ECLI:NL:RBLIM:2024:6718

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
11131699 \ CV EXPL 24-2792
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van auteursrechtelijke vergoedingen door Buma en Sena

In deze zaak vorderen de eisende partijen, Vereniging Buma en Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (SENA), betaling van een bedrag van € 669,95, vermeerderd met rente en kosten, van de gedaagde partij, V.H.O.D.N. [handelsnaam]. Buma heeft de toestemming van de Minister van Justitie verkregen om zonder winstoogmerk te bemiddelen inzake muziekauteursrecht en behartigt de belangen van haar aangesloten componisten, tekstdichters en muziekuitgevers. SENA is verantwoordelijk voor de inning en verdeling van de billijke vergoeding voor het openbaar maken van commercieel fonogram of reproducties daarvan. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist de vordering, met de stelling dat zij de uitbating van haar café per 1 maart 2024 heeft stopgezet en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist. Buma en Sena hebben vervolgens verzocht om royement van de procedure, wat door de gedaagde werd goedgekeurd, maar met een verzoek om vernietiging of vermindering van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek van Buma en Sena om de procedure te royeren gekwalificeerd als een verzoek ex artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van Buma en Sena worden afgewezen, omdat zij om hen moverende redenen afzien van verder procederen. Buma en Sena worden in de proceskosten veroordeeld, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11131699 \ CV EXPL 24-2792
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van

1.VERENIGING BUMA,

gevestigd te Hoofddorp,
2.
STICHTING TER EXPLOITATIE VAN NABURIGE RECHTEN (SENA),
gevestigd te Hilversum,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Buma en Sena,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder M. Verheij van Gerechtsdeurwaarderskantoor De Best & Partners B.V.,
tegen
[gedaagde] V.H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: H.J.P.P.M.J. Damhuis, VOF Administratiekantoor DAB.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de akte doorhaling en vermindering van eis van Buma en Sena
- de brief van 16 juli 2024 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Buma heeft als enige organisatie in Nederland de toestemming als bedoeld in artikel 30a van de Auteurswet 1912 van de Minister van Justitie verkregen om zonder winstoogmerk te bemiddelen inzake muziekauteursrecht en behartigt op die manier de belangen van de bij haar aangesloten componisten, tekstdichters en muziekuitgevers met betrekking tot de uitvoering (openbaarmaking) van hun werken. De bij Buma aangesloten componisten en tekstdichters dragen daartoe de muziekuitvoeringsrechten op al hun bestaande en toekomstige auteursrechtelijk beschermde muziekwerken over aan Buma. Via een stelsel van wederkerigheidscontracten met buitenlandse zusterorganisaties die soortgelijke overeenkomsten afsluiten, beheert Buma vrijwel het gehele auteursrechtelijk beschermde muziekrepertoire.
2.2.
Sena is belast met de inning en de verdeling van de in artikel 7 Wet op de Naburige Rechten (hierna: WNR) verschuldigde billijke vergoeding. In artikel 7 WNR is onder meer bepaald dat een commercieel fonogram of reproductie daarvan zonder toestemming van de producent van de muziek en de uitvoerende kunstenaar of hun rechtverkrijgenden openbaar mag worden gemaakt, mits daarvoor een billijke vergoeding wordt betaald.
2.3.
Buma en Sena sluiten licentiecontracten met de openbaarmakers van muziek(werken) af tegen betaling van een vergoeding die volgens vastgestelde formules wordt berekend.

3.Het geschil

3.1.
Buma en Sena vorderen - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 669,95, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij betoogt dat zij de uitbating van het café per 1 maart 2024 is gestopt. [gedaagde] is het niet eens met de vordering van Buma en Sena en betwist uitdrukkelijk de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Vervolgens hebben Buma en Sena om hen moverende reden bij akte verzocht om royement van de procedure, tevens houdende vermindering van eis met referte aan het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de proceskostenveroordeling.
3.4.
[gedaagde] kan instemmen met het royement, maar verzoekt om “vernietiging” dan wel vermindering van de proceskosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank kwalificeert het verzoek van Buma en Sena om de procedure te royeren als een verzoek ex artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarbij Buma en Sena de procedure tegen [gedaagde] ter rolle wensen door te halen. Een eisvermindering is dan niet meer aan de orde.
4.2.
[gedaagde] heeft met doorhaling van de zaak ingestemd, zij het dat zij geen proceskostenveroordeling wenst.
4.3.
Op grond van artikel 246 lid 1 Rv kan doorhaling van de procedure alleen plaatsvinden op verzoek van beide partijen. Doorhaling op eenzijdig verzoek is niet mogelijk. Het afzien van Buma en Sena om verder te procederen wordt zo begrepen dat zij hun vorderingen tegen [gedaagde] in deze procedure niet langer handhaven. De vorderingen van Buma en Sena worden daarom afgewezen.
4.4.
Buma en Sena worden, nu zij om hen moverende redenen afzien van verder procederen, in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten betalen. Deze worden tot aan dit vonnis begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Buma en Sena af,
5.2.
veroordeelt Buma en Sena in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
VC