ECLI:NL:RBLIM:2024:6719

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
11134311 \ CV EXPL 24-2809
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en betaling van buitengerechtelijke kosten na onrechtmatige daad onder invloed van alcohol

In deze zaak vordert Achmea Schadeverzekeringen N.V., vertegenwoordigd door haar gemachtigde Flanderijn, betaling van schadevergoedingen die zij heeft uitgekeerd aan benadeelden na een ongeval veroorzaakt door [gedaagde] op 2 maart 2018. [gedaagde] heeft onder invloed van alcohol met zijn auto schade veroorzaakt aan meerdere voertuigen, waarvoor Achmea als zijn verzekeraar de schade heeft vergoed. Achmea stelt dat [gedaagde] niet verzekerd was op het moment van het ongeval, omdat hij meer alcohol in zijn bloed had dan wettelijk is toegestaan, en vordert daarom de door haar vergoede schadebedragen terug van [gedaagde]. De totale schadevergoeding bedraagt € 7.756,61, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt dat hij alleen de hoofdsom wil betalen, omdat hij in 2018 met Achmea zou hebben afgesproken dat hij in termijnen mocht betalen. De kantonrechter oordeelt echter dat [gedaagde] ook de buitengerechtelijke kosten moet betalen, omdat hij zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen en Achmea voldoende heeft aangetoond dat zij de schade heeft vergoed. De kantonrechter wijst de vordering van Achmea toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het totaalbedrag, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11134311 \ CV EXPL 24-2809
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., H.O.D.N. CENTRAAL BEHEER ACHMEA,
te Apeldoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: Achmea,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

[gedaagde] heeft op 2 maart 2018 onder invloed van alcohol met zijn auto schade veroorzaakt aan andere voertuigen. Achmea heeft als verzekeraar van [gedaagde] de door hem veroorzaakte schade aan andere voertuigen vergoed. Omdat in de verzekeringsovereenkomst is bepaald dat [gedaagde] niet verzekerd is als hij meer alcohol in zijn bloed had dan wettelijk is toegestaan, heeft Achmea op grond van artikel 15 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) de door haar aan de benadeelden vergoede schadebedragen teruggevorderd van [gedaagde] . Ook wil Achmea dat [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente en de proceskosten aan haar betaalt. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij alleen de hoofdsom wil betalen omdat hij in 2018 al met Achmea zou hebben afgesproken dat hij in termijnen mocht betalen. De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] ook de buitengerechtelijke kosten moet betalen.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 27 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft op 2 maart 2018 onder invloed van alcohol met zijn auto schade veroorzaakt aan andere voertuigen: een Audi, een Nissan Micra en een scootmobiel. Achmea heeft als verzekeraar van [gedaagde] de schade vergoed. In 2018 heeft Achmea aan de eigenaar van een Audi € 3.739,65 voldaan en aan de eigenaresse van een Nissan Micra een bedrag van € 1.529,60 aan schade en € 293,36 ter gedeeltelijke vergoeding van de kosten van een huurauto (totaal schades vergoedingen 2018: € 5.562,61, hierna “de 2018-vordering”). Kennelijk heeft Achmea in 2019 aan de eigenaar van de scootmobiel een betaling gedaan van € 2.194,00. Deze vordering tracht zij sinds 2023 ook op [gedaagde] te verhalen (hierna te noemen: “de 2023-vordering”). Het totaalbedrag aan uitgekeerde schadevergoedingen bedraagt € 7.756,61.
3.2.
Achmea heeft getracht de 2018-vordering bij [gedaagde] te innen door hem eerst zelf aan te schrijven en vervolgens de vordering over te dragen aan de incassogemachtigde Flanderijn, die [gedaagde] ook diverse keren heeft aangeschreven.
In ieder geval zijn de volgende brieven aan [gedaagde] gestuurd, met vermelding van het productienummer:
  • Eerste aanschrijving 16 juli 2018 (7a)
  • 1e herinnering 2 augustus 2018 (7b)
  • 2e herinnering 30 augustus 2018 (7d)
  • 3e herinnering 25 september 2018 (7e)
  • 4e herinnering 22 oktober 2018 met aanzegging incassomaatregelen (7f),
  • Brief van 24 december 2018 (7c)
  • E-mail van Flanderijn d.d. 12 december 2018, hoofdsom en rente en kosten (8a)
  • Brief van Flanderijn d.d. 25 januari 2019 met sommatie (8b)
  • Brief van Flanderijn d.d. 25 februari 2019 met sommatie (8c)
  • Aangetekende brief van Achmea 6 februari 2019:
  • E-mail van Flanderijn d.d. 10 mei 2019 met sommatie (8d)
  • E-mail van Flanderijn d.d. 22 juli 2019 “laatste kans” betaling hoofdsom zonder kosten (8e)
  • E-mail van Flanderijn d.d. 21 mei 2021 met sommatie (8f)
  • E-mail van Flanderijn d.d. 4 juli 2023 (8g)
  • E-mail van Flanderijn d.d. 14 juli 2023 (8h)
  • Brief van Flanderijn d.d. 31 augustus 2023, voorstel betaling binnen 14 dagen zonder incassokosten (8i)
  • E-mail van Flanderijn d.d. 18 september 2023, sommatie betaling hoofdsom vermeerderd met kosten (8j)
  • E-mail van Flanderijn d.d. 28 september 2023 sommatie (8k)
  • Sommatie-exploot d.d. 13 november 2023 (9)
3.3.
De 2023-vordering is in oktober 2023 voor het eerst aan de sommaties aan [gedaagde] toegevoegd. In de omschrijving hiervan staat dat dit bedrag in juli 2019 zou zijn uitgekeerd. In de brief van 13 oktober 2023 wordt [gedaagde] in de gelegenheid gesteld de gehele hoofdsom met de vervallen rente te voldoen zonder incassokosten, indien binnen vijftien dagen wordt betaald (10a).
3.4.
Voor de huidige hoofdsom, bestaande uit de 2018-vordering en de 2023-vordering zijn vanaf 30 oktober 2023 sommaties verstuurd inclusief incassokosten. Dit betrof:
  • Een e-mail van 30-10-203 (10b)
  • Een e-mail van 3 november 2023 (10c)
  • Een e-mail van 28 november 2023 (10d)

4.Het geschil

4.1.
Achmea vordert betaling van de door haar vergoede schadebedragen van in totaal
€ 7.756,61, vermeerderd met de wettelijke rente t/m 8 mei 2024 van € 1.062,64 en de incassokosten van € 923,02. Achmea vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. Achmea wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vindt dat de buitengerechtelijke incassokosten en de rente moeten worden afgewezen. Ook wil hij geen proceskosten betalen.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Achmea een (regres-)vordering heeft op [gedaagde] uit hoofde van het bepaalde in artikel 15 WAM.
5.2.
Achmea heeft met stukken onderbouwd welke schadebedragen zij heeft betaald aan de benadeelden. Hoewel het niet geheel duidelijk is waarom de schade aan de scootmobiel pas in 2019 is betaald en ook niet waarom deze schade pas sinds 13 oktober 2023 van [gedaagde] wordt teruggevorderd, heeft Achmea ook dit deel van haar vordering wel voldoende onderbouwd met een schaderapport, specificatie en het proces-verbaal van de politie (prod 3).
5.3.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdsom. Pas op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij in de strafprocedure al is veroordeeld tot betaling van schade aan de scootmobiel. Hij heeft een bedrag genoemd van € 132,00 dat hij moest betalen aan [naam 1] . Hij heeft deze stelling niet onderbouwd met stukken.
Dit verweer is in de eerste plaats te laat aangevoerd, gezien de regel in artikel 128 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat alle verweren tegen de vordering meteen bij conclusie van antwoord naar voren moeten worden gebracht. In de tweede plaats is [naam 1] niet de eigenaresse van de scootmobiel, maar van de Nissan Micra, zoals namens Achmea terecht is opgemerkt. In de laatste plaats heeft Achmea een schaderapport overgelegd waarin de schade van de scootmobiel is begroot op € 2.035,00. Achmea heeft voorts een specificatie overlegd waaruit blijkt dat zij naast deze schade een bedrag van € 25,00 aan administratiekosten, € 49,00 aan wettelijke rente en € 85,00 aan expertisekosten heeft vergoed. De kantonrechter is van oordeel dat de hoofdsom, die door Achmea daarmee voldoende is onderbouwd, niet of niet gemotiveerd door [gedaagde] is weersproken. De hoofdsom van € 7.756,61 wordt dan ook toegewezen.
5.4.
Het bedrag aan wettelijke rente is niet weersproken en zal ook worden toegewezen.
5.5.
[gedaagde] heeft verder betwist dat hij buitengerechtelijke incassokosten moet betalen, omdat hij in 2019 met “ [naam 2] van Achmea” een betalingsregeling had afgesproken. Hij heeft verwezen naar een brief van 10 februari 2019 waarin hij heeft geschreven dat dat hij de vordering in 12 termijnen kan en wil voldoen en hoopt op een spoedige reactie. [gedaagde] heeft daarna nog meerdere brieven gestuurd waarin hij vraagt om een reactie. Flanderijn heeft daar ook op gereageerd en in die reactie geschreven dat [gedaagde] zich tot haar kan wenden om een betalingsregeling af te spreken (productie 15 + 16)
5.6.
De kantonrechter stelt voorop dat een schuldeiser niet hoeft in te stemmen met betaling van zijn vordering in termijnen. Dat [gedaagde] op enig moment heeft aangeboden om de vordering in termijnen te betalen, ontneemt Achmea niet het recht om incassomaatregelen te (laten) treffen om haar vordering betaald te krijgen. Bovendien mocht van [gedaagde] als debiteur verlangd worden om zijn aanbod om de vordering in termijnen te voldoen meer handen en voeten te geven én hier ook uitvoering aan te geven. [gedaagde] heeft tot op heden nog helemaal niets betaald.
2.2.
Achmea en haar incassogemachtigden hebben heel veel pogingen gedaan om betaling buiten rechte te krijgen. Zij hebben [gedaagde] ook diverse keren in de gelegenheid gesteld om de vordering alsnog, zonder incassokosten, te voldoen (productie 8i en 10a). Dit heeft zij ook nogmaals gedaan nadat de schade voor de scootmobiel bij de hoofdsom werd opgeteld. Omdat [gedaagde] helemaal niets heeft betaald, zat er voor Achmea niets anders op dan [gedaagde] te dagvaarden.
5.7.
Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit) is in dit geval niet van toepassing. De grondslag van de vordering is artikel 15 WAM en niet een van de in het Besluit genoemde grondslagen. Toch heeft de gemachtigde van Achmea op 31 augustus 2023 en 13 oktober 2023 nog brieven gestuurd waarin zij [gedaagde] in de gelegenheid heeft gesteld om binnen veertien dagen de verschuldigde hoofdsom te voldoen, zonder incassokosten. Dat [gedaagde] juist deze brieven niet heeft ontvangen, terwijl die wel naar het goede adres zijn gestuurd, vindt de kantonrechter niet aannemelijk. Dat er incassowerkzaamheden zijn verricht staat vast en het daarvoor gevorderde bedrag van
€ 923,02 inclusief btw acht de kantonrechter redelijk. [gedaagde] zal dus ook dat bedrag moeten betalen.
5.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke rente tot 8 mei 2024

7.756,61
1.062,64
- buitengerechtelijke incassokosten
923,02
+
totaal
9.742,27
5.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.474,38

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Achmea te betalen een bedrag van € 9.742,27, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 7.756,61, met ingang van 8 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.474,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.