ECLI:NL:RBLIM:2024:6833

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
ROE 22/1201
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor geluidsscherm en geluidsvoorschriften

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de omgevingsvergunning voor het realiseren van een geluidsscherm en de aanpassing van geluidsvoorschriften. Eiseres, een omwonende en B&B-eigenaar, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, dat op 14 april 2022 een veranderingsvergunning heeft verleend voor de inrichting van een bedrijf. Eiseres betwist de juistheid van het deskundigenrapport dat ten grondslag ligt aan de vergunningverlening en stelt dat zij nog steeds geluidsoverlast ervaart. De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om aan de juistheid van het deskundigenrapport te twijfelen en dat de vergunning terecht is verleend. De rechtbank concludeert dat de vergunning voor het geluidsscherm en de wijziging van de geluidsvoorschriften in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1201

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg

(gemachtigde: J.J.A.G. Werkhoven).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghoudster] uit [vestigingsplaats] (vergunninghoudster)

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een veranderingsvergunning milieu verleend voor de inrichting aan de [adres] in [vestigingsplaats] .
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2024. Namens eiseres zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en namens vergunninghoudster is [naam 3] verschenen.

Overwegingen

Het bestreden besluit
Vergunninghoudster drijft aan het adres [adres] in [vestigingsplaats] een groothandel in nieuw en gebruikt ijzer en metaal. Daarvoor is aan vergunninghoudster op 30 juli 2002 een revisievergunning verleend. Verder heeft verweerder op 16 maart 2004, 16 april 2009 en op 3 december 2015 veranderingsvergunningen verleend op grond van de Wet milieubeheer. Ook heeft verweerder in deze periode op 3 mei 2021 besloten tot een ambtshalve wijziging en zijn diverse meldingen geaccepteerd op 25 mei 2004 en 12 oktober 2006. Volgens overgangsrecht zijn alle vergunningen onder de Wet Milieubeheer aan te merken als omgevingsvergunningen in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Op 20 maart 2020 heeft vergunninghoudster de onderhavige aanvraag bij verweerder ingediend voor het veranderen van de inrichting. De aangevraagde verandering bestaat uit het realiseren van een geluidsscherm en het aanpassen van de geluidsvoorschriften. De aanvraag is ingediend voor de activiteit ‘veranderen van een inrichting’ als bedoeld in artikel 2.1, onder e, van de Wabo. Op 4 mei 2021 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, onder a, van de Wabo.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de vergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘veranderen van een inrichting’ als bedoeld in artikel 2.1, onder a en e, van de Wabo. De verleende omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ ziet op de aangevraagde realisatie van een geluidsscherm als geluidwerende voorziening van 42 meter lang en 2 meter hoog achter een bestaand hekwerk. De verleende omgevingsvergunning voor de activiteit ‘veranderen van de inrichting’ ziet op het aspect geluid vanwege de geluidswerende voorziening (geluidsscherm) en aanpassing van de geluidsvoorschriften als gevolg daarvan. De activiteiten aan de voorzijde van de inrichting worden door middel van een geluidsscherm afgeschermd ter verdere bescherming van de omgeving, waaronder de woning van eiseres, tegen geluidsoverlast. Het meetpunt – waar controle plaatsvindt van de optredende geluidsbelasting – is daarbij ten opzichte van de eerder in de vergunning voorgeschreven locatie verplaatst om het geluid van de inrichting meer representatief te kunnen meten. Daartoe zijn de vergunningvoorschriften aangepast.
4. Eiseres woont tegenover het bedrijf van vergunninghoudster en richt zich tegen geluidsoverlast die zij (in de woning en de bed & breakfast) van het bedrijf ondervindt. Eiseres heeft in dit verband eerder een handhavingsverzoek ingediend. Het bestreden besluit is naar aanleiding daarvan genomen.
Het juridisch kader
5. Het bestreden besluit is genomen op grond van de Wabo. Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat de aanvraag die heeft geleid tot het bestreden besluit is ingediend voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht, dus de Wabo met aanverwante wet- en regelgeving.
6. Op grond van artikel 2.6, derde lid, van de Wabo, voor zover van belang, kan het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2º of 3º, van de Wabo de rechten die de vergunninghouder aan de al eerder verleende omgevingsvergunningen ontleende, niet wijzigen anders dan mogelijk zou zijn met toepassing van artikel 2.31 of 2.33.
7. Op grond van artikel 2.31, tweede lid, onder b, van de Wabo, voor zover van belang, kan het bevoegd gezag voorschriften van een omgevingsvergunning wijzigen voor zover deze betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder e, voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is.
Ontvankelijkheid
8. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de rechtbank, gelet op artikel 2.4, derde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021, het beroep nietontvankelijk moet verklaren omdat eiseres buiten de daarvoor gegeven hersteltermijn de gronden van het beroep heeft ingediend.
9. Eiseres heeft op 31 mei 2022 pro forma beroep ingesteld. Bij aangetekende brief van 9 juni 2022 heeft de rechtbank de destijds gemachtigde van eiseres in de gelegenheid gesteld de gronden van het beroep binnen vier weken na de datum van verzending aan de rechtbank toe te zenden. Per aangetekende e-mail van 24 juni 2022 heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven niet langer op te treden als gemachtigde van eiseres. Bij aangetekende brief van 12 juli 2022 heeft de rechtbank eiseres zelf (wederom) in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de datum van verzending de gronden van het beroep toe te sturen. Op 12 augustus 2022 heeft eiseres de gronden van beroep ingediend.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres de aanvullende beroepsgronden vier dagen buiten de (opnieuw) gestelde termijn heeft ingediend en niet om verlenging van deze termijnen heeft verzocht. Eiseres stelt dat zij dacht een maand de tijd te hebben in plaats van vier weken. De bevoegdheid om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren betreft een discretionaire bevoegdheid waarvan de rechtbank gebruik kan maken. In dit geval gaat het niet om overschrijding van een wettelijke termijn, maar om overschrijding van een door de rechtbank gestelde termijn. Deze termijn dient vooral de interne procesorde van de rechtbank en dient niet direct het belang van verweerder of vergunninghoudster. Gelet op de geringe overschrijding en het tijdsverloop daarna tot de uitnodiging voor de zitting en de gehouden zitting (bij de meervoudige kamer), acht de rechtbank een niet-ontvankelijkverklaring niet op zijn plaats. Verweerder en vergunninghoudster wisten dat beroep was ingesteld en hebben ruimschoots de tijd gehad om alsnog op de beroepsgronden te reageren, zodat hun belangen niet zijn geschaad door de geringe termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt derhalve dat het beroep ontvankelijk is en beoordeelt het beroep dus inhoudelijk.
Omvang geschil
11. De rechtbank moet beoordelen of verweerder de aangevraagde vergunning bij het bestreden besluit heeft kunnen verlenen. Die beoordeling voert de rechtbank uit aan de hand van de beroepsgronden die eiseres naar voren heeft gebracht en aan de hand van de wettelijke bepalingen die gelden voor het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning.
12. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen (concrete) beroepsgronden heeft aangevoerd tegen de vergunde activiteit ‘bouwen’, dus tegen het oprichten van de geluidwerende voorziening. Uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt ook dat eiseres niet concreet opkomt tegen de gewijzigde ruimtelijke uitstraling: zij wil vooral dat zij geen of in ieder geval minder last heeft van geluid. Het geluidsscherm dient juist om ook bij eiseres de geluidsbelasting te verminderen. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat het geluidsscherm niet afdoende is – bijvoorbeeld omdat dit niet helpt tegen piekgeluiden – maar de rechtbank vat dit niet op als een beroepsgrond gericht tegen de activiteit ‘bouwen’ (het oprichten van het bouwwerk) nu deze grond zich enerzijds vooral richt tegen de aanwezigheid van het bedrijf en daarmee tegen de reeds eerder verleende en onherroepelijke vergunningen daarvoor en anderzijds enkel of hooguit gericht is tegen de activiteit ‘veranderen van de inrichting’. Ook veel andere gronden of onderwerpen die eiseres aanvoert, staan los van het bestreden besluit (de omgevingsvergunning voor het geluidsscherm en de wijziging van de voorschriften ten aanzien van het meetpunt). Dat geldt bijvoorbeeld voor het verzoek van eiseres om drempels te verwijderen en haar opmerkingen over eerder verleende vergunningen en over andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten in de omgeving. De rechtbank adviseert eiseres om met de gemeente in gesprek te gaan over deze onderwerpen en zal deze in onderhavige uitspraak niet behandelen omdat dit geen beroepsgronden zijn die zich richten tegen het bestreden besluit.
13. Gelet op hetgeen onder 12 is overwogen, zal de rechtbank enkel treden in de beoordeling of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘veranderen van de inrichting’ heeft kunnen verlenen. Deze beoordeling ziet op de verandering van de akoestische situatie door de nieuwe geluidwerende voorziening en op de verplaatsing van het meetpunt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder de omgevingsvergunning voor deze activiteit heeft kunnen verlenen op basis van het daaraan ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek en of het meetpunt verplaatst mag worden.
Beoordeling
Tegenrapport [naam 4]
14. Eiseres is het niet eens met de methode van meten en bestrijdt het akoestisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Eiseres stelt in het beroepschrift een aantal vragen omdat zij onduidelijkheden ziet in het rapport ten aanzien van de meetmethode en de berekening van de piekgeluiden. Ook vindt eiseres dat de gehanteerde uitgangspunten van de akoestische beoordeling geen rekening houden met de specifieke omstandigheden die verband houden met de ligging van de schrootverwerkingsbedrijven.
15. Verweerder heeft zich in reactie op het door eiseres ingebrachte rapport van [naam 4] op het standpunt gesteld dat het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en maximaal geluidsniveau gelijk of lager is dan het reeds vergunde niveau op basis van de veranderingsvergunning van 16 april 2009 en dat uit het door eiseres ingebrachte rapport niet blijkt dat die berekening niet juist zou zijn. Verweerder wijst er daarbij op dat in het rapport van [naam 4] een advies is gedaan op basis van diverse andere onderzoeken en beschermingswaarden voor piekgeluiden in het buitenland en dat verweerder daaruit enkel kan concluderen dat de maximale geluidsniveaus bij de woning van eiseres voldoet aan de door [naam 4] voorgestelde grenswaarden van 75 dB(A), 65 dB(A) en 65 dB(A) in de dag- avond- en nachtperiode voor het maximale geluidsniveau. Het vanwege de inrichting van vergunninghoudster optredende maximale geluidsniveau is volgens verweerder namelijk 64 dB(A), 50 dB(A) en 50 dB(A) in de dag- avond- en nachtperiode. Verweerder wijst er verder ook op dat de door [naam 4] voorgestelde grenswaarden volgens het rapport rechtdoen aan hetgeen op basis van dosis-effect relaties bekend is qua piekgeluiden met een industriële oorsprong, zoals die bij de inrichting van vergunninghoudster optreden. Verder stelt verweerder zich ten aanzien van de meetmethode op het standpunt dat er gemeten is volgens de daarvoor geschikte methode die voortkomen uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.
16. De rechtbank is niet gebleken van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het rapport van [naam bv] Verweerder heeft dit rapport aan zijn besluit tot het wijzigen van de geluidsvoorschriften ten grondslag mogen leggen. Eiseres heeft slechts met algemene stellingen onderbouwd dat de geluidsvoorschriften voor haar (nog steeds) leiden tot een onaanvaardbare geluidsoverlast en dat kanttekeningen geplaatst kunnen worden hij de uitgevoerde akoestische beoordeling, maar eiseres heeft het akoestische rapport van [naam bv] daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken. Eiseres heeft immers geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat het uitgevoerde onderzoek onvolledig of onjuist is geweest.
Het effect van het aangevraagde geluidsscherm
17. Eiseres stelt dat het geluidsscherm onvoldoende effect heeft omdat eiseres nog steeds piekgeluiden ondervindt en dat geluid over het scherm heen komt. Volgens eiseres is bij het akoestisch onderzoek het effect van het geluidsscherm onvoldoende bepaald
18. Verweerder stelt zich op het standpunt dat met de vergunde realisatie van het geluidsscherm bij alle woningen in de directe omgeving een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en maximaal geluidsniveau wordt bereikt dat gelijk is aan of lager is dan het reeds vergunde niveau op basis van de veranderingsvergunning van 16 april 2009. Dit volgt volgens verweerder uit het akoestisch rapport van [naam bv] van juni 2021. Er treedt volgens verweerder geen wijziging op in de vergunde activiteiten. Uit het rapport van [naam bv] (tabel 8) blijkt volgens verweerder dat na het realiseren van het geluidsscherm ter plaatse van alle woningen, waaronder die van eiseres, sprake is van een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau dat ten opzichte van de in 2009 vergunde situatie ten hoogste de eerder berekende waarde of minder bedraagt.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, onder verwijzing naar het akoestisch rapport van [naam bv] voldoende vastgesteld dat met het geluidsscherm ter plaatse van de woning van eiseres de maximale geluidsniveaus voldoen aan de normen in de omgevingsvergunning. Uit de berekeningen van tabel 7 en tabel 8 van het akoestisch rapport van [naam bv] volgt namelijk dat na het realiseren van het geluidsscherm, ter plaatse van de woning van eiseres het maximaal geluidniveau respectievelijk langtijdgemiddeld beoordelingsniveau niet meer bedraagt dan de in het geluidrapport van SCM Milieu B.V., behorende bij de aanvraag van de veranderingsvergunning van 16 april 2009 berekende geluidsbelastingen. Dat het geluid aan de bovenzijde boven het scherm uitkomt en daarmee (nog steeds) overlast zou veroorzaken maakt dit niet anders, omdat voldoende is dat aan de vergunde geluidsnormering wordt voldaan. Door het aanvechten van onderhavige vergunning voor het geluidsscherm, die het gevolg is van een eerder handhavingsverzoek waarop besluitvorming heeft plaatsgevonden, kan eiseres geen hoger geluidsscherm bewerkstelligen. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Geluidsproductie voorterrein en meetpunt
20. Eiseres voert verder aan dat de activiteiten niet op het voorterrein hoeven plaats te vinden en dat die activiteiten verplaatst zouden kunnen worden naar een andere plek binnen de inrichting om hinder te voorkomen. Piekgeluiden zouden volgens eiseres dan niet ondervonden hoeven te worden. In dit verband stelt eiseres ook dat het meetpunt tijdens de akoestische beoordeling niet representatief is geweest om de hinder die eiseres ondervindt te kunnen vaststellen. Daarnaast stelt eiseres dat bij haar woning nooit metingen zijn uitgevoerd waardoor het onderzoek niet deugdelijk is. Volgens eiseres moet er een maximale afstand worden opgelegd tussen de werkzaamheden met de kranen en de woning van eiseres.
21. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de vergunningvoorschriften zijn aangepast om de geluidsuitstraling van de inrichting representatief te kunnen meten. Juist de activiteiten aan de voorzijde van de inrichting worden volgens verweerder vanwege in het verleden gemeten akoestische overschrijdingen afgeschermd door het geluidsscherm om de omgeving, waaronder de woning van eiseres, verder te beschermen. Verweerder heeft daarbij gemotiveerd waarom het verplaatsen van het meetpunt nodig is om het geluid afkomstig van het voorterrein te kunnen meten. Dat bij eiseres geen metingen zijn uitgevoerd wil volgens verweerder niet zeggen dat de geluidsbelasting bij de woning van eiseres niet is meegenomen of niet berekend kan worden. De meetpunten zijn weliswaar verplaatst, maar uit het akoestisch onderzoek blijkt volgens verweerder dat ter plaatse van de woning van eiseres wordt voldaan aan het in tabel 7 en 8 van het akoestisch rapport opgenomen berekende maximale geluidsniveau en langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Verweerder wijst er daarbij op dat na het treffen van de maatregelen (het geluidsscherm) bij de woning van eiseres kan worden voldaan aan de maximale geluidsbelasting en dat ter waarborging daarvan in de voorschriften het nieuwe controlepunt P001, gelegen aan de voorzijde van de inrichting, is opgenomen. Nu de bij dit controlepunt gemeten geluidsbelasting kan worden vertaald naar de geluidsbelasting ter plaatse van de gevel van de woning van eiseres, is ook de geluidsbelasting bij de woning van eiseres gewaarborgd.
22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit enkel betrekking heeft op de aangevraagde vergunning van het geluidsscherm en het aanpassen van de vergunningsvoorschriften ten gevolge van het verplaatsen van meetpunten. Dit betekent dat de locaties binnen de inrichting van vergunninghoudster waar activiteiten plaatsvinden niet veranderen door het bestreden besluit en derhalve niet ter beoordeling voor kunnen liggen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder afdoende heeft gemotiveerd dat het gekozen meetpunt correct gesitueerd is om het geluid afkomstig van het voorterrein van vergunninghoudster te kunnen meten. In de vergunningvoorschriften is een nieuw meetpunt P001 opgenomen, gelegen aan de voorzijde van de inrichting. Als bij dit meetpunt wordt voldaan aan de in de vergunningvoorschriften opgenomen geluidniveaus wordt, middels extrapolatieberekeningen, bij de woning van eiseres voldaan aan de in tabel 7 en 8 berekende maximale geluidsniveaus en langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. De beroepsgrond slaagt niet.
23. Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank nog op dat geen sprake is van een materiële wijziging van de geluidsnorm. Door wijziging van het meetpunt wordt wel een andere geluidswaarde genoemd ter plaatse van dat meetpunt, maar dat betekent expliciet niet dat een hogere geluidsproductie voor het bedrijf of een hogere geluidsbelasting voor woningen in de omgeving is vergund. Een meetpunt ter plaatse van haar woning, zoals eiseres wenst, zou onvoldoende inzicht geven in de bron van het gemeten geluid. Geluid ter plaatse van de woning van eiseres kan immers ook van andere bedrijven in de omgeving afkomstig zijn.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor het geluidsscherm en de verandering van de vergunningvoorschriften in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, voorzitter, mr. K.M.J.A. Smitsmans en mr. H.H.B. Lamers, leden, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 3 oktober 2024
de griffier is verhinderd
voorzitter
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 3 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.