ECLI:NL:RBLIM:2024:6811

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
10817468 CV EXPL 23-5902
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van leveringsovereenkomst en machtigingsovereenkomst in civiele procedure tussen energiebedrijf en vennootschap

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Limburg, heeft de vennootschap onder firma DE CLIPPER V.O.F. (hierna: Clipper) een vordering ingesteld tegen FLUENTENERGY B.V. (hierna: Fluent) met betrekking tot een leveringsovereenkomst voor energie. Clipper stelt dat zij geen partij is bij de overeenkomst met Fluent en dat de overeenkomst vernietigd moet worden vanwege dwaling en bedrog. De feiten van de zaak zijn als volgt: Op 7 april 2023 heeft een medewerker van Fluent telefonisch contact gehad met een vennoot van Clipper, waarbij een aanbod voor een energiecontract werd gedaan. Na het gesprek heeft Clipper een machtigingsovereenkomst ondertekend, maar later bleek dat de voorwaarden niet overeenkwamen met wat was besproken. Clipper heeft de overeenkomst op 11 april 2023 willen annuleren, maar Fluent heeft dit afgewezen, met verwijzing naar de voorwaarden van de overeenkomst.

Clipper vordert in conventie dat de kantonrechter de overeenkomst als vernietigd beschouwt en de kosten van de procedure vergoedt. Fluent voert verweer en stelt dat zij geen partij is bij de leveringsovereenkomst, omdat deze is gesloten met Gulf Gas and Power B.V. (GGP). De kantonrechter oordeelt dat Clipper haar vorderingen niet kan baseren op de overeenkomst met Fluent, omdat deze geen contractspartij is. De vordering tot vernietiging van de machtigingsovereenkomst wordt ook afgewezen, omdat Clipper niet heeft aangetoond dat er sprake was van een wilsgebrek bij het aangaan van die overeenkomst.

De kantonrechter wijst de vorderingen van Clipper af en veroordeelt haar in de proceskosten. In reconventie heeft Fluent ook een vordering ingesteld, maar deze wordt eveneens afgewezen. De proceskosten van beide partijen worden vastgesteld en toegewezen, waarbij Clipper in het ongelijk wordt gesteld in conventie en Fluent in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10817468 \ CV EXPL 23-5902
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
vennootschap onder forma DE CLIPPER V.O.F.,
gevestigd en kantoorhoudende te Midsland,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Clipper,
gemachtigde: mw. J. de Jong,
tegen
de besloten vennootschap
FLUENTENERGY B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Baarlo,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Fluent,
gemachtigde: mr. M.F.J. Martens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 7 april 2023 heeft [medewerker gedaagde] telefonisch contact met [medewerker eiser] , vennoot van Clipper, opgenomen met een aanbod voor een energiecontract bij Gulf Gas and Power B.V. (hierna: GGP). [medewerker gedaagde] presenteerde zich tijdens het telefoongesprek als “
van FluentEnergy”.
2.2.
Het laatste gedeelte van het gesprek tussen [medewerker gedaagde] en [medewerker eiser] is opgenomen. Uit het transcript van de opname van het gesprek blijkt dat [medewerker gedaagde] aan [medewerker eiser] vroeg of alles duidelijk is, waarop [medewerker eiser] antwoordde: “
het belangrijkste was wat er met verkoop gebeurt nou ja oké”. Verder blijkt uit het transcript van het telefoongesprek dat:
  • Clipper zou worden aangesloten bij GGP voor de levering van stroom en gas gedurende een vaste periode van vijf jaar,
  • bij voegtijdige beëindiging van de overeenkomst de schade op basis van de verwachte opbrengst van de overeenkomst vermeerderd met een administratievergoeding in rekening zou worden gebracht;
  • voor de overeenkomst geen bedenktijd gold en
  • dat [medewerker eiser] per e-mail de overeenkomst en alle voorwaarden zou ontvangen:
“Zoals besproken gaan we dus aansluiten bij Gulf Gas en Power. U gaat een overeenkomst aan met Gulf Gas en Power voor de levering van stroom en gas voor een vaste periode van vijf jaar. Het contract zal ingaan op 1 juni 2023 tot en met 1 juni 2028 (…)
(…)bij vroegtijdig annuleren van de overeenkomst wordt uitsluitend de schade bij u in rekening gebracht volgens de formule: De marktprijs van het contract en de verwachte opbrengst van het contract als u klant was gebleven plus een administratievergoeding van € 50,00.
Op deze overeenkomst geldt geen bedenktijd dat is nog even belangrijk meneer.”
2.3.
Na het telefoongesprek heeft [medewerker eiser] per e-mail een digitale link ontvangen om een machtigingsovereenkomst te ondertekenen waarmee Fluent door Clipper werd gemachtigd om de leveringsovereenkomsten voor elektriciteit en gas tussen Clipper en GGP tot stand te brengen.
2.4.
Nog dezelfde dag, 7 april 2023, heeft [medewerker eiser] via de digitale link de machtigingsovereenkomst ondertekend, waarna hij per e-mail de overeenkomst en de bijbehorende voorwaarden ontving.
2.5.
Op 11 april 2023 heeft [medewerker eiser] per e-mail aan Fluent bericht dat hij de overeenkomst, ingaande op 1 juni 2023, wenste te annuleren. In reactie daarop heeft Fluent laten weten dat de annulering werd doorgezet naar de verkopende partij. Verder gaf Fluent aan dat er geen bedenktijd geldt voor zakelijke overeenkomsten en dat de energieleverancier bij opzegging een opzegvergoeding rekent, gebaseerd op het verschil tussen de contractprijs en de op dat moment geldende marktprijs keer het resterende volume. Daarnaast rekent Fluent een opzegvergoeding van € 630,00 per aansluiting.
2.6.
In een e-mailbericht van 13 april 2023 heeft [medewerker eiser] vervolgens aan Fluent bericht dat [medewerker gedaagde] had aangegeven dat de overeenkomst zonder kosten kon worden doorgegeven aan de volgende huurders of dat [medewerker eiser] de overeenkomst kon meenemen naar de volgende woning. [medewerker eiser] vraagt in zijn e-mailbericht of dat klopt. Fluent heeft daar bij e-mailbericht van 17 april 2023 op gereageerd. Fluent gaf aan dat de overeenkomst niet kan worden overgenomen door een nieuwe huurder, omdat de overeenkomst is gekoppeld aan het KvK-nummer. De overeenkomst kan worden meegenomen naar een nieuw pand, maar alleen als het gaat om een zakelijke functie en dit ook aantoonbaar is in het BAG-register.
2.7.
Bij e-mailbericht van 17 april 2023 heeft [medewerker eiser] nogmaals aan Fluent geschreven dat [medewerker gedaagde] had aangegeven dat de overeenkomst altijd kon worden overgezet naar een ander huurder en dat [medewerker eiser] de overeenkomst zelfs mee kon nemen naar zijn nieuwe adres. [medewerker eiser] gaf aan geen kant op te kunnen met een overeenkomst voor vijf jaar, terwijl hij nog maximaal 1,5 jaar in het pand zit. Hij vroeg daarom of aan Clipper geen andere oplossing kon worden geboden dan alles opzeggen. In reactie daarop heeft Fluent laten weten dat de enige andere optie is dat het contract wordt meegenomen naar een nieuw pand, als het om een zakelijke functie gaat en dit ook aantoonbaar is in het BAG-register.
2.8.
In juni 2023 heeft GGP een opzegboete van € 12.208,35 excl. btw (€ 14.772,11 inclusief btw) aan Clipper in rekening gebracht.
2.9.
Bij brief van 30 augustus 2023 heeft de gemachtigde van Clipper aan Fluent bericht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst werd vernietigd omdat de verklaring van Clipper niet overeenstemde met haar wil, omdat Clipper geen juiste voorstelling van zaken had (dwaling) en omdat er opzettelijk onjuiste mededelingen aan Clipper zijn gedaan (bedrog).
2.10.
Fluent heeft bij e-mailbericht van 1 september 2023 aan de gemachtigde van Clipper bericht weinig voor Clipper te kunnen betekenen. Wat op de voicelog en de overeenkomst staat, is voor Fluent geldend.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Clipper vordert – samengevat en na vermeerdering van haar eis – dat de kantonrechter, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de overeenkomst als vernietigd beschouwt en zo nodig alsnog vernietigt en
  • de lastgevingsovereenkomst tussen Clipper en Fluent vernietigt, waardoor dit doorwerkt in de overeenkomst tussen Clipper en GGP,
met veroordeling van Fluent in de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis als de proceskosten niet op tijd worden betaald.
3.2.
Fluent voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Clipper, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Clipper in de daadwerkelijke kosten van de procedure.
in reconventie
3.3.
Fluent vordert - samengevat – dat de kantonrechter Clipper veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen veertien dagen na het vonnis een bedrag van € 1.260,00 exclusief btw aan Fluent te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 februari 2024 tot de dag dat het bedrag volledig is betaald. Daarnaast vordert Fluent ook in reconventie veroordeling van Clipper in de daadwerkelijke kosten van de procedure.
3.4.
Clipper voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Fluent, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Fluent in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente als de proceskosten niet op tijd worden betaald.

4.De beoordeling

in conventie
Wijziging/vermeerdering van eis
4.1.
Omdat Clipper bij conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie (hierna: conclusie van repliek) haar eis heeft gewijzigd/vermeerderd en Fluent daarop heeft gereageerd, zal de kantonrechter eerst beoordelen of de wijziging/vermeerdering van eis wordt toegelaten.
4.2.
Op grond van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de eiser (in dit geval Clipper) bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. De gedaagde (in dit geval Fluent) is bevoegd daartegen bezwaar te maken op de grond dat verandering of vermeerder in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Van strijd met de goede procesorde is sprake als de wijziging/vermeerdering van eis leidt tot een onredelijke bemoeilijking van de verdediging of tot een onredelijke vertraging van het geding.
4.3.
Bij dagvaarding heeft Clipper gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de overeenkomst als vernietigd beschouwt en zo nodig alsnog vernietigt, onder veroordeling van Fluent in de kosten van de procedure. Aan haar vordering heeft Clipper – voor zover hier van belang - ten grondslag gelegd dat wil en verklaring van Clipper niet overeenkwamen, dat zij heeft gedwaald, dat zij bij het aangaan van de overeenkomst is bedrogen en dat zij op grond van redelijkheid en billijkheid niet aan de overeenkomst kan worden gebonden. De bedoeling van ( [medewerker eiser] van) Clipper was om een overeenkomst te sluiten die zou passen bij het naderende pensioen van de vennoten van Clipper. [medewerker eiser] heeft daarom tijdens het telefoongesprek met [medewerker gedaagde] besproken dat hij het bedrijf nog anderhalf jaar zou behouden en dat het energiecontract daarna moest overgaan naar een nieuwe eigenaar of huurder. [medewerker gedaagde] heeft daarop bevestigd dat Clipper het energiecontract zou kunnen overzetten naar een nieuwe huurder of zou kunnen meenemen naar zijn nieuwe huisadres. Toen Clipper na het sluiten van de overeenkomst de voorwaarden ontving, bleek de overeenkomst echter niet aan de wensen van Clipper te voldoen. Het contract bleek niet overdraagbaar en kan niet worden meegenomen naar een woonadres. Daarnaast bleek de looptijd van het contract niet vijf jaar, maar vijf + één (dus zes) jaar. Uit de gestelde feiten blijkt dat Clipper daarbij haar pijlen had gericht op de overeenkomst ter zake energielevering.
4.4.
Bij conclusie van repliek heeft Clipper (in conventie) geconcludeerd tot het, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, toezeggen van de vorderingen van Clipper als gegrond en/of bewezen en daarnaast tot vernietiging van de lastgevingsovereenkomst tussen Clipper en Fluent, onder veroordeling van Fluent in de kosten van de procedure. Dit heeft zij kennelijk gedaan naar aanleiding van het verweer van Fluent dat de overeenkomst ter zake energielevering niet met Fluent is gesloten, maar met GGP en dat GGP niet in de procedure is betrokken.
4.5.
De kantonrechter begrijpt de bij conclusie van repliek gewijzigde eis zo dat de door Clipper bij dagvaarding ingestelde vordering om “
de overeenkomst als vernietigd te beschouwen en zo nodig alsnog te vernietigen” ziet op de overeenkomst met GGP. De eisvermeerdering ziet op de door Clipper als lastgevingsovereenkomst bestempelde overeenkomst met Fluent. Daarvan vordert Clipper nu ook vernietiging. De vordering tot vernietiging van de lastgevingsovereenkomst komt dus niet in de plaats van de bij dagvaarding ingestelde vordering, maar wordt gevorderd in aanvulling op de bij dagvaarding ingestelde vordering. De kantonrechter leidt dit af uit de conclusie op pagina 5, onder 1, van de conclusie van repliek, om aan Clipper haar vorderingen toe te zeggen als gegrond en/of onbewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit die conclusie dat de vordering uit de dagvaarding werd gehandhaafd. Dat volgt ook uit paragraaf 16 van de conclusie van repliek waarin Clipper heeft vermeld dat zij volhardt in haar vordering zoals uiteengezet in de inleidende dagvaarding. Een andere lezing van die conclusie zou er bovendien toe leiden dat de conclusie om aan Clipper haar vorderingen toe te zeggen als gegrond en/of bewezen, als afzonderlijke vordering zou moeten worden begrepen. Dat ligt niet voor de hand en zou bovendien leiden tot een onbegrijpelijke en onbepaalbare vordering waaraan geen feiten of stellingen ten grondslag zijn gelegd.
4.6.
Hoewel het wenselijk zou zijn geweest dat Clipper in de titel van de conclusie van repliek had vermeld dat zij haar eis wijzigde of vermeerderde, wordt dit – anders dan voor handelszaken – in het procesreglement niet voorgeschreven. De wijziging van eis zal dan ook niet om die reden buiten beschouwing blijven. Verder blijkt uit de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie dat Fluent heeft opgemerkt dat Clipper haar eis heeft gewijzigd/vermeerderd en Fluent heeft in haar conclusie ook op de bij conclusie van repliek ingestelde vordering tot vernietiging van de lastgevingsovereenkomst gereageerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is de verdediging niet onredelijk bemoeilijkt en van een onredelijke vertraging van de procedure is ook geen sprake geweest. De eiswijziging wordt daarom niet in strijd geacht met de goede procesorde, zodat de kantonrechter uitgaat van de gewijzigde/vermeerderde eis in conventie.
Vordering om “de overeenkomst als vernietigd te beschouwen en zo nodig alsnog te vernietigen”
4.7.
Het meest verstrekkende verweer van Fluent tegen de oorspronkelijk bij dagvaarding door Clipper ingestelde vordering is dat Clipper Fluent ten onrechte in de procedure heeft betrokken, omdat Fluent geen contractspartij is van Clipper. Clipper heeft een overeenkomst gesloten met GGP, van welke overeenkomst zij af wil. Fluent is daarin geen partij en zij kan ook niets in die relatie tussen Clipper en GGP betekenen.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat een vernietigbare rechtshandeling wordt vernietigd door een buitengerechtelijke verklaring of door een rechterlijke uitspraak. Een buitengerechtelijke verklaring die een rechtshandeling vernietigt, moet door degene die zich op vernietiging beroept, worden gericht tot degene(n) die partij bij de rechtshandeling is/zijn (artikel 3:50 BW). Een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling moet eveneens worden ingesteld tegen degene(n) die partij bij de rechtshandeling is/zijn (artikel 3:51 BW). Een verklaring die is gedaan aan een ander, die geen partij is bij de overeenkomst, kan dus niet leiden tot vernietiging van de overeenkomst en hetzelfde geldt voor een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling die tegen een ander die geen partij is bij de overeenkomst.
4.9.
De kantonrechter overweegt dat Clipper bij conclusie van repliek onderscheid heeft gemaakt tussen de leveringsovereenkomst tussen Clipper en GGP en de tussen Clipper en GGP gesloten machtigingsovereenkomst, die Clipper kwalificeert als lastgevingsovereenkomst. In de dagvaarding heeft Clipper het alleen over “het contract” en “de overeenkomst”, zonder dat concreet is aangeven om welk contract of welke overeenkomst het gaat. Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet anders worden geconcludeerd dan dat Clipper bij dagvaarding met “het contract” en “de overeenkomst” steeds de leveringsovereenkomst heeft bedoeld die tussen Clipper en GGP tot stand is gebracht. Uit de dagvaarding blijkt namelijk dat Clipper het niet eens is met de voorwaarden van de leveringsovereenkomst en dat Clipper van die overeenkomst af wil. Clipper meent dat zij heeft gedwaald met betrekking tot de voorwaarden van de leveringsovereenkomst. Zij beoogde een overeenkomst af te sluiten die zou passen bij haar naderende pensioen, maar de leveringsovereenkomst met GGP voldoet niet aan de wensen die Clipper ten tijde van het aangaan van de overeenkomst had. Wil en verklaring komen daarom niet met elkaar overeen. Verder heeft Clipper in de dagvaarding gesteld dat zij de overeenkomst nooit was aangegaan als zij had geweten dat er sprake zou zijn van een overeenkomst die niet overgenomen kon worden op het moment dat Clipper met pensioen gaat en dat tijdens het telefoongesprek met [medewerker gedaagde] is gesproken over een vijfjarig contract, maar dat na ontvangst van de algemene voorwaarden sprake bleek te zijn van een zesjarig (vijf + één jaar) contract.
4.10.
Hoewel Clipper het verschillende keren heeft over de overeenkomst tussen Clipper en Fluent of over de overeenkomst tussen partijen, blijkt uit de door Clipper in de dagvaarding vermelde omstandigheden en stellingen uit de dagvaarding dat Clipper in de dagvaarding heeft bedoeld dat de leveringsovereenkomst op grond van het ontbreken van de wil dan wel op grond van dwaling, bedrog of op grond van de redelijkheid en billijkheid als vernietigd moest worden beschouwd en zo nodig moest worden vernietigd. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat Clipper in de conclusie van repliek in aanvulling op de dagvaarding vernietiging van de machtigingsovereenkomst tussen partijen (door haar lastgevingsovereenkomst genoemd) heeft gevorderd. Als Clipper al bij dagvaarding zou hebben bedoeld dat de machtigingsovereenkomst als vernietigd moest worden beschouwd en zo nodig moest worden vernietigd, is haar bij conclusie van repliek ingestelde vordering namelijk een herhaling van (een deel van) de bij dagvaarding ingestelde vordering en daarmee onbegrijpelijk.
4.11.
Niet in geschil is dat de leveringsovereenkomst niet tussen partijen, maar tussen Clipper en GGP tot stand is gekomen. Door middel van de machtigingsovereenkomst heeft Clipper een volmacht aan Fluent verleend om namens Clipper leveringsovereenkomsten met GGP te sluiten, waarna Fluent de leveringsovereenkomst tussen Clipper en GGP tot stand heeft gebracht. Fluent heeft daarom terecht gesteld dat zij geen partij is bij die overeenkomst. Clipper had haar buitengerechtelijke vernietigingsverklaring dan ook moeten richten aan GGP en ook haar rechtsvordering om de overeenkomst als vernietigd te beschouwen en zo nodig alsnog te vernietigen niet tegen Fluent, maar tegen GGP moeten instellen. Omdat Clipper de vordering heeft ingesteld tegen Fluent en Fluent geen partij is bij de leveringsovereenkomst, zal de kantonrechter de vordering “
om de overeenkomst als vernietigd te beschouwen en zo nodig alsnog te vernietigen” dan ook afwijzen.
Vordering om de lastgevingsovereenkomst tussen partijen te vernietigen
4.12.
Aan de vordering om de machtigingsovereenkomst (door Fluent lastgevingsovereenkomst genoemd) tussen partijen te vernietigen heeft Clipper ten grondslag gelegd dat Fluent ondeugdelijk uitvoering heeft gegeven aan die overeenkomst, met als gevolg dat op naam van Clipper een leveringsovereenkomst is gesloten, welke niet geschikt is voor de wensen van Clipper. Die stellingen kunnen echter niet leiden tot vernietiging van de machtigingsovereenkomst. Voor vernietiging is namelijk vereist dat ten tijde van het aangaan van de overeenkomst sprake was van een wilsgebrek. Met betrekking tot de lastgevingsovereenkomst is dat door Clipper niet gesteld of gemotiveerd. De door Clipper gestelde feiten en omstandigheden (die zouden moeten leiden tot de conclusie dat Fluent de overeenkomst ondeugdelijk heeft uitgevoerd) zouden hooguit kunnen leiden tot ontbinding of tot schadeplichtigheid van Fluent, maar Clipper heeft geen daartoe strekkende vordering ingesteld. Ook de vordering om de lastgevingsovereenkomst tussen partijen te vernietigen zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten in conventie
4.13.
Fluent is van mening dat zij ten onrechte in de onderhavige procedure is betrokken, terwijl dit op voorhand voor Clipper duidelijk is geweest. Fluent acht die handelswijze van Clipper onrechtmatig en zij is van mening dat daarom een reële proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken ten laste van Clipper.
4.14.
Uit artikel 241 Rv volgt dat de artikelen 237 tot en met 240 Rv behoudens bijzondere omstandigheden een zowel limitatieve als exclusieve regeling bevatten van de kosten waarin de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Dit neemt niet weg dat een volledige vergoedingsplicht denkbaar is, maar alleen in buitengewone omstandigheden, waarbij moet worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als grond voor een vergoedingsplicht voor alle in verband met de procedure gemaakte kosten is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede door artikel 6 EVRM wordt gewaarborgd.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als grond voor een vergoedingsplicht voor alle in verband met de procedure gemaakt kosten geen sprake is. Hoewel de leveringsovereenkomst niet tussen partijen tot stand is gekomen, is Fluent wel contractspartij van Clipper bij de machtigingsovereenkomst, waarvan (bij conclusie van repliek) ook vernietiging is gevraagd. Voor zover er bij Clipper verwarring is ontstaan wie haar contractspartij is bij de leveringsovereenkomst, is die verwarring bovendien mede ingegeven door de wijze waarop Fluent bij het tot stand komen van de overeenkomst is betrokken. Van een evidente ongegrondheid van de vorderingen van Clipper is in ieder geval geen sprake. De proceskostenveroordeling wordt daarom gebaseerd op het liquidatietarief voor kantonzaken.
4.16.
Clipper is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Fluent worden begroot op:
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
677,00
in reconventie
4.17.
Aan haar vordering om Clipper te veroordelen tot betaling van € 1.260,00 excl. btw heeft Fluent ten grondslag gelegd dat Clipper haar overeenkomst met GGP vroegtijdig heeft opgezegd, waardoor zij op grond van artikel 7 lid 3 van de algemene voorwaarden van Fluent een boete aan Fluent verschuldigd is. De boete bedraagt € 630,00 excl. btw per aansluiting. Clipper heeft twee aansluitingen, één voor gas en één voor elektriciteit, zodat zij (2 x € 630,00 =) € 1.260,00 excl. btw aan Fluent verschuldigd is, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het bedrag vanaf 7 februari 2024.
4.18.
Clipper stelt dat de algemene voorwaarden, waar de vordering van Fluent op is gebaseerd, niet op de juiste wijze te hand zijn gesteld, omdat Clipper niet de mogelijkheid heeft gekregen om vóór of tijdens het ondertekenen van de overeenkomst van de algemene voorwaarden kennis te nemen. De algemene voorwaarden werden pas het weekend na het ondertekenen van de overeenkomst per e-mail aan Clipper toegezonden.
4.19.
Volgens Fluent stelt Clipper ten onrechte dat zij bij het digitaal ondertekenen van de machtigingsovereenkomst niet de mogelijkheid had om de algemene voorwaarden te accepteren. Als de offerte wordt verstuurd, krijgt de ondernemer deze in zijn of haar e-mailbox. Dit is een digitale link. In de link krijgt de ondernemer eerst de algemene voorwaarden van Fluent te zien. Die moeten worden doorgenomen en afgevinkt. Als dat is gebeurd, verschijnen de algemene voorwaarden van energieleverancier GGP. Pas als ook die zijn afgevinkt, wordt het tekenveld actief en kan er worden getekend.
4.20.
De kantonrechter overweegt dat voor de vraag of algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn, niet van belang is of de algemene voorwaarden correct ter hand zijn gesteld. Niet nodig is dat Clipper op de hoogte was van de inhoud van de algemene voorwaarden of dat Fluent meende dat Clipper de inhoud van de algemene voorwaarden kende. Voor het antwoord op de vraag of algemene voorwaarden van toepassing zijn, is slechts van belang of Clipper de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Fluent heeft aanvaard. Deze snelle toepasselijkheid wordt gerechtvaardigd door de mogelijkheid om (bedingen in) de algemene voorwaarden te vernietigen als een beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is of als geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.
4.21.
Partijen verschillen er niet over van mening dat op de machtigingsovereenkomst algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. Dat blijkt ook uit het afschrift van de overeenkomst, dat als productie 4 bij de dagvaarding is overgelegd. Daarop is namelijk vermeld: “
Door ondertekening van deze machtiging gaat u akkoord met de gebruiksvoorwaarden evenals de privacyverklaring en gedragscodes van Fluent Energy B.V. en van de nieuwe energieleverancier”en verder “
Door ondertekening van dit document verklaart ondergetekende akkoord te gaan met de algemene voorwaarden van Fluent Energy B.V. en de algemene voorwaarden als mede de aanvullende voorwaarden van de leverancier”.
4.22.
Als de algemene voorwaarden, zoals Clipper stelt, niet op de juiste wijze ter hand zijn gesteld, omdat Clipper niet de mogelijkheid is geboden om vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst van de algemene voorwaarden kennis te nemen, dan zijn de toepasselijke algemene voorwaarden echter vernietigbaar op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW. Dit betekent dat Clipper in dat geval bevoegd is om de algemene voorwaarden te vernietigen.
4.23.
De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van Clipper dat Clipper de algemene voorwaarden vernietigt vanwege het niet ter hand stellen van die voorwaarden. Dat Fluent de stellingen van Clipper ook zo heeft begrepen, blijkt uit de omstandigheden dat Fluent zich over het ter hand stellen van de algemene voorwaarden heeft uitgelaten en heeft aangeboden om te bewijzen dat de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld. De kantonrechter zal daarom behoordelen of de algemene voorwaarden correct ter hand zijn gesteld.
4.24.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat als een beroep wordt gedaan op vernietiging van algemene voorwaarden, de gebruiker van de algemene voorwaarden moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat de algemene voorwaarden op de juiste wijze ter hand zijn gesteld. [1] Omdat Clipper betwist dat hij vóór of tijdens het ondertekenen van de machtigingsovereenkomst kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden en Clipper betwist dat het door Fluent omschreven digitale proces overeenkomt met de praktijk (althans: dat dit algemeen geschetste proces ook is gevolg in deze kwestie), lag het op de weg van Fluent om haar stellingen nader te onderbouwen dat Clipper vóór of tijdens het aangaan van de overeenkomst van de algemene voorwaarden kennis heeft kunnen nemen. Dat geldt te meer omdat Clipper in de dagvaarding heeft vermeld dat zij de digitale link niet meer kan openen en zij dus niet kan aantonen dat zij een ander proces heeft doorlopen. Clipper kon daardoor haar betwistingen niet verder onderbouwen dan zij heeft gedaan, terwijl Fluent haar stellingen wel nader had kunnen onderbouwen. Fluent had bijvoorbeeld screenshots van het (algemene) digitale proces of schriftelijke verklaringen kunnen overleggen. Dat heeft Fluent niet gedaan. Zij heeft ook geen logboek of iets dergelijks overgelegd waaruit blijkt dat Clipper de voorwaarden heeft geaccordeerd. Fluent heeft haar stellingen daardoor onvoldoende onderbouwd, zodat aan een bewijsopdracht niet wordt toegekomen.
4.25.
Omdat Fluent haar stelling - dat de algemene voorwaarden vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld - onvoldoende heeft onderbouwd, worden de algemene voorwaarden geacht niet op tijd ter hand te zijn gesteld. Clipper heeft de algemene voorwaarden daarom rechtsgeldig vernietigd. Als gevolg van die vernietiging van de algemene voorwaarden, worden zij geacht nooit te hebben bestaan en kan door Fluent geen rechtsgeldig beroep worden gedaan op de bedingen in de algemene voorwaarden. Fluent kan daardoor ook geen rechten ontlenen aan artikel 7 lid 3 van de algemene voorwaarden. De vordering, die op artikel 7 lid 3 van de algemene voorwaarden is gebaseerd, moet daarom worden afgewezen.
Wettelijke rente
4.26.
Nu de door Fluent gevorderde hoofdsom wordt afgewezen vanwege het ontbreken van de juridische grondslag, bestaat er ook geen grondslag voor toewijzing van wettelijke rente over het gevorderde bedrag. De wettelijke rente zal daarom ook worden afgewezen.
Proceskosten in reconventie
4.27.
Fluent is in reconventie het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Clipper worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(2 punten × factor 0,5 × € 204,00)
- nakosten
102,00
Totaal
306,00
4.28.
De door Clipper gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Clipper af,
5.2.
veroordeelt Clipper in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Fluent niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering van Fluent af,
5.5.
veroordeelt Fluent in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als Fluent niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.5 en 5.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.M. Menting en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.

Voetnoten

1.HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1394 (Lommerse-Uitendaal/Atria).