ECLI:NL:RBLIM:2024:7319

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
ROE 24/4146 en ROE 24/4147
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en sluiting bedrijfspand op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, een zelfstandige, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Echt-Susteren om zijn bedrijfspand voor een periode van twaalf maanden te sluiten op grond van de Opiumwet. De burgemeester heeft vastgesteld dat er in het bedrijfspand en in een bedrijfsbus van verzoeker grote hoeveelheden stoffen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten, gezien de ernst van de aangetroffen goederen en de risico's voor de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting noodzakelijk en evenredig is. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van de sluiting zwaarder weegt dan de belangen van verzoeker, die onvoldoende heeft onderbouwd dat hij niet verder kan met zijn werkzaamheden. De uitspraak is gedaan op 17 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 24/4146 en ROE 24/4147

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.C.H. Rutjens),
en

de Burgemeester van de gemeente Echt-Susteren

(gemachtigde: R.M.M. Engelen, C.I. Stoks en A. Coenen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 6 september 2024 (het bestreden besluit) van de burgemeester, inhoudende dat het bedrijfspand gelegen in [woonplaats] voor een periode van twaalf maanden wordt gesloten.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit van 29 mei 2024 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ROE 24/3366). Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juli 2024 [1] is het verzoek toegewezen. Het primaire besluit is geschorst tot één week na de te nemen beslissing op bezwaar in zoverre dat de sluiting van de aan de openbare weg gelegen bedrijfsloods met kantoor wordt opgeheven en voor het overige blijft gehandhaafd.
1.2.
Met het bestreden besluit van 6 september 2024 op het bezwaar van verzoeker heeft de burgemeester het primaire besluit (en daarmee de sluiting van twaalf maanden) gehandhaafd en bepaald dat de sluiting op 18 september 2024 zal ingaan.
1.3.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft laten weten niet te wachten met het sluiten van het bedrijfspand totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Kortsluiten?
2. Uit artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat als het verzoek is gedaan als beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorlopige voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
2.1.
De voorzieningenrechter vindt na de zitting dat naast de voorlopige voorziening ook direct op het beroep kan worden beslist. De voorzieningenrechter heeft alle informatie die daarvoor nodig is en doet dus uitspraak op de voorlopige voorziening en op de bodemzaak
3. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten het bedrijfspand te sluiten en voor twaalf maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die verzoeker in deze procedure en in de procedure in bezwaar heeft aangevoerd.
Relevante feiten en omstandigheden
4. Verzoeker is eigenaar van de woning, een bedrijfslokaal en bijbehorend perceel gelegen te [woonplaats] . De politie heeft een onderzoek verricht in de woning en het bedrijfslokaal. Van dit onderzoek is op 9 april 2024 de bestuurlijke rapportage ontvangen. Tijdens het onderzoek van de politie op 4 maart 2024 zijn in het bedrijfspand in een niet in werking zijnde vrieskist diverse goederen aangetroffen, waarvan wordt vermoed dat ze zijn bestemd voor grootschalige productie van synthetische (hard) drugs:
  • 7 zakken van 25 kilogram met Caustic Soda;
  • 3 zakken van 25 kilogram met wijnsteenzuur;
In een ruimte achter in het bedrijfslokaal werden aangetroffen:
  • Groeimiddelen voor hennep;
  • Droogrek en kooistoffilters;
  • Slakkenhuis en koolstoffilter;
  • Canacutter.
4.1.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat het adres [adres] te Maria [plaats] is gecontroleerd naar aanleiding van een controle van de bedrijfsbus met [kentekennummer] door de politie Heerlen op 4 maart 2024. Deze bedrijfsbus had het opschrift van SVD Staal, met bedrijfsadres te Maria Hoop en staat op naam van verzoeker. In de bedrijfsbus zijn de volgende spullen aangetroffen:
  • 64 liter gedestilleerde metamfetamine base
  • 135 liter aan ruwe metamfetamine base
  • 500 kilogram Caustic Soda
  • 50 kilogram wijnsteenzuur
  • 5 kilogram kwik (chloride)
  • 60 liter zoutzuur
  • 310 liter tolueen
  • 170 liter aceton
  • 200 liter methanol
  • 500 liter methylamine
  • 5 gebruikte centrifuges
  • Diverse klemdekselvaten
Metamfetamine staat vermeld op lijst 1 van de Opiumwet.
4.2.
Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er sprake is van een grote hoeveelheid attributen en grondstoffen voor de productie van zowel soft- als harddrugs in het bedrijfspand, wat wijst op bedrijfsmatige drugsproductie. De burgemeester heeft op 18 april 2024 verzoeker laten weten dat hij het voornemen heeft om het bedrijfspand te sluiten. Verzoeker heeft op 1 mei 2024 zijn zienswijze kenbaar gemaakt. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om verzoekers bedrijfspand voor de duur van twaalf maanden te sluiten. Het pand is op 11 juni 2024 ten dele gesloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek gehonoreerd. Op 6 september 2024 heeft de burgemeester besloten tot (volledige) sluiting voor de duur van twaalf maanden. Het pand is op 18 september 2024 volledig gesloten.
Is de burgemeester bevoegd?
5. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 10a van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen als in woningen of lokalen of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn om opzettelijk in strijd met artikel 2 van de Opiumwet te handelen. Op grond van feiten en omstandigheden zal voldoende aannemelijk moeten zijn dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bijvoorbeeld gaat om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stoffen, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie met andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden. Om gebruik te kunnen maken van de sluitingsbevoegdheid is voldoende dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd zijn om drugs te produceren.
5.1.
Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het besluit houdende regels omtrent bestuursrechtelijke handhaving Opiumwet (Damoclesbeleid 2020 Echt-Susteren) vastgesteld (het Damoclesbeleid). De burgemeester heeft aan het bestreden besluit artikel 2, eerste en vierde lid van het Damoclesbeleid ten grondslag gelegd. Ingevolge deze bepalingen wordt bij een eerste constatering waarbij sprake is van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de handel in softdrugs en/of het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs het lokaal zonder voorafgaande waarschuwing gesloten voor de duur van 6 maanden. Als er sprake is van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de handel in harddrugs en/of het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs wordt het lokaal zonder waarschuwing gesloten voor de duur van 12 maanden.
5.2.
Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om over te gaan tot sluiting van het bedrijfspand, omdat de aangetroffen goederen niet van dien aard en omvang zijn dat de conclusie moet worden getrokken dat het niet anders kan dan dat die goederen ook gebruikt worden voor strafbare voorbereidingshandelingen. Ook uit het politiedossier blijkt niet dat verzoeker zich met de (voorbereiding van de) grootschalige productie van drugs zou bezighouden.
5.3.
Zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld [2] mag een bestuursorgaan onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Gelet op de gronden van verzoeker is er geen reden voor het oordeel dat de burgemeester zich niet heeft mogen baseren op de bestuurlijke rapportage. Uit de op ambtseed opgemaakte rapportage blijkt dat in het bedrijfslokaal verschillende voorwerpen en stoffen zijn aangetroffen die worden gebruikt voor de voor illegale hennepteelt. Voorts is een grote hoeveelheid caustic soda en wijnsteenzuur aangetroffen in de vrieskist in het bedrijfslokaal en in de bedrijfsbus zijn diverse stoffen en voorwerpen aangetroffen evenals metamfetamine. De genoemde stoffen worden gebruikt voor de productie van harddrugs.
5.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat de aangetroffen goederen gezamenlijk geschikt zijn voor het beroeps-, bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage en produceren van harddrugs. De burgemeester was dan ook bevoegd om het pand te sluiten.
Is het bestreden besluit noodzakelijk?
6. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 [3] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
6.1.
Verzoeker betoogt dat de sluiting van het bedrijfspand niet noodzakelijk is, omdat van overlast dan wel onveiligheid geen sprake is. Er zijn geen drugs aangetroffen en er zijn geen meldingen bij de politie bekend over mogelijke handel vanuit het pand of attributen aangetroffen die hierop wijzen.
6.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting redelijkerwijs noodzakelijk heeft kunnen achten. Er zijn grote hoeveelheden goederen aangetroffen die voor de grootschalige productie van harddrugs en illegale hennepteelt kunnen dienen. De burgemeester heeft er ook vanuit kunnen gaan dat het pand een belangrijke rol vervult bij het faciliteren hiervan. De bedrijfsbus van verzoeker was immers volgeladen met stoffen en voorwerpen die gebruikt worden voor de productie van harddrugs en dergelijke stoffen zijn ook aangetroffen in het bedrijfspand, waar eveneens goederen voor de hennepteelt zijn aangetroffen. Dat zich mogelijk geen feitelijke handel, incidenten of overlast in de afgelopen jaren hebben voorgedaan maakt dit niet anders. De burgemeester heeft in zijn afweging eveneens betrokken dat het bedrijfspand in een woonwijk in het grensgebied ligt. In het buitengebied rondom [plaats] hebben in de laatste twee jaar meerdere drugsdumpingen plaatsgevonden, waarbij het aantal stijgend is. In 2022 is binnen een straal van twee kilometer een in werking zijnd drugslaboratoruim aangetroffen. De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van de burgemeester dat dit zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat en een groot risico vormt voor de openbare orde en de veiligheid van dit gebied. Daarbij wordt door de sluiting van het pand de bekendheid als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald, waarbij de burgemeester terecht verwijst naar de aan- en afvoer van goederen met de bedrijfsbus. Tot slot wordt met de sluiting een signaal afgegeven dat in de toekomst voorbereidingshandelingen ten behoeve van drugshandel worden voorkomen. Omdat de burgemeester op basis van de bestuurlijke rapportage aannemelijk mocht achten dat de activiteiten in het pand waren gericht op het faciliteren van - kort gezegd - de drugshandel kon hij sluiting in dit geval noodzakelijk achten.
Is het bestreden besluit evenredig?
7. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van het pand noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoeker. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met het pand is en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
7.1.
Verzoeker voert aan dat het sluiten van het bedrijfspand gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en de aangetroffen goederen in het pand niet evenredig is. Een sluiting heeft vergaande financiële gevolgen voor zijn goedlopend bedrijf. Verzoeker gebruikt het bedrijfspand voor de opslag en verwerking van staal. Het is voor verzoeker onmogelijk om een loods van dergelijke omvang te huren. Daarnaast zal hij dan zijn grote geplande projecten moeten afzeggen en zijn verdere activiteiten moeten staken. Dit zorgt voor onomkeerbare financiële gevolgen.
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in alle redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van het bedrijfspand evenredig is. Verzoeker heeft onvoldoende onderbouwd dat er geen andere opties mogelijk zijn. Verzoeker heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij verder nog werkzaamheden in de bouw en interieurbouw uitvoert. Hij heeft onvoldoende onderbouwd dat het niet mogelijk is om verder te gaan met deze werkzaamheden. Als het niet mogelijk is als zelfstandige, dan zou verzoeker nog in loondienst kunnen werken. Los daarvan is het zo dat, ook al zijn de gevolgen groot, dit niet meteen betekent dat het onevenredig is. De burgemeester heeft namelijk betoogd dat er sprake is van veel drugsoverlast in de wijk en dat in de bedrijfsbus van verzoeker zéér grote hoeveelheden middelen zijn aangetroffen voor de productie van drugs. Daarnaast volgt de voorzieningenrechter de burgemeester in zijn betoog dat de bedrijfsloods van verzoeker kan worden gelinkt aan de aangetroffen hoeveelheden in zijn bedrijfsbus. Ook heeft de burgemeester duidelijk aangegeven dat het niet wenselijk is om maar een gedeelte van de bedrijfsloods te sluiten. De voorzieningenrechter volgt de burgemeester hierin omdat het gedeeltelijk sluiten van het bedrijfspand niet het juiste signaal afgeeft. Hierdoor is er nog steeds veel bedrijvigheid rondom de loods. Dit standpunt wordt ondersteund doordat er recent een MMA-melding is gedaan waarin gemeld wordt dat er bedrijvigheid is geconstateerd bij het gesloten bedrijfspand van verzoeker. De burgemeester heeft in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om tot sluiting van het gehele bedrijfspand over te gaan, nu het belang van sluiten zwaar weegt.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat de burgemeester in alle redelijkheid het bedrijfspand van verzoeker heeft gesloten.
9. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 oktober 2024.
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2801.