ECLI:NL:RBLIM:2024:6902

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
11100615 \ CV EXPL 24-2396
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremie en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van een bedrag van € 265,09 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen, waarbij VGZ stelt dat de gedaagde een achterstand heeft van € 518,16. VGZ heeft de wettelijke rente tot de datum van dagvaarding berekend op € 43,20 en vordert daarnaast € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij een betalingsregeling heeft getroffen en dat alles al betaald is voordat de dagvaarding werd betekend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde geen conclusie van dupliek heeft ingediend en haar verweer niet nader heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat VGZ in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de gedaagde te dagvaarden, gezien de meerdere betalingsregelingen die niet zijn nagekomen. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ voor een deel toe, met uitzondering van een bedrag van € 9,00 aan kosten acceptgiro, dat niet voldoende is onderbouwd.

De kantonrechter concludeert dat de gedaagde in verzuim is en veroordeelt haar tot betaling van een totaalbedrag van € 212,89, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 367,39. Het vonnis is uitgesproken op 2 oktober 2024 door mr. P.H.M. Kuster.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11100615 \ CV EXPL 24-2396
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 265,09, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
VGZ heeft op grond van een met [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens VGZ
€ 518,16. Daarnaast is [gedaagde] aan haar de wettelijke rente verschuldigd. VGZ berekent de wettelijke rente tot 6 maart 2024 (= datum van dagvaarding) op € 43,20. Voorts stelt zij dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 48,40 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. Op de vordering kan nog een bedrag van € 344,67 aan deelbetaling in mindering strekken.
2.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij heeft een betalingsregeling getroffen. Volgens haar is alles al betaald voordat de dagvaarding aan haar werd betekend.
2.4.
VGZ heeft bij repliek haar vordering nader uitgewerkt en het verweer van [gedaagde] als volgt besproken.
Er zijn diverse betalingsregelingen met [gedaagde] getroffen. Echter, keer op keer werden deze niet volledig nagekomen. [gedaagde] heeft voorafgaand aan de procedure voldoende kansen gehad om te betalen en daarmee de extra kosten te voorkomen, aldus VGZ.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen en daarmee haar verweer niet nader onderbouwd. Dit had wel op haar weg gelegen, gelet op de repliek van VGZ.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat VGZ in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [gedaagde] te dagvaarden. Partijen hebben sinds 2021 meerdere betalingsregelingen getroffen en [gedaagde] is deze telkenmale niet tijdig en volledig nagekomen. Vervolgens heeft zowel VGZ als haar gemachtigde, Flanderijn, diverse aanmaningen en sommaties aan [gedaagde] gestuurd.
De enige keer dat [gedaagde] heeft gereageerd was op 27 december 2023 waarbij zij heeft aangegeven dat de vordering onterecht was overgedragen aan Flanderijn.
Met de brief van 17 januari 2024 heeft Flanderijn [gedaagde] vervolgens nog de gelegenheid gegeven om binnen vijftien dagen de openstaande som te voldoen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. De verplichting om zorg te dragen voor betaling van openstaande facturen en tijdige betaling van de betalingsregeling ligt bij [gedaagde] zelf. Als een betalingsregeling niet wordt nagekomen staat het een schuldeiser vrij om de schuldenaar te dagvaarden.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat VGZ [gedaagde] sinds 2021 voldoende in de gelegenheid heeft gesteld de vordering te betalen, voordat zij deze procedure heeft opgestart.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
De kantonrechter constateert dat in de gevorderde hoofdsom een bedrag van € 9,00 (6 x € 1,50) aan kosten acceptgiro is verdisconteerd. Aangezien VGZ niet heeft gesteld op grond waarvan zij deze kosten vordert, worden deze kosten afgewezen en zal voor de verdere beoordeling worden uitgegaan van een bedrag van € 509,16.
3.4.
Uit het antwoord van [gedaagde] is de kantonrechter gebleken dat de vordering van VGZ niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering ten aanzien van de resterende hoofdsom dient daarom te worden toegewezen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
De gevorderde vervallen wettelijke rente vanaf de verzuimdata tot 6 maart 2024 ten bedrage van € 43,20 is niet toewijsbaar aangezien deze over een te hoog bedrag is berekend.
3.6.
VGZ vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. VGZ heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). VGZ heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat VGZ geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 48,40 toegewezen.
Deelbetaling
3.7.
Het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 344,67 zal ingevolge artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek in de eerste plaats in mindering strekken op de buitengerechtelijke kosten en vervolgens op de hoofdsom.
Conclusie
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
509,16
- buitengerechtelijke incassokosten
48,40
+
totaal
557,56
- betalingen
344,67
-/-
Totaal
212,89
3.9.
Omdat [gedaagde] in ieder geval wel vanaf de dag van dagvaarding in verzuim is, zal de wettelijke rente vanaf die dag (= 6 maart 2024) worden toegewezen over het toe te wijzen bedrag.
Proceskosten
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2,00 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
367,39

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen een bedrag van € 212,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 6 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 367,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.
type:JEC