In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde een schadevergoeding van € 12.500,00 van [gedaagde], die in zijn hoedanigheid als bestuurder van Copubo Beheer B.V. werd gedagvaard. De procedure omvatte een dagvaarding met meerdere producties, een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter constateerde dat [eiser] geen duidelijke omschrijving van de feiten had gegeven, ondanks zijn aankondiging dit te doen. [Gedaagde] voerde verweer en stelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de wettelijke eisen, en vroeg om niet-ontvankelijkheid van [eiser].
De kantonrechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn vordering en dat de ingediende stukken grotendeels onbegrijpelijk waren. De rechter concludeerde dat zelfs met een welwillende lezing van de processtukken niet kon worden vastgesteld op welke grond [eiser] zijn vordering baseerde. Daarom werden de vorderingen van [eiser] afgewezen. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.391,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.