tijd licht aan het einde van de tunnel verdient en dat ze na afloop van de thans aangeboden schuldregeling, een schuldenvrije toekomst tegemoet moet kunnen gaan.