Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Weller Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had sinds 1 maart 2024 een woning gehuurd van Weller tegen een maandelijkse huurprijs van € 551,20. In de huurovereenkomst was een koppelbeding opgenomen met een woonbegeleidingsovereenkomst die de huurder had met Stichting Mondriaan. Deze overeenkomst is beëindigd, wat volgens Weller ook de huurovereenkomst beëindigde. De huurder had een huurachterstand van € 1.633,60 opgebouwd en was op 15 april 2024 in voorlopige hechtenis genomen wegens een strafbaar feit. Weller vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de huurachterstand en een maandelijkse vergoeding vanaf juni 2024. De huurder erkende de huurachterstand en concludeerde tot toewijzing van de vorderingen van Weller voor wat betreft de ontbinding en ontruiming.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder ernstig tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst, wat ontbinding rechtvaardigde. De huurachterstand was net iets minder dan drie maanden huur, maar gezien de omstandigheden en de erkenning van de huurder, werd de huurovereenkomst ontbonden. De huurder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en een maandelijkse vergoeding. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.