4.3.1De bewijsmiddelen – feiten 1 en 2
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op woensdag 11 januari 2017 om 22.07 uur werden wij met diverse
patrouilles aangestuurd naar de [adres 1] te Sittard, aldaar woont [slachtoffer 1]
. Om 22.14 uur kwamen wij ter plaatse. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] vertelde dat heden omstreeks 21.50 uur 4 Satudarah leden bij hem aan de deur kwamen, welke vervolgens sloegen op het raam en hierna de voordeur intrapten, welke derhalve beschadigd raakte. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] vertelde dat hij vluchtte via de achterzijde van de woning het dak op. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] vertelde dat zijn vriendin, [slachtoffer 2] , ook in betrokken woning was en in de woonkamer achterbleef. Vervolgens hoorden wij dat [slachtoffer 2] zei dat zij de leden welke de woning naar binnen waren gedrongen had herkend en kon tonen op haar mobiele telefoon. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat [medeverdachte 2] de leider was van de groep mannen en dat hij het woord deed. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei, dat [medeverdachte 2] tegen haar zei, dat omdat [slachtoffer 1] ruzie had met deze [medeverdachte 2] hij een schuld had openstaan van 25.000 euro, echter daar [slachtoffer 2] aangaf dat zijzelf en [slachtoffer 1] geen geld hadden werd deze schuld door [medeverdachte 2] verlaagd naar 10.000 euro en deze zouden ze morgen, donderdag 12 januari 2017, komen halen, aldus [medeverdachte 2] . Wanneer dit geld niet gegeven zou worden zou [slachtoffer 1] worden afgemaakt. Vervolgens liepen wij naar de voordeur en zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat de slotplaat in het kunststoffen kozijn vernield was. Tevens zag ik dat er een schoenzoolafdruk aan de buitenzijde van de voordeur zat, ter hoogte van de slotplaat. Ik zag dat de deur was opengetrapt. Vervolgens zagen wij dat [slachtoffer 2] ons foto's toonde vanaf haar mobiele telefoon uit eigen beweging en zij deze ter beschikking stelde aan de politie. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , maakte met mijn diensttelefoon foto's van de door [slachtoffer 2] afgebeelde foto's. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] mij een foto toonde van het Instagram account van deze [medeverdachte 2] , welke heden de woning binnengedrongen was. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] mij vertelde dat [medeverdachte 2] de persoon op foto 1 is welke in het witte T-shirt staat afgebeeld. Vervolgens zag en hoorde ik dat [slachtoffer 2] mij de vierde man toonde via een foto op Facebook. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] vertelde dat de man centraal afgebeeld op foto 2 de vierde man was welke de woning was binnengedrongen.
Getuige [slachtoffer 2]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 januari 2017 om iets voor tien, ging ik naar bed toe in mijn woning aan de [adres 1] in Sittard. Ik hoor ineens kei hard iemand tegen het raam kloppen. [slachtoffer 1] komt de kamer in gerend en zegt: “Ja, daar staat die van Satudarah bij mij aan de deur”. Ik doe mijn badjas aan en ik loop naar de deur. Vliegt die deur open. Stormen ze naar binnen. Dus ik tegen die [medeverdachte 2] gezegd van: “Ja, ik wil niet hebben dat je bij mij aan de deur staat”. Ik ben met [medeverdachte 2] omgegaan, zijn vriendin is een vriendin van mij. Hij had in elk geval gezegd: “Ja we komen niet voor jou, we komen voor je vriend”. Komt zo’n andere man, die heb ik wel eens vaker gezien. En ik weet dat het een vriend van [medeverdachte 2] is. Er was ook een man, die ik niet ken, maar wel eens heb gezien. En er was nog iemand bij, die ken ik alleen bij voornaam, [verdachte] heet die. Ik weet dat die bij de Satudarah zit. Ja, ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd dat ik het geld niet heb en toen heeft hij het bedrag verlaagd naar € 10.000,00. Toen [medeverdachte 2] zei: “Kom we gaan”, zijn ze allemaal gegaan.
Getuige [slachtoffer 1]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ja, [verdachte] stond op 11 januari 2017 ook bij mij binnen. [verdachte] heb ik zelf herkend en [medeverdachte 2] ook.
Getuige [getuige 1]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 11 januari 2017 omstreeks 21.30 uur liep ik vanuit mijn woning [adres 2] te
Sittard naar mijn auto die voor de woning geparkeerd stond. Toen ik vanuit mijn voordeur naar mijn auto liep zag ik dat er een mij onbekende personenauto aan kwam rijden vanuit de [straatnaam 1] . Ik zag dat deze auto net voorbij mijn woning op
het trottoir parkeerde. Ik zag hieruit vrijwel direct 4 mannen stapten. Ik zag dat deze mannen rechtstreeks naar de voordeur liepen van [adres 1] te Sittard. Het viel mij op dat deze mannen zich opsplitsten in 2 koppels van 2 personen en ieder aan een zijde van de voordeur van deze woning gingen staan.
Verbalisant [verbalisant 3]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
De camerabeelden afkomstig van Stichting Autismehulp Zuid-Limburg, gevestigd aan de [adres 3] te Sittard, werden door mij bekeken. Ik zag dat aan de linker bovenzijde in beeld de datum 11 januari 2017 stond vermeld. Ik zag dat daarnaast de tijd werd aangeduid in uren:minuten:seconden. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [naam wijkagent] zou het tijdstip vermeld op de beelden overeenkomen met de werkelijke tijd. Navolgend zullen de beelden nader worden beschreven met daarbij vermelding van het tijdstip.
- 21:44:58 uur: Nadat de Skoda Fabia de verlichting heeft gedoofd, is een gedeelte van het kenteken zichtbaar. Zichtbaar is dat het voertuig is voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Opmerking: het slachtoffer [slachtoffer 1] is in het bezit van een witte Skoda Fabia voorzien van het kenteken [kenteken 1] ;
- 21:45:20 uur: Een donkere schim verschijnt rechtsboven in beeld. Deze komt uit de richting van de Skoda Fabia gelopen en gaat ergens naar binnen. Onbekend welk perceel deze naar binnen gaat.
- 21:48:20 uur: Vanuit de richting van de [straatnaam 1] verschijnt een donkerkleurige Renault Captur in beeld. Het voertuig rijdt met de linkerzijde het trottoir op en stopt;
- 21:48:26 uur: Van de Renault Captur worden alle vier de portieren geopend en er stappen vier NN mannen uit;
- 21:48:37uur: De 4 NN mannen, die uit de Renault Captur zijn gestapt, lopen in de richting van de percelen [adres 4] en [adres 1] ;
- Vanaf 21:48:50 uur: De vier NN personen staan voor het perceel waar om 21.45.20 uur de persoon uit de Skoda Fabia naar binnen is gegaan;
- 21:49:17 uur: Van het kenteken van de Renault Captur is een gedeelte van het kenteken zichtbaar. Zichtbaar is dat het kenteken van dit voertuig is [kenteken 2] ;
- Vanaf 21:52:20 uur: De vier NN personen zijn niet meer te zien voor het perceel;
- Vanaf 21:53:50 uur: De vier NN personen verschijnen weer boven in beeld. De verlichting van de Renault Captur gaat aan en uit. De vier NN personen lopen richting de Renault Captur;
- Vanaf 21:54:12 uur: Alle vier de NN personen stappen in de Renault Captur en gaan allen zitten op dezelfde plaatsen als waar zij zaten toen zij aankwamen;
- 21:54:33 uur: De Renault Captur rijdt weg in de richting van de [straatnaam 2] .
Verbalisant [verbalisant 4]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Van de Renault Captur is het kenteken zichtbaar geworden. Uit nader analyse van de beelden is mij gebleken dat het kenteken betrof: [kenteken 2] , zijnde een Renault Captur, rood van kleur, ten name van [bedrijfsnaam] .
Getuige [getuige 2]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
De Renault Captur met kenteken [kenteken 2] is verhuurd aan [medeverdachte 2] die zich legitimeerde met een Belgische Identiteitskaart en een Belgisch rijbewijs. Op 7 januari 2017 heeft hij deze auto gehuurd. [medeverdachte 2] mag als enige de auto gebruiken.
Verbalisant [verbalisant 5]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op donderdag 12 januari 2017 kreeg ik de beschikking over twee foto afdrukken.
Deze afdrukken werden mij ter beschikking gesteld door hoofdagent van politie [verbalisant 1] . [slachtoffer 2] vertelde aan [verbalisant 1] , dat zij de leden die de woning waren binnengedrongen had herkend en deze kon tonen op haar mobiele telefoon. Vervolgens toonde zij [verbalisant 1] twee afbeeldingen, waarvan [verbalisant 1] met zijn diensttelefoon foto's maakte. [verbalisant 1] toonde mij de door hem gemaakte afbeeldingen. Ik zag, dat op de foto met de koptekst:" [bestandsnaam] " een aantal mannen stonden afgebeeld. Ik herkende de persoon in het midden van de afbeelding (shirt met witte opdruk) als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik ken [verdachte] uit mijn tijd als taakveldhouder Jeugd van de basiseenheid Geleen en had in deze hoedanigheid regelmatig met hem contact.
De overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 11 januari 2017 omstreeks 21.50 uur zijn vier mannen in een Renault Captur – die werd gehuurd door [medeverdachte 2] – naar de woning aan de [adres 1] in Sittard gereden. Alle vier de mannen zijn uitgestapt en in koppels van twee naast de deur gaan staan. Vervolgens hebben zij de deur ingetrapt en zijn de woning binnengestormd. Binnen heeft [medeverdachte 2] tegen getuige [slachtoffer 2] – de vriendin van [slachtoffer 1] – gezegd dat [slachtoffer 1] € 25.000,00 moest betalen, anders zou hij worden afgemaakt. Na een paar minuten hebben de mannen de woning verlaten. Ze zijn alle vier de Renault Captur weer ingestapt en weggereden.
De rechtbank stelt ook vast dat de verdachte een van die vier mannen was.
Getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben in hun eerste verklaring verklaard dat de verdachte in de woning aanwezig was. Getuige [slachtoffer 2] heeft meteen na het incident twee foto’s aan de politie getoond waarop de mannen stonden die de woning zijn binnengedrongen. Op een van die foto’s wordt de verdachte ambtshalve herkend door verbalisant [verbalisant 5] . Hoewel de rechtbank ook heeft geconstateerd dat getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris – bijna drie jaar later – heeft verklaard dat de verdachte niet binnen is geweest, gaat de rechtbank uit van haar eerste verklaring nu die meteen nadat het feit gepleegd is, is afgelegd. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de getuige in een later fase, uit angst voor mogelijke represailles, andersluidende verklaringen heeft afgelegd.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
De rechtbank overweegt dat er voor medeplegen sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De bijdrage aan het delict dient van voldoende intellectueel of materieel gewicht te zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte is samen met drie personen op een laat tijdstip, in het donker, naar de woning van het slachtoffer gereden. Daar is hij samen met de drie andere personen de auto uitgestapt en op een kennelijk afgesproken wijze – namelijk in koppels van twee – naast de voordeur gaan staan. Vervolgens is de deur ingetrapt en is de verdachte samen met de drie andere personen de woning binnengestormd. Daar is door medeverdachte [medeverdachte 2] geroepen dat [slachtoffer 1] € 25.000,00 moet betalen, omdat hij anders zal worden afgemaakt. Vervolgens heeft de verdachte samen met de drie andere personen de woning verlaten en zijn ze gezamenlijk de auto ingestapt en weggereden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er – gelet op bovenstaande beschreven feiten en omstandigheden – naar uiterlijke verschijningsvorm sprake van een gezamenlijke uitvoering van het doen ontstaan van een dreigende en intimiderende situatie in het kader van een poging tot afpersing. De verdachte heeft met zijn aanwezigheid een wezenlijke bijdrage geleverd aan de poging tot afpersing door het met anderen na het gewelddadige binnendringen van de woning – op een bedreigende en intimiderende wijze – vormen van een getalsmatig overwicht in de woning. De rechtbank is van oordeel dat zijn bijdrage van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de afpersing was gericht op [slachtoffer 1] en niet op zijn vriendin [slachtoffer 2] . Zij heeft zelf immers verklaard dat de indringers zeiden dat ze niet voor haar kwamen, maar voor [slachtoffer 1] en dat zij niet bang was dat ze haar iets aan zouden doen. De rechtbank spreekt de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging partieel vrij.
4.3.2De bewijsmiddelen – feit 3
Verbalisant [verbalisant 6]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 13 maart 2017 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in [adres 5] , [plaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen: een katapult, woonkamer, zichtbaar en voor de hand liggend onder salontafel.
Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8]relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 13 maart 2017 hielden wij binnen de gemeente Sittard-Geleen, als verdachte aan: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1992, adres: [adres 5] , [plaats] .
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10]relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het op 13 maart 2017 bij de verdachte [verdachte] inbeslaggenomen
voorwerp betreft een katapult. Deze katapult kan redelijkerwijs geschikt
worden geacht om daarmee projectielen weg te schieten met een zodanige
kracht of gerichtheid dat daardoor personen ernstig lichamelijk letsel kan
worden toegebracht. Bovendien is deze katapult niet klaarblijkelijk bestemd
om als speelgoed te worden gebruikt. Het is daarom niet een voorwerp als
bedoeld in artikel 2, lid 4 van de Wet Wapens en Munitie. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 6 van de Wet Wapens en Munitie.
De overwegingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een katapult voorhanden heeft gehad.
4.3.3Vrijspraak – feit 4
Op 17 juni 2015 is [slachtoffer 3] in haar woning mishandeld. Zij heeft vlak na het incident tegen de politie verklaard dat er drie mannen voor haar deur stonden en dat [naam] degene was die haar met een honkbalknuppel heeft geslagen. Over de tweede man heeft zij verklaard dat dat een persoon was die zij herkende, maar waarvan ze de naam niet wil noemen en over de derde man heeft zij verklaard dat het een grote, kale, negroïde man was die zij niet kende.
Een dag later heeft [slachtoffer 3] tegen de politie verklaard dat zij nog niet weet of zij aangifte wil doen, maar dat als zij aangifte zou doen, dit alleen zou zijn tegen [naam] , want hij had nog geen hesje en de andere twee mannen waren van Satudarah.
Getuige [getuige 3] – die zich op dat moment in de woning van zijn vader bevond aan de [adres 6] in [plaats] – heeft tegenover de wijkagent verklaard dat hij getuige was van de mishandeling en heeft meegevochten. Hij heeft verder verklaard dat een van de daders in hetzelfde complex woont (als zijn vader) en gewezen naar links onder, zonder een naam te geven. Het is de wijkagent ambtshalve bekend dat [verdachte] op de benedenverdieping van hetzelfde complex woont, schuin onder de woning van getuige [getuige 3] .
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 3] twee verschillende voornamen heeft genoemd van degene die haar heeft geslagen. Zij heeft eerst de naam [naam] genoemd, wat er op zou kunnen duiden dat de medeverdachte [medeverdachte 3] het slachtoffer zou hebben mishandeld. Een dag later noemt zij de naam [naam] . Op geen enkel moment heeft zij de naam [verdachte] genoemd. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat een van de daders in hetzelfde complex woont, namelijk het complex aan de [straatnaam 3] in [plaats] , en heeft daarbij gewezen naar linksonder. Zoals de verdediging ook heeft aangevoerd, is het de rechtbank op basis van het proces-verbaal niet duidelijk hoe de getuige ten opzichte van het complex stond en in welke richting er vervolgens is gewezen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het haar ambtshalve bekend is dat er meerdere leden van Satudarah in dat complex wonen. De rechtbank constateert dat hier verder geen onderzoek meer naar is gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte de mishandeling heeft gepleegd. De rechtbank spreekt de verdachte hiervan vrij.