ECLI:NL:RBLIM:2024:7249

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
: 03/339898-21, 03/225109-21 (ttz.gev.), 03/261669-23 (ttz.gev.) en 03/054323-24 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelneming aan criminele organisatie met bewezenverklaring voor andere feiten en gevangenisstraf

Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, en het bezit van hard- en softdrugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan andere feiten. De verdachte werd bijgestaan door mr. L. Schyns, advocaat te Maastricht. Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 december 2021 [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en haar heeft mishandeld door aan haar haren te trekken. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte opzettelijk harddrugs en softdrugs aanwezig heeft gehad en een personenauto heeft bestuurd onder invloed van cannabis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, maar heeft wel bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/339898-21, 03/225109-21 (ttz.gev.), 03/261669-23 (ttz.gev.) en 03/054323-24 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adres 1]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L. Schyns, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 oktober 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is ter zitting verschenen en gehoord [medewerker Slachtofferhulp] . De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/339898-21:
[slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden;
[slachtoffer] heeft mishandeld;
al dan niet samen met een of meer anderen, meermalen opzettelijk harddrugs aanwezig heeft gehad;
al dan niet samen met een of meer anderen, meermalen opzettelijk softdrugs aanwezig heeft gehad;
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had tot drugsdelicten;

in de zaak met parketnummer 03/225109-21:

een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed was van cannabis (THC);
opzettelijk 57,2 gram hennep aanwezig heeft gehad;

in de zaak met parketnummer 03/261669-23:

- [slachtoffer 2] heeft mishandeld;

in de zaak met parketnummer 03/054323-24:

opzettelijk 5 kilo lachgas aanwezig heeft gehad;
een autoband van [slachtoffer 2] heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/339898-21
  • van feit 2 (mishandeling [slachtoffer] ) partieel moet worden vrijgesproken van de handelingen ‘slaan en stompen’;
  • bij feit 3 (medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben harddrugs) niet 816,8 gram amfetamine maar 483,09 gram opzettelijk aanwezig heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/054323-24
- van feit 1 partieel moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), te weten 5 kilo.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/339898-21
  • van feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving [slachtoffer] ) partieel moet worden vrijgesproken, voor zover de wederrechtelijke vrijheidsberoving ook zou hebben plaatsgevonden in de woning van de verdachte;
  • van feit 2 (mishandeling [slachtoffer] ) partieel moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde handelingen, behalve het ‘aan de haren trekken’ van [slachtoffer] ;
  • van feit 3 (medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben harddrugs) partieel moet worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen en dat ten aanzien van de hoeveelheden zoals genoemd in de tenlastelegging, slechts bewezen kan worden hetgeen ook door het NFI is getest;
  • van feit 4 (medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben softdrugs) partieel moet worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen.
  • van feit 5 (criminele organisatie) integraal moet worden vrijgesproken;
in de zaak met parketnummer 03/054323-24
- van feit 1 partieel moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), te weten 5 kilo.
Voor de overige feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De feiten onder parketnummer 03/339898-21 [1]
De rechtbank volstaat ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3 en 4 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, die hieronder zijn vermeld, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit.
Feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving [slachtoffer] )
- de bevindingen van de politie omtrent het uitkijken van de camerabeelden; [2]
- de aangifte van [slachtoffer] ; [3]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
Partiële vrijspraak
De rechtbank is – met de verdediging en anders dan de officier van justitie – van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat de verdachte [slachtoffer] ook in de woning van de verdachte tegen haar wil heeft vastgehouden. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte, voor zover de wederrechtelijke vrijheidsberoving (ook) zou hebben plaatsgevonden in de woning van de verdachte, partieel zal vrijspreken.
Feit 2 (mishandeling [slachtoffer] )
- de aangifte van [slachtoffer] ; [4]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht – met de verdediging en anders dan de officier van justitie – enkel bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door haar aan de haren te trekken. Het aan de haren trekken levert naar algemene ervaringsregels pijn op en dit trekken kan voorts worden beschouwd als het teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam. [5] Uit algemene ervaringsregels volgt echter niet (zonder meer) dat duwen en/of vastpakken pijn of letsel oplevert. [6] De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat die handelingen pijn en/of letsel hebben veroorzaak bij [slachtoffer] . Het slachtoffer verklaart dit ook niet. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte, voor zover de mishandeling zou hebben bestaan uit hetgeen onder het eerste en tweede gedachtestreepje is opgenomen, partieel zal vrijspreken.
Eendaadse samenloop feit 1 en feit 2
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de feiten onder 1 en 2 een samenhangend in dezelfde periode en plaats afspelend feitencomplex opleveren, waardoor de verdachte eigenlijk maar één strafrechtelijk relevant verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop van de feiten onder 1 en 2.
Feit 3 (opzettelijk aanwezig hebben harddrugs)
- de bevindingen van de politie omtrent het aantreffen van de verdovende middelen; [7]
- de kennisgevingen van inbeslagname; [8]
- het onderzoek aan de verdovende middelen; [9]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht enkel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad de hoeveelheden harddrugs zoals in de bewezenverklaring zijn genoemd, nu de overige hoeveelheden niet (door een forensisch instituut) zijn onderzocht en derhalve niet kan worden vastgesteld of deze stoffen bevatten zoals in de tenlastelegging genoemd. Dit betekent dat de verdachte van de niet geteste hoeveelheden partieel zal worden vrijgesproken.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is dat de verdachte de harddrugs samen met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen.
Feit 4 (opzettelijk aanwezig hebben softdrugs)
- de bevindingen van de politie omtrent het aantreffen van de verdovende middelen; [10]
- de kennisgevingen van inbeslagname; [11]
- het onderzoek aan de verdovende middelen; [12]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
Partiële vrijspraak
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is dat de verdachte de softdrugs samen met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen.
Feit 5 (criminele organisatie)
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij lid is geweest van een criminele organisatie die zich zou bezighouden met opiumwetdelicten, waaronder handel in hard- en softdrugs. De andere leden van de organisatie zouden [namen] betreffen en de organisatie zou kortgezegd een drugslijn genaamd [naam 2] runnen.
De rechtbank acht, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie door de verdachte. Uit de inhoud van de telefoon van de verdachte en de aangetroffen (handelshoeveelheden) hard- en softdrugs, kan zonder meer worden afgeleid dat de verdachte zich bezig hield met handel in hard- en softdrugs. Dat heeft de verdachte zelf ook toegegeven. De verdachte heeft immers verklaard dat hij een drugslijn runde genaamd ‘ [naam 3] ’.
Uit het dossier volgt ook dat verdachte met in ieder geval [naam 1] contact onderhield, op enig moment zijn drugs op dezelfde locatie ‘stashte’ als [naam 1] en dezelfde pincode op zijn telefoon gebruikte als [naam 1] . Echter deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende redengevend voor de conclusie dat er sprake was van een organisatie, te weten een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, waaraan de verdachte zou hebben deelgenomen. De rechtbank krijgt op basis van het dossier de indruk dat er juist sprake lijkt te zijn van twee aparte drugslijnen: [naam 2] en [naam 3] , waarbij deze elkaar ad hoc weten te vinden indien de gelegenheid zich voordoet of die gebruik weten te maken van elkaars kennis of contacten. De rechtbank verwijst in dit verband nog specifiek naar een bericht dat [naam 1] naar kennelijk een van zijn dealers stuurt waarin hij schrijft “als er een clannie [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte)bij zit met sos zeg ik het je erbij” (pg 493). De verklaring van [getuige] brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Alles overwegende leidt dit tot een vrijspraak voor feit 5.
3.3.2
De feiten onder parketnummer 03/225109-21 [13]
De rechtbank volstaat ten aanzien van beide feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, die hieronder zijn vermeld, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit.
Feit 1 (personenauto besturen onder invloed van cannabis (THC))
- de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee rondom de aanhouding van de verdachte; [14]
- de resultaten van het bloedonderzoek; [15]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
Feit 2 (opzettelijk aanwezig hebben 57,2 gram hennep)
- de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee rondom de aanhouding van de verdachte; [16]
- het onderzoek aan de verdovende middelen door de Koninklijke Marchaussee; [17]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
3.3.3
Het feit onder parketnummer 03/261669-23 [18]
De rechtbank volstaat ten aanzien van dit feit (de mishandeling van [slachtoffer 2] ) met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, die hieronder zijn vermeld, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit.
- de aangifte van [slachtoffer 2] ; [19]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
3.3.4
De feiten onder parketnummer 03/054323-24 [20]
De rechtbank volstaat ten aanzien van beide feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, die hieronder zijn vermeld, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit.
Feit 1 (opzettelijk aanwezig hebben lachgas)
- de bevindingen van de politie rondom de aanhouding van de verdachte; [21]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024;
Partiële vrijspraak hoeveelheid 5 kilo lachgas
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat er nog een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas) in de cilinder heeft gezeten. Niet kan worden vastgesteld hoeveel er precies nog in de cilinder heeft gezeten. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheid van 5 kilo.
Feit 2 (vernieling autoband [slachtoffer 2] )
- de bevindingen van de politie; [22]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/339898-21:
feit 1
op 18 december 2021 in de gemeente Heerlen opzettelijk [slachtoffer] van de vrijheid heeft beroofd, door (meermalen) op die [slachtoffer] af te lopen en haar (met kracht) vast te pakken en die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, auto te slepen en tegen de wil van die [slachtoffer] meerdere rondjes in zijn auto te rijden;
feit 2
op 18 december 2021 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft mishandeld door aan de haren van die [slachtoffer] te trekken;
feit 3:
op 19 december 2021 in Heerlen en 10 mei 2022 in [adres 2] en 13 juli 2022 in [adres 3] opzettelijk aanwezig heeft gehad
(op 19 december 2021)
- 12 XTC-pillen, bevattende MDMA, en 475,29 gram amfetamine en 0,94 gram MDMA en
- 6 pony packs cocaïne en
(op 10 mei 2022)
- 92,13 (49,54 + 30,81 + 11,78) gram cocaïne,
- 30,4 gram netto MDMA en 304 XTC-pillen, bevattende MDMA, en
- 22,76 gram rode vloeistof bevattende amfetamine en MDMA en een kleine hoeveelheid GHB en
(op 13 juli 2022)
- 30,83 gram netto cocaïne en
- 50,28 gram netto 4-CMC,
zijnde amfetamine en MDMA en cocaïne en GHB en 4-CMC, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4:
op 19 december 2021 in Heerlen en 10 mei 2022 in [adres 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad
(op 19 december 2021)
- 104,5 gram hasjiesj en
(op 10 mei 2022)
- 81 gram netto hasjiesj en
- 1.216 gram netto henneptoppen,
zijnde hasjiesj en hennep, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
in de zaak met parketnummer 03/225109-21:
feit 1:
op 8 juli 2021 te Brunssum een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 6,6 microgram THC per liter bloed bedroeg;
feit 2:
op 8 juli 2021 te Brunssum opzettelijk aanwezig heeft gehad 57,2 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
in de zaak met parketnummer 03/261669-23:
op 8 oktober 2023 in de gemeente Landgraaf [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] een kopstoot te geven;
in de zaak met parketnummer 03/054323-24:
feit 1:
op 15 februari 2024 te Landgraaf opzettelijk aanwezig heeft gehad een cilinder distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2:
op 15 februari 2024 te Landgraaf opzettelijk en wederrechtelijk een auto(band), toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft vernield;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer 03/339898-21:
feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
en
mishandeling
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
in de zaak met parketnummer 03/225109-21:
feit 1:overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
in de zaak met parketnummer 03/261669-23:
mishandeling
in de zaak met parketnummer 03/054323-24:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 900 dagen waarvan 589 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren waarbij aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (minus de opname in de zorginstelling) worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de straat waar [slachtoffer] woonachtig is. De officier van justitie heeft gevorderd dat zowel de bijzondere voorwaarden (als het toezicht daarop door de reclassering) en de maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals door de reclassering zijn geadviseerd (minus de opname in de zorginstelling). Een proeftijd van 3 jaren acht de verdediging disproportioneel net als een locatieverbod in de zin van artikel 38v Sr nu het hier om oude feiten gaat en de deels onjuist verstrekte informatie door [slachtoffer] bij de politie op 31 mei 2024. [23] Indien de inhoud van het proces-verbaal van 31 mei 2024 wél een grote rol zou spelen bij de strafmaat (
de rechtbank begrijpt: in strafverzwarende zin dan wel indien er een locatieverbod in de zin van artikel 38v Sr wordt overwogen), heeft de verdediging (voorwaardelijk) verzocht [slachtoffer] te horen.
De verdediging heeft verzocht het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen bij einduitspraak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal strafbare feiten. De verdachte heeft meerdere hoeveelheden hard- en softdrugs aanwezig gehad op meerdere locaties. De rechtbank begrijpt: stashlocaties. De hoeveelheden drugs die zijn aangetroffen en de berichten in de telefoon van de verdachte (waaronder prijslijsten van drugs) wijzen erop dat de verdachte dealde. Dit vindt bevestiging in de verklaring van de verdachte ter terechtzitting: hij handelde in drugs en runde een drugslijn genaamd [naam 3] . De handel in hard- en softdrugs is niet ten laste gelegd, maar de dealerindicatie weegt wel als strafverzwarende factor mee bij het bepalen van de strafmaat.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] , welk feit hij in eendaadse samenloop heeft gepleegd met de mishandeling van [slachtoffer] . Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] en heeft hij haar autoband vernield. Ook heeft hij onder invloed van cannabis (THC) een personenauto bestuurd en daarnaast lachgas aanwezig gehad.
Het is niet de eerste keer dat de verdachte zich voor soortgelijke feiten voor de rechtbank moet verantwoorden. De verdachte is in 2017 al eens veroordeeld voor mishandeling en in 2019 tweemaal voor het aanwezig hebben van hard- en softdrugs. De reclassering concludeert dat er inmiddels ten aanzien van overtreding van de Opiumwet sprake is van een delictpatroon. De bewezenverklaarde strafbare feiten in combinatie met het strafblad en de jeugdige leeftijd van de verdachte maken dat de rechtbank zich zorgen maakt.
In beginsel kan gelet op de ernst van de feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In deze zaak spelen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een belangrijke rol. Ook houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg zou moeten worden afgerond (twee jaren).
De verdachte is (onder meer) op 2 april 2024 geschorst uit de voorlopige hechtenis en is zeven weken in een kliniek opgenomen geweest ten behoeve van stabilisatie, observatie en diagnostiek. Uit het reclasseringsadvies van 30 mei 2024 blijkt dat hij daar enerzijds een positieve, gemotiveerde houding heeft laten zien. Anderzijds blijkt dat hij kwetsbaar blijft en er risico’s aanwezig zijn binnen de relatiedynamiek met zijn vriendin, zijn psychosociaal functioneren, een eventuele terugval in middelengebruik (lachgas: dit betreft een coping strategie wanneer de verdachte problemen niet meer overziet) en zijn sociaal netwerk (veel vrienden en bekenden met een strafblad). De reclassering schat de risico’s op recidive en letsel in als hoog. Zij adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal, alles afwegende, de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voor invulling van de bijzondere voorwaarden zal de rechtbank, behalve de voorwaarde van opname in een zorginstelling, aansluiten bij het advies van de reclassering van 30 mei 2024. De verdachte hoeft niet terug naar de gevangenis, maar heeft gedurende 3 jaren ongeveer 2 maanden gevangenisstraf boven zijn hoofd hangen voor het geval hij opnieuw in de fout zou gaan. De rechtbank wijkt met deze straf af van de eis van de officier van justitie, omdat zij minder feiten bewezen acht: de rechtbank spreekt de verdachte immers vrij van de deelname aan een criminele organisatie.
Gelet op het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding voor oplegging van een contact- en locatieverbod in de zin van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. Het is ter beteugeling van het recidiverisico van belang dat de verdachte wordt begeleid en dat er (langdurig) toezicht op hem is. De rechtbank acht dit voldoende ondervangen met de oplegging van de hierna te melden bijzondere voorwaarden. Bovendien zijn de feiten waarvoor een contact- en locatieverbod wordt gevraagd uit 2021; dus bijna 3 jaar geleden. Er zijn geen aanwijzingen dat er sedertdien nog confrontaties zijn geweest met mevrouw [slachtoffer] .
Gelet op hetgeen hiervoor overwogene, behoeft het voorwaardelijke verzoek tot het horen van mevrouw [slachtoffer] geen inhoudelijke bespreking.
Gelet op de op te leggen straf, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaken met parketnummers 03/261669-23 en 03/339898-21 opheffen met ingang van heden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door mevrouw Vaes, vordert een immateriële schadevergoeding van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter zake van feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) en feit 2 (mishandeling) onder parketnummer 03/339898-21.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft (onder meer) bewezenverklaard dat de verdachte de benadeelde heeft mishandeld door haar aan de haren te trekken. Dit levert, zoals eerder is overwogen, naar algemene ervaringsregels pijn op. De benadeelde heeft gesteld dat zij door het aan de haren trekken lichamelijk letsel heeft opgelopen omdat ze sindsdien een kale plek heeft op haar hoofd. De onderbouwing hiervan, middels bijvoorbeeld foto’s, ontbreekt, waardoor de vordering op dat punt onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde heeft voorts gesteld dat de er sprake is van een ‘aantasting in persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Uit de onderbouwing van de benadeelde blijkt niet dat er sprake is van geestelijk letsel. Er is, anders dan door de benadeelde is gesteld, geen sprake van een situatie waarbij de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengt dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat een aantasting in persoon kan worden aangenomen. Nader onderzoek naar de mate waarin het bewezenverklaarde heeft geleid tot geestelijk letsel zou in deze fase van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, reden waarom de benadeelde partij thans niet in de vordering kan worden ontvangen.

8.Het beslag

De aangetroffen verdovende middelen, de lepel en het keukenartikel (plastic bak) zullen
worden onttrokken aan het verkeer nu deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van goederen kunnen worden beschouwd en met betrekking tot die voorwerpen de strafbare feiten zijn begaan en die van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het vuurwerk zal worden onttrokken aan het verkeer nu dat aan de verdachte toebehoort en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het geld (180 euro en 599 euro) en de telefoon worden aan de verdachte teruggegeven, nu het strafvorderlijk belang zich hier niet (meer) tegen verzet.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 36c, 36d, 55, 57, 282, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
  • 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 5 van parketnummer 03/339898-21 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van 365 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf, groot 57 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het vonnis bij SVG Reclassering Limburg Mondriaan op het telefoonnummer 088 506 8888. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door FPP de Rooyse Wissel Ambulant of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
de veroordeelde verblijft, indien zelfstandig wonen niet toereikend blijkt, in een forensisch begeleide-/beschermde woonvorm. Hij werkt mee aan de indicatiestelling, plaatsing en conformeert zich aan de huisregels die voor de geïndiceerde woonsetting gelden;
e veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij het aan voorkomen van delict gedrag;
de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering. Dit houdt ook in dat hij ook niet bij zijn vriendin mag gaan wonen zonder toestemming van de reclassering. De veroordeelde mag enkel bij zijn vriendin logeren na overleg met de reclassering;
de veroordeelde werkt mee aan de (intensieve) ambulante begeleiding van Zorggroep Triade of een soortgelijke instelling, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft in de zaken met parketnummers 03/261669-23 en 03/339898-21 op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer] , niet ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt [slachtoffer] in de kosten aan de zijde van de verdediging in het kader van deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 7 STK Verdovende Middelen (PL2700-21-048962-1);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL2700-21-048962-2);
  • 8 STK Verdovende Middelen (PL2700-21-048962-3);
  • 1 STK Verdovende middelen (PL2700-21-048962-6);
  • 5,2 GR Hashish (G1471282);
  • 99,3 GR Hashish (G1471300);
  • 1 GR Verdovende Middelen (G1471298);
  • 1 GR Verdovende Middelen (G1471292);
  • 6,8 GR Verdovende Middelen (G1471297);
  • 0,3 GR Verdovende Middelen (G1471299);
  • 0,5 GR Verdovende Middelen (G1471301);
  • 0,6 GR Verdovende Middelen (G1471302);
  • 3 STK Verdovende Middelen (G1471305);
  • 3 STK Verdovende Middelen (G1471307);
  • 2 STK Verdovende Middelen (G1471309);
  • 809 GR Verdovende Middelen (G1471281);
  • 1 KG Vuurwerk (G1471279);
  • 1 STK Lepel (G1471434);
  • 1 STK Keukenartikel (G1471441);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • 1 STK GSM (G1471285);
  • 180 EUR (G1471290);
  • 599 EUR (G1471323).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. V.C. Andeweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Micheels, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 oktober 2024.
Buiten staat
Mr. Dijkshoorn-Sleebe en mr. Andeweg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 03-339898-21
feit 1:
hij, op of omstreeks 18 december 2021 in de gemeente Heerlen opzettelijk [slachtoffer] van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (meermalen) op die [slachtoffer] af te lopen en haar (met kracht) vast te pakken en/of die [slachtoffer] (vervolgens) naar zijn, verdachtes, auto te slepen en/of tegen de wil van die [slachtoffer] meerdere rondjes in zijn auto te rijden en/of die [slachtoffer] vervolgens mee naar zijn, verdachtes, woning te brengen en/of haar daar tegen haar wil te houden;
feit 2:
hij, op of omstreeks 18 december 2021 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (met kracht):
- die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of te slaan en/of te stompen, en/of
- aan de haren van die [slachtoffer] te trekken;
feit 3:
hij, op of omstreeks 19 december 2021 (in een woning aan de Dr Poelsstraat te Heerlen) en/of 10 mei 2022 (in [adres 2] ) en/of 13 juli 2022 (in [adres 3] ) in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(op 19 december 2021)
- ongeveer 20 XTC-pillen en/of 816,8 gram amfetamine en/of 2,4 gram MDMA,
althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) MDMA, in elk geval een (of meer) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), en/of
- ongeveer 6 pony packs cocaïne, en/of
(op 10 mei 2022)
- ongeveer 92,13 (49,54 + 30,81 + 11,78) gram netto en/of ongeveer 1,6 (1 + 0,6) gram (bruto) cocaïne, in elk geval een (of meer) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 30,4 gram netto MDMA en/of 2,9 (1,4 + 1,5) gram (bruto) MDMA en/of 314 (304 + 10) XTC pillen, in elk geval een (of meer) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA (tenamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl) en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B), en/of
- ongeveer 22,76 gram rode vloeistof bevattende amfetamine en/of MDMA en/of een kleine hoeveelheid GHB, en/of
(op 13 juli 2022)
- ongeveer 30,83 gram netto cocaïne, en/of
- ongeveer 50,28 gram netto 4-CMC,
zijnde amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl) en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) en/of cocaïne en/of GHB en/of 4-CMC, in elk geval (telkens) een (of meer) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
feit 4:
hij, op of omstreeks 19 december 2021 (in een woning aan de Dr Poelsstraat te Heerlen) en/of 10 mei 2022 (in [adres 2] ) in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en),
althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(op 19 december 2021)
- ongeveer 104,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), en/of
(op 10 mei 2022)
- ongeveer 81 gram netto hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of
- ongeveer 1.216 gram netto hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, in elk geval (telkens) een (of meer) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 5:
hij, in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 12 juli 2022 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [namen] , welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, namelijk:
- misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en C van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne en/of XTC pillen en/of MDMA (“Blue Punishers”) en/of MDA (tenamfetamine) en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl) en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine
(2C-B) en/of amfetamine en/of “Blue 69” en/of “Red 69” en/of GHB en/of 2C-B en/of 4-CMC en/of een (of meer) andere stof(fen), in elk geval een (of meer) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- misdrijven als bedoeld in artikel 11, tweede, derde en vijfde lid, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 aanhef en onder B en C van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een grote hoeveelheid) hennep
en/of hasjiesj en/of 3-MMC, in elk geval een (of meer) middelen(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
In de zaak met parketnummer 03-225109-21
feit 1:
hij op of omstreeks 8 juli 2021 te Brunssum een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen,
na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 6,6 microgram THC per liter bloed bedroeg, in elk geval zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
feit 2:
hij op of omstreeks 8 juli 2021 te Brunssum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 57,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
In de zaak met parketnummer 03-261669-23:
hij op of omstreeks 8 oktober 2023 in de gemeente Landgraaf, althans in Nederland
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] een kopstoot te geven;
in de zaak met parketnummer 03/054323-24:
feit 1:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Landgraaf opzettelijk aanwezig heeft gehad een cilinder van 5 kilo distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Landgraaf opzettelijk en wederrechtelijk een auto(band), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2437:2022069582, gesloten op 24 november 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 817 (hierna te noemen: dossier A) of naar het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, onderzoeksnummer LB2R021120, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 153 (hierna te noemen: dossier B).
2.Proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2021, pagina’s 14 en 15 van dossier B.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 19 december 2021, pagina’s 18 en 19 van dossier B.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 19 december 2021, pagina’s 18 en 19 van dossier B.
7.Proces-verbaal van bevindingen veiligstellen inhoud schoenendoos – DNA onderzoek van 20 december 2021, pagina 73 van dossier B; proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van 19 december 2021, pagina’s 34 en 35 van dossier B; proces-verbaal doorzoeking [adres 4] , pagina’s 31 en 32 van dossier A; proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2022, pagina’s 622 en 623 van dossier A.
8.Kennisgevingen van inbeslagname, pagina’s 48 tot en met 50 van dossier B; kennisgevingen van inbeslagname, pagina’s 49, 50, 54 tot en met 56, 632 en 634 van dossier A.
9.Processen-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina’s 46, 68 tot en met 70 en 87 van dossier B; proces-verbaal vooronderzoek lab, pagina’s 80 en 89 van dossier B; geschriften, te weten rapporten NFiDent, pagina’s 71, 72 en 90 van dossier B; processen-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina’s 62, 63, 66 tot en met 68, 638 en 641 van dossier A; geschriften, te weten rapporten NFiDent, pagina’s 70 tot en met 74 en 639 van dossier A; geschriften, te weten een rapporten van het NFI, pagina’s 77, 78 en 644 van dossier A.
10.Proces-verbaal doorzoeking [adres 4] , pagina’s 31 en 32 van dossier A.
11.Kennisgevingen van inbeslagname, pagina’s 42 en 44 van dossier B; kennisgevingen van inbeslagname, pagina’s 45 en 47 van dossier A.
12.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 20 december 2021, pagina 41 van dossier B; proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 11 mei 2022, pagina 61 van dossier A.
13.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, dossiernummer PL27YL/21-001981, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 55.
14.Proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 9 juli 2021, pagina’s 9 tot en met 13.
15.Een geschrift, te weten het NFI-rapport van 30 juli 2021, opgemaakt door dr. C.M. Boone, pagina’s 51 en 52.
16.Proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 9 juli 2021, pagina’s 9 tot en met 13.
17.Proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 9 juli 2021, pagina 32.
18.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2023160544, gesloten op 10 oktober 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 103.
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 oktober 2023, pagina 6.
20.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2024025110, gesloten op 16 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 28.
21.Proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2024, pagina’s 8 en 9.
22.Proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2024, pagina 5.
23.De verdediging verwijst naar het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2024 (proces-verbaalnummer PL2300-2021198109-28).