ECLI:NL:RBLIM:2024:6733

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
03/720131-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en wederrechtelijk binnendringen in woning door meerdere verdachten

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met drie anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing en het wederrechtelijk binnendringen van een woning. De feiten dateren van 11 januari 2017, toen de verdachte en zijn medeverdachten de woning van [slachtoffer 1] binnendrongen met de bedoeling om hem te dwingen tot de afgifte van € 25.000,00. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de afpersing, waarbij de verdachte een leidende rol had. De medeverdachten droegen bij aan de intimidatie door hun aanwezigheid, wat resulteerde in een dreigende situatie voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn van 5 jaar en 6 maanden. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.M.H. Zuketto. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de verklaringen van getuigen en verbalisanten cruciaal waren voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de poging tot afpersing en het wederrechtelijk binnendringen wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720131-17
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.M.H. Zuketto, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2024. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het onderzoek in deze zaak is op 11 september 2024 gelijktijdig gesloten met de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] met het parketnummer 03/720153-17 en [medeverdachte 2] met het parketnummer 03/720137-17. De inhoudelijke behandeling van die zaken vond plaats op 10 september 2024.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 11 januari 2017 samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 25.000,00;
Feit 2:op 11 januari 2017 samen met anderen de woning van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk is binnengedrongen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde feit 1 moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er slechts één bewijsmiddel is, namelijk de verklaring van getuige [slachtoffer 2] , die verder niet wordt ondersteund door de rest van het dossier. Bovendien is haar verklaring – die zij op verschillende momenten heeft afgelegd en die niet consistent is – niet betrouwbaar. De raadsman verwacht dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van het tenlastegelegde feit 2.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen – feiten 1 en 2
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [2] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op woensdag 11 januari 2017 om 22.07 uur werden wij met diverse
patrouilles aangestuurd naar de [adres 1] te Sittard, aldaar woont [slachtoffer 1]
. Om 22.14 uur kwamen wij ter plaatse. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] vertelde dat heden omstreeks 21.50 uur 4 Satudarah leden bij hem aan de deur kwamen, welke vervolgens sloegen op het raam en hierna de voordeur intrapten, welke derhalve beschadigd raakte. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] vertelde dat hij vluchtte via de achterzijde van de woning het dak op. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] vertelde dat zijn vriendin, [slachtoffer 2] , ook in betrokken woning was en in de woonkamer achterbleef. Vervolgens hoorden wij dat [slachtoffer 2] zei dat zij de leden welke de woning naar binnen waren gedrongen had herkend en kon tonen op haar mobiele telefoon. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat [verdachte] de leider was van de groep mannen en dat hij het woord deed. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei, dat [verdachte] tegen haar zei, dat omdat [slachtoffer 1] ruzie had met deze [verdachte] hij een schuld had openstaan van 25.000 euro, echter daar [slachtoffer 2] aangaf dat zijzelf en [slachtoffer 1] geen geld hadden werd deze schuld door [verdachte] verlaagd naar 10.000 euro en deze zouden ze morgen, donderdag 12 januari 2017, komen halen, aldus [verdachte] . Wanneer dit geld niet gegeven zou worden zou [slachtoffer 1] worden afgemaakt. Vervolgens liepen wij naar de voordeur en zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat de slotplaat in het kunststoffen kozijn vernield was. Tevens zag ik dat er een schoenzoolafdruk aan de buitenzijde van de voordeur zat, ter hoogte van de slotplaat. Ik zag dat de deur was opengetrapt. Vervolgens zagen wij dat [slachtoffer 2] ons foto's toonde vanaf haar mobiele telefoon uit eigen beweging en zij deze ter beschikking stelde aan de politie. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , maakte met mijn diensttelefoon foto's van de door [slachtoffer 2] afgebeelde foto's. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] mij een foto toonde van het Instagram account van deze [verdachte] , welke heden de woning binnengedrongen was. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] mij vertelde dat [verdachte] de persoon op foto 1 is welke in het witte T-shirt staat afgebeeld. Vervolgens zag en hoorde ik dat [slachtoffer 2] mij de vierde man toonde via een foto op Facebook. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] vertelde dat de man centraal afgebeeld op foto 2 de vierde man was welke de woning was binnengedrongen.
Getuige [slachtoffer 2] [3] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 januari 2017 om iets voor tien, ging ik naar bed toe in mijn woning aan de [adres 1] in Sittard. Ik hoor ineens kei hard iemand tegen het raam kloppen. [slachtoffer 1] komt de kamer in gerend en zegt: “Ja, daar staat die van Satudarah bij mij aan de deur”. Ik doe mijn badjas aan en ik loop naar de deur. Vliegt die deur open. Stormen ze naar binnen. Dus ik tegen die [verdachte] gezegd van: “Ja, ik wil niet hebben dat je bij mij aan de deur staat”. Ik ben met [verdachte] omgegaan, zijn vriendin is een vriendin van mij. Hij had in elk geval gezegd: “Ja we komen niet voor jou, we komen voor je vriend”. Komt zo’n andere man, die heb ik wel eens vaker gezien. En ik weet dat het een vriend van [verdachte] is. Er was ook een man, die ik niet ken, maar wel eens heb gezien. En er was nog iemand bij, die ken ik alleen bij voornaam, [medeverdachte 2] heet die. Ik weet dat die bij de Satudarah zit. Ja, ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik het geld niet heb en toen heeft hij het bedrag verlaagd naar € 10.000,00. Toen [verdachte] zei: “Kom we gaan”, zijn ze allemaal gegaan.
Getuige [slachtoffer 1] [4] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ja, [medeverdachte 2] stond op 11 januari 2017 ook bij mij binnen. [medeverdachte 2] heb ik zelf herkend en [verdachte] ook.
Getuige [getuige 1] [5] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 januari 2017 omstreeks 21.30 uur liep ik vanuit mijn woning [adres 2] te
Sittard naar mijn auto die voor de woning geparkeerd stond. Toen ik vanuit mijn voordeur naar mijn auto liep zag ik dat er een mij onbekende personenauto aan kwam rijden vanuit de [straatnaam 1] . Ik zag dat deze auto net voorbij mijn woning op
het trottoir parkeerde. Ik zag hieruit vrijwel direct 4 mannen stapten. Ik zag dat deze mannen rechtstreeks naar de voordeur liepen van [adres 1] te Sittard. Het viel mij op dat deze mannen zich opsplitsten in 2 koppels van 2 personen en ieder aan een zijde van de voordeur van deze woning gingen staan.
Verbalisant [verbalisant 3] [6] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
De camerabeelden afkomstig van Stichting Autismehulp Zuid-Limburg, gevestigd aan de [adres 3] te Sittard, werden door mij bekeken. Ik zag dat aan de linker bovenzijde in beeld de datum 11 januari 2017 stond vermeld. Ik zag dat daarnaast de tijd werd aangeduid in uren:minuten:seconden. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [naam wijkagent] zou het tijdstip vermeld op de beelden overeenkomen met de werkelijke tijd. Navolgend zullen de beelden nader worden beschreven met daarbij vermelding van het tijdstip.
- 21:44:58 uur: Nadat de Skoda Fabia de verlichting heeft gedoofd, is een gedeelte van het kenteken zichtbaar. Zichtbaar is dat het voertuig is voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Opmerking: het slachtoffer [slachtoffer 1] is in het bezit van een witte Skoda Fabia voorzien van het kenteken [kenteken 1] ;
- 21:45:20 uur: Een donkere schim verschijnt rechtsboven in beeld. Deze komt uit de richting van de Skoda Fabia gelopen en gaat ergens naar binnen. Onbekend welk perceel deze naar binnen gaat.
- 21:48:20 uur: Vanuit de richting van de [straatnaam 1] verschijnt een donkerkleurige Renault Captur in beeld. Het voertuig rijdt met de linkerzijde het trottoir op en stopt;
- 21:48:26 uur: Van de Renault Captur worden alle vier de portieren geopend en er stappen vier NN mannen uit;
- 21:48:37uur: De 4 NN mannen, die uit de Renault Captur zijn gestapt, lopen in de richting van de percelen 42 en 42A;
- Vanaf 21:48:50 uur: De vier NN personen staan voor het perceel waar om 21.45.20 uur de persoon uit de Skoda Fabia naar binnen is gegaan;
- 21:49:17 uur: Van het kenteken van de Renault Captur is een gedeelte van het kenteken zichtbaar. Zichtbaar is dat het kenteken van dit voertuig is [kenteken 2] ;
- Vanaf 21:53:50 uur: De vier NN personen verschijnen weer boven in beeld. De verlichting van de Renault Captur gaat aan en uit. De vier NN personen lopen richting de Renault Captur;
- Vanaf 21:54:12 uur: Alle vier de NN personen stappen in de Renault Captur en gaan allen zitten op dezelfde plaatsen als waar zij zaten toen zij aankwamen;’
- 21:54:33 uur: De Renault Captur rijdt weg in de richting van de [straatnaam 2] .
Verbalisant [verbalisant 4] [7] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Van de Renault Captur is het kenteken zichtbaar geworden. Uit nader analyse van de beelden is mij gebleken dat het kenteken betrof: [kenteken 2] , zijnde een Renault Captur, rood van kleur, ten name van [bedrijfsnaam] .
Getuige [getuige 2] [8] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
De Renault Captur met kenteken [kenteken 2] is verhuurd aan [verdachte] die zich legitimeerde met een Belgische Identiteitskaart en een Belgisch rijbewijs. Op 7 januari 2017 heeft hij deze auto gehuurd. [verdachte] mag als enige de auto gebruiken.
De overwegingen
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing en het wederrechtelijk binnendringen van de woning.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte is samen met drie personen in het donker, op een laat tijdstip, naar de woning van het slachtoffer gereden. Daar is hij samen met de drie andere personen de auto uitgestapt en op een kennelijk afgesproken wijze – namelijk in koppels van twee – naast de voordeur gaan staan. Vervolgens is de deur ingetrapt en is de verdachte samen met de drie andere personen de woning binnengestormd. Daar heeft hij geroepen dat [slachtoffer 1] € 25.000,00 moet betalen, omdat hij anders zal worden afgemaakt. Vervolgens heeft de verdachte gezegd: “Kom we gaan” en heeft hij samen met de drie andere personen de woning verlaten. Ze zijn gezamenlijk de auto ingestapt en weggereden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er – gelet op bovenstaande beschreven feiten en omstandigheden – naar uiterlijke verschijningsvorm sprake van een gezamenlijke uitvoering van het doen ontstaan van een dreigende en intimiderende situatie in het kader van een poging tot afpersing. De verdachte had daarbij een leidende rol en was degene die riep dat er € 25.000,00 betaald moest worden, omdat anders [slachtoffer 1] zou worden afgemaakt. De medeverdachten hebben door hun aanwezigheid een wezenlijke bijdrage geleverd aan de poging tot afpersing door het met de verdachte na het gewelddadige binnendringen van de woning – op een bedreigende en intimiderende wijze – vormen van een getalsmatig overwicht in de woning.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft met de raadsman geconstateerd dat getuige [slachtoffer 2] op een later moment anders heeft verklaard over wie er precies gezegd zou hebben dat er geld betaald moest worden. De rechtbank gaat echter uit van haar eerste verklaring, die zij direct na het ten laste gelegde ten overstaan van de verbalisanten heeft afgelegd.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de afpersing was gericht op [slachtoffer 1] en niet op zijn vriendin [slachtoffer 2] . Zij heeft zelf immers verklaard dat de indringers zeiden dat ze niet voor haar kwamen, maar voor [slachtoffer 1] en dat zij niet bang was dat ze haar iets aan zouden doen. De rechtbank spreekt de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging partieel vrij.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 11 januari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, heeft geprobeerd door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 25.000 euro, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) naar de woning van genoemde [slachtoffer 1] zijn gegaan en daar hard op het raam hebben geslagen en de deur hebben ingetrapt en aan de vriendin van [slachtoffer 1] , te weten [slachtoffer 2] , hebben toegevoegd dat [slachtoffer 1] een hoeveelheid geld moet betalen en aan die [slachtoffer 2] hebben toegevoegd dat [slachtoffer 1] afgemaakt zal worden als hij niet zal betalen;
feit 2
op 11 januari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, in de woning aan de [adres 1] te Sittard, bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
eendaadse samenloop van:
feit 1
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
feit 2
medeplegen van in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de rechtbank rekening dient te houden met een overschrijding van de redelijke termijn van maar liefst 90 maanden. Daarnaast moet toepassing worden gegeven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Aan de verdachte kan voor feit 2 hoogstens een (voorwaardelijke) geldboete worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in vereniging met drie anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en het wederrechtelijk binnendringen van een woning.
De verdachte is ‘s avonds laat samen met drie medeverdachten naar de woning van het slachtoffer gegaan. Daar hebben zij met geweld de deur ingetrapt en zijn ze de woning binnengestormd. Eenmaal binnen hebben zij tegen de bewoonster – de vriendin van het slachtoffer – gezegd dat het slachtoffer € 25.000,00 moest betalen, omdat hij anders zou worden afgemaakt. Aanleiding hiervoor zou een onderliggend conflict zijn tussen verdachte en het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij mensen heeft opgetrommeld om met hem mee te gaan om het slachtoffer te bedreigen en te intimideren en het conflict niet zelf (op een vreedzame manier) met het slachtoffer heeft opgelost.
Dit zijn ernstige strafbare feiten waarbij de impact op het slachtoffer groot is. Het slachtoffer heeft – uit angst – geen aangifte willen doen en heeft verklaard dat hij bang is voor represailles.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten), die uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar bij een voltooide afpersing in een woning. Aangezien het in deze zaak om een poging gaat, neemt de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden.
Uit de justitiële documentatie van de verdachte d.d. 16 augustus 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar dat dit om oudere feiten gaat. Na het plegen van de bewezen verklaarde feiten is de verdachte nog betrekkelijk recent veroordeeld tot een forse gevangenisstraf, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden fors is overschreden en dat deze overschrijding in aanzienlijke mate verdisconteerd moet worden in de op te leggen straf.
De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op het moment waarop verdachte door de politie als verdachte is aangehouden en verhoord, te weten op 13 maart 2017. Met betrekking tot het procesverloop constateert de rechtbank geen bijzondere omstandigheden. De termijn is derhalve met 5 jaren en 6 maanden overschreden. Met deze overschrijding zal de rechtbank rekening houden bij de bepaling van de straf.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest.

7.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen telefoons dienen te worden teruggeven aan de rechthebbende, te weten [medeverdachte 2] : een Samsung (G921317), een Blackberry (G378446) en een Blackberry (G378448).

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 55, 63, 138, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
-
gelast de teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [medeverdachte 2] :
  • Samsung (G921317)
  • Blackberry (G378446)
  • Blackberry (G378448).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en
mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 september 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op 11 januari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, heeft geprobeerd door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 25.000 euro toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) met een aantal personen naar de woning van genoemde [slachtoffer 1] is/zijn gegaan en daar hard op het raam heeft/hebben geslagen en/of de deur heeft/hebben ingetrapt en/of aan de vriendin van [slachtoffer 1] , te weten [slachtoffer 2] , heeft/hebben toegevoegd dat [slachtoffer 1] een hoeveelheid geld moet betalen en/of aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben toegevoegd dat [slachtoffer 1] afgemaakt zal worden als hij niet zal betalen en/of het dak van de woning van [slachtoffer 1] is/zijn opgeklommen in een poging [slachtoffer 1] te vinden welke zich daar uit angst verstopt had;
2.
hij op 11 januari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereiging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning aan de [adres 1] te Sittard, bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, proces-verbaalnummer LBRAA17001, gesloten d.d. 15 maart 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 558.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2017, p. 243-245.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 10 mei 2017, p. 328-354.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 10 mei 2017, p. 309-327.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 24 januari 2017, p. 362-363.
6.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [straatnaam 3] Sittard d.d. 27 februari 2017, p. 261-279.
7.Proces-verbaal van herkenning kenteken d.d. 15 maart 2017, p. 280.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 8 maart 2017, p. 378-379.