Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van een bedrag van € 265,09 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen, waarbij VGZ stelt dat de gedaagde een achterstand heeft van € 518,16. VGZ heeft de wettelijke rente tot de datum van dagvaarding berekend op € 43,20 en vordert daarnaast € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij een betalingsregeling heeft getroffen en dat alles al betaald is voordat de dagvaarding werd betekend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde geen conclusie van dupliek heeft ingediend en haar verweer niet nader heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat VGZ in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de gedaagde te dagvaarden, gezien de meerdere betalingsregelingen die niet zijn nagekomen. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ voor een deel toe, met uitzondering van een bedrag van € 9,00 aan kosten acceptgiro, dat niet voldoende is onderbouwd.
De kantonrechter concludeert dat de gedaagde in verzuim is en veroordeelt haar tot betaling van een totaalbedrag van € 212,89, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 367,39. Het vonnis is uitgesproken op 2 oktober 2024 door mr. P.H.M. Kuster.