ECLI:NL:RBLIM:2024:6720

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
11141746 \ CV EXPL 24-2858
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van woonruimte wegens huurachterstand en beëindiging woonbegeleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Weller Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had sinds 1 maart 2024 een woning gehuurd van Weller tegen een maandelijkse huurprijs van € 551,20. In de huurovereenkomst was een koppelbeding opgenomen met een woonbegeleidingsovereenkomst die de huurder had met Stichting Mondriaan. Deze overeenkomst is beëindigd, wat volgens Weller ook de huurovereenkomst beëindigde. De huurder had een huurachterstand van € 1.633,60 opgebouwd en was op 15 april 2024 in voorlopige hechtenis genomen wegens een strafbaar feit. Weller vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de huurachterstand en een maandelijkse vergoeding vanaf juni 2024. De huurder erkende de huurachterstand en concludeerde tot toewijzing van de vorderingen van Weller voor wat betreft de ontbinding en ontruiming.

De kantonrechter oordeelde dat de huurder ernstig tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst, wat ontbinding rechtvaardigde. De huurachterstand was net iets minder dan drie maanden huur, maar gezien de omstandigheden en de erkenning van de huurder, werd de huurovereenkomst ontbonden. De huurder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en een maandelijkse vergoeding. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11141746 \ CV EXPL 24-2858
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
STICHTING WELLER WONEN,
te Heerlen,
eisende partij,
hierna te noemen: Weller,
gemachtigde: mr. R.W. Janssen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.F.E. Sprenkels.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 maart 2024 van Weller de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde) tegen een maandelijkse huurprijs van € 551,20 inclusief € 1,20 aan kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en servicekosten. Deze huurprijs moet bij vooruitbetaling worden voldaan.
2.2.
In de huurovereenkomst staat een koppelbeding met de woonbegeleidingsovereenkomst die [gedaagde] met Stichting Mondriaan heeft. In de huurovereenkomst is hierover in de considerans het volgende opgenomen:
“ 5. Cliënt is ermee bekend en stemt er mee in dat Verhuurder de woonruimte in [naam] niet aan hem ter beschikking stelt om Huurder van woonruimte te voorzien, maar uitsluitend om de door Mondriaan aan Cliënt geboden begeleiding mogelijk te maken. De zorg en begeleiding prevaleren nadrukkelijk boven het woongenot.
6. (…) Dit betekent dat de huurovereenkomst eindigt indien en voor zover de woonbegeleidingsovereenkomst eindigt en vice versa. (…) ”
2.3.
Op 15 april 2024 is [gedaagde] in voorlopige hechtenis genomen als verdachte van het neersteken van een zorgmedewerker.
2.4.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan, die ten tijde van de dagvaarding € 1.633,60 bedroeg.

3.Het geschil

3.1.
Weller vordert - samengevat - ontbinding en ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde woning, betaling van de huurachterstand van € 1.633,60 en betaling van een bedrag van € 551,30 per maand vanaf juni 2024 totdat het gehuurde is ontruimd, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan deze vordering legt Weller ten grondslag dat de woonbegeleidingsovereenkomst tussen [gedaagde] en Stichting Mondriaan is beëindigd, waardoor de huurovereenkomst, gezien het koppelbeding ook is beëindigd, dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen door een zorgmedewerker neer te steken, dat [gedaagde] vanaf aanvang van de huurovereenkomst nog geen enkele keer huur heeft betaald, waardoor er ten tijde van de dagvaarding drie maanden huurachterstand bestaat en dat [gedaagde] , door de voorlopige hechtenis, geen hoofdverblijf meer heeft in het gehuurde hetgeen wel een contractuele verplichting is.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, maar erkent de huurachterstand van € 1.633,60 en concludeert tot toewijzing van de vorderingen van Weller voor wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde] de huurovereenkomst is aangegaan en dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden € 1.633,60 bedroeg. Dit betekent dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.2.
Het is vaste rechtspraak dat een huurovereenkomst van drie maanden of meer een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. De huurachterstand van [gedaagde] van € 1.633,60 bedraagt net iets minder dan drie maanden huur. De huurprijs is immers € 551,20 per maand waardoor drie maanden huurachterstand gelijk zou zijn aan het bedrag van € 1.653,60. Gelet op de aard van de zaak en nu [gedaagde] in haar conclusie heeft verzocht om de vorderingen van Weller wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toe te wijzen, zal de kantonrechter de huurovereenkomst toch ontbinden en [gedaagde] veroordelen om het gehuurde te ontruimen.
4.3.
De andere aangevoerde gronden kunnen onbesproken gelaten worden, nu de ontbinding reeds op de hiervoor besproken grond zal worden toegewezen.
4.4.
De kantonrechter zal [gedaagde] tevens veroordelen tot betaling van de huurachterstand en de huur-/gebruikersvergoeding vanaf 1 juni 2024 totdat het gehuurde is ontruimd. De huurachterstand wordt door partijen tot 1 juni 2024 gesteld op € 1.633,60 zodat dit bedrag wordt toegewezen. Aan gebruikersvergoeding zal vanaf 1 juni 2024 een bedrag van € 551,20 per maand worden toegewezen in plaats van de gevorderde € 551,30, nu de huurprijs conform de artikelen 4.2 en 4.3 van de huurovereenkomst € 551,20 bedraagt en geen € 551,30.
4.5.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Weller worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
204,00
(1,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,97

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Weller te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Weller te betalen € 1.633,60,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Weller te betalen € 551,20 per maand, voor elke maand of gedeelte hiervan ná 31 mei 2024, waarin [gedaagde] het gehuurde niet geheel ontruimd ter vrije beschikking van Weller heeft gesteld,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 813,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
VC