ECLI:NL:RBLIM:2024:7338

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
11191453 \ CV EXPL 24-3378
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en rechtsmacht in geschil tussen Platinum Group AG en gedaagden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft Platinum Group AG, gevestigd in Luxemburg, een vordering ingesteld tegen twee gedaagden die zonder recht of titel in een appartement van Platinum verblijven. Platinum vordert ontruiming van het appartement en betaling van een maandelijkse vergoeding van € 1.500,00. De gedaagden, die in Duitsland zijn ingeschreven, betwisten de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en stellen dat zij in Duitsland woonachtig zijn. De kantonrechter heeft in het incident geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de gedaagden in feite hun hoofdverblijf in Nederland hebben. De kantonrechter heeft de vorderingen van Platinum in het incident toegewezen en de gedaagden veroordeeld in de proceskosten. In de hoofdzaak heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. De beslissing is op 16 oktober 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11191453 \ CV EXPL 24-3378
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
PLATINUM GROUP AG,
te Luxembourg (Groothertogdom Luxemburg),
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident ex artikel 223 Rv,
verwerende partij in het incident tot onbevoegdheid,
hierna te noemen: Platinum,
gemachtigde: mr. P.J.C. Bolton,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
gedaagde partijen in het incident ex artikel 223 Rv,
eisende partijen in het incident tot onbevoegdheid,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. J.F.G. Godart.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van 24 juli 2024,
- de akte uitlating van Platinum,
- de akte uitlating van [gedaagden] , tevens incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid (rechtsmacht),
- de conclusie van antwoord in het incident van Platinum,
- de rolbeslissing van 25 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
2.1.
Platinum stelt zich op het standpunt dat [gedaagden] zonder recht of titel in het appartement van Platinum, gelegen te [woonplaats] , aan de [adres] verblijft. Platinum vordert om die reden in de hoofdzaak om [gedaagden] te veroordelen om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en aan haar op te leveren, met machtiging aan Platinum om dit zelf te bewerkstelligen. Daarnaast vordert Platinum bij wijze van voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 Rv om [gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 1.500,00 per kalendermaand, ingaande de dag van dagvaarding totdat in de hoofdzaak is beslist.
In het incident
2.2.
[gedaagde sub 1] stelt zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt. Hij (evenals mevrouw [gedaagde sub 2] ) staat immers ingeschreven in Duitsland, in de gemeente Würselen. Op grond van artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening geldt als uitgangspunt dat de gedaagde partij zal worden gedagvaard in de lidstaat waar hij woonplaats heeft. De exclusieve bevoegdheid ex artikel 24 lid 1 van de Verordening leidt evenmin tot de conclusie dat de Nederlandse rechter bevoegd is nu immers niet vast staat dat sprake is van een huur(-koop)overeenkomst. Partijen zijn evenmin een forumkeuze overeengekomen. De kantonrechter dient zich derhalve onbevoegd te verklaren van de zaak kennis te (kunnen) nemen.
2.3.
Platinum voert verweer. Het appartement in [woonplaats] is sinds 2019 het gekozen hoofdverblijf van [gedaagden] . Partijen hebben vergeefs onderhandeld om de permanente bewoning van [gedaagden] van het appartement juridisch vorm te geven. De rechtsstrijd speelt zich daarmee volledig op Nederlands grondgebied af, aldus Platinum.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in het incident
3.1.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet, nu beide partijen in een lidstaat van de Europese Unie woonplaats hebben, aan de hand van Verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende (onder meer) de rechterlijke bevoegdheid van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, laatstelijk gewijzigd op 26 november 2014, PbEU 2015, L54 (verder: Brussel I bis-Verordening of Verordening) worden bepaald.
3.2.
Uitgangspunt van de verordening is dat gedaagden worden opgeroepen voor de rechter van het land waar zij woonplaats hebben (artikel 4 lid 1). Voor het vaststellen van de woonplaats van [gedaagden] moet de rechtbank op grond van artikel 62 lid 2 van de Verordening het recht van de andere lidstaat, in dit geval Duitsland, toepassen.
3.3.
De vaststelling van iemands woonplaats, ‘Wohnsitz’, gebeurt naar Duits recht aan de hand van het Bürgerliches Gesetzbuch (hierna BGB). In §7 BGB staat het volgende vermeld:
§7 Wohnsitz; Begründung und Aufhebung
  • Wer sich an einem Orte ständig niederlässt, begründet an diesem Orte seinen Wohnsitz.
  • Der Wohnsitz kann gleichzeitig an mehreren Orten bestehen.
  • Der Wohnsitz wird aufgehoben, wenn die Niederlassung mit dem Willen aufgehoben wird, sie aufzugeben.
3.4.
Uit het eerste lid van bovenstaande paragraaf volgt dat een persoon die zich permanent in een plaats vestigt, aldaar zijn woonplaats heeft.
3.5.
Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [gedaagden] aangevoerd dat hij ingeschreven staat in Duitsland, in de gemeente Würselen. Daarmee heeft [gedaagden] , naar het oordeel van de kantonrechter, onvoldoende aangetoond dat hij, naar Duits recht, zijn woonplaats heeft in Duitsland. Uit het vonnis in kort geding van deze rechtbank van 8 mei 2024 volgt immers dat [gedaagden] (in ieder geval) sinds december 2021 het appartement te [woonplaats] bewoont. Daarnaast heeft hij zelf in zijn e-mailbericht van 23 februari 2024 (productie 3 bij dagvaarding) aangegeven:
‘Wie bereits besprochen, würden wir die Wohnung gerne behalten,da sie unser Zuhause ist.(onderstreping kantonrechter). Hieruit volgt dat [gedaagden] in [woonplaats] zijn gewone verblijfplaats heeft en zich aldaar permanent heeft gevestigd.
3.6.
De Nederlandse rechter is aldus bevoegd om van de onderhavige zaak kennis te nemen.
3.7.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident aan de zijde van Platinum worden veroordeeld. De proceskosten in het incident worden begroot op € 135,00.
in de hoofdzaak
3.8.
Bij rolbeslissing van 24 juli 2024 heeft de kantonrechter het voornemen geuit de zaak te verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Partijen hebben aangegeven zich aan dit oordeel te (zullen) refereren.
3.9.
De kantonrechter zal onderhavige zaak dan ook verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het incident, die de kantonrechter tot en met vandaag vaststelt op € 135,00 aan salaris gemachtigde van Platinum,
in de hoofdzaak
4.3.
verklaart zich onbevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen,
4.4.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de afdeling burgerlijk recht van deze rechtbank Limburg, zittingslocatie Maastricht,
4.5.
deelt mede dat partijen in het vervolg van deze procedure alleen kunnen procederen bij advocaat,
4.6.
bepaalt dat de zaak wordt verwezen naar de schriftelijke rol van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de afdeling burgerlijk recht van deze rechtbank zittingslocatie Maastricht d.d.
13 november 2024, voor stellen advocaat, waarna [gedaagden] in de gelegenheid zal worden gesteld een conclusie van antwoord te nemen in het door Platinum in de dagvaarding opgeworpen incident ex artikel 223 Rv,
4.7.
wijst Platinum erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
4.8.
wijst [gedaagden] erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
4.9.
wijst beide partij erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1º. een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging dan wel
2º. een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging); zie www.rvr.org; bij meerdere gedaagden: wijst gedaagden erop dat van hen slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven, indien zij bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen of gelijkluidend verweer voeren.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.
RJ