In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen de woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet behandeld. De burgemeester van Kerkrade had het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens hem geen procesbelang hadden. Eisers, die tussen het voornemen tot sluiting en de feitelijke sluiting van de woning waren verhuisd, stelden dat zij nog steeds financieel aansprakelijk konden worden gesteld en op een zwarte lijst waren geplaatst, wat hun kansen op het vinden van een nieuwe woning bemoeilijkte.
De rechtbank oordeelt dat eisers wel degelijk procesbelang hebben, omdat de woningsluiting hun eer en goede naam kan schaden. De rechtbank vernietigt de beslissing van de burgemeester en draagt hem op om binnen acht weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank bepaalt tevens dat de burgemeester het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers moet vergoeden en veroordeelt hem tot het betalen van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 875,-.
De uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2024. Een afschrift van de uitspraak is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.