ECLI:NL:RBLIM:2024:6715

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
11068775 \ CV EXPL 24-2061
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en proceskosten in verband met onrechtmatige daad

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde een schadevergoeding van € 12.500,00 van [gedaagde], die in zijn hoedanigheid als bestuurder van Copubo Beheer B.V. werd gedagvaard. De procedure omvatte een dagvaarding met meerdere producties, een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter constateerde dat [eiser] geen duidelijke omschrijving van de feiten had gegeven, ondanks zijn aankondiging dit te doen. [Gedaagde] voerde verweer en stelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de wettelijke eisen, en vroeg om niet-ontvankelijkheid van [eiser].

De kantonrechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn vordering en dat de ingediende stukken grotendeels onbegrijpelijk waren. De rechter concludeerde dat zelfs met een welwillende lezing van de processtukken niet kon worden vastgesteld op welke grond [eiser] zijn vordering baseerde. Daarom werden de vorderingen van [eiser] afgewezen. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.391,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11068775 \ CV EXPL 24-2061
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde] ,
gedagvaard “in de hoedanigheid van bestuurder en enig aandeelhouder Copubo Beheer B.V. KvK 78519152, h.o.d.n. Agin Otten Kvk 14089801”,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 11 producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ondanks de aankondiging in de dagvaarding dat [eiser] een korte omschrijving van de feiten zal geven, heeft hij dat niet gedaan. [gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord wel een toelichting gegeven op de voorgeschiedenis van deze zaak. Daaruit leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] bestuurder is van Copubo Beheer B.V., dat op haar beurt de aandelen houdt van [naam bv] welke laatste B.V. tevens handelt onder de naam AGIN Otten.
2.2.
AGIN Otten heeft in opdracht van de publiekrechtelijke rechtspersoon, het CAK een dwangbevel aan [eiser] betekend en beslag gelegd. Vervolgens ontving zowel [gedaagde] als een andere medewerker van AGIN Otten (ongedateerde) brieven van [eiser] , door hem aangeduid als “stuitingsbrief 30 oktober 2023”. In het onderstaande wordt een deel van een deze brieven weergegeven:
2.3.
Uit deze brief en uit productie 3 bij dagvaarding, door [eiser] aangeduid als “Quo Warranto 15 november 2023” begrijpt de rechtbank dat [eiser] het niet eens is met het dwangbevel.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.500,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot het nietig verklaren van de dagvaarding, tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In artikel 111 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald aan welke eisen het exploot van een dagvaarding moet voldoen.
In lid 2 onder d. van dit artikel staat dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan moet bevatten. In artikel 21 Rv staat dat partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid moeten aanvoeren en dat de rechter “daaruit de gevolgtrekkingen mag maken die hij geraden acht” als zij dat niet doen. In artikel 24 Rv staat dat de rechter de zaak onderzoekt en beslist op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering ten gronde hebben gelegd. In artikel 85 Rv is bepaald dat als een partij zich op een schriftelijk stuk beroept, hij dit moet overleggen. In de rechtspraak is bepaald dat als een partij zich op feiten of omstandigheden in door hem overgelegde stukken wil beroepen, die partij duidelijk moet maken wat hij met het overleggen van die stukken beoogt.
4.2.
Zoals al is overwogen heeft [eiser] volstaan met het overleggen van een stapel stukken en heeft hij geen omschrijving van de feiten gegeven. Hij vordert betaling van [gedaagde] van € 12.500,00. Hij schrijft dat hij dit doet vanwege:
a. Boete wegens onrechtmatige daad € 5.000,00
b. Beslagen opheffen, staken gestaakt houden
c. Direct opeisbare boete beslaglegging roerend goed civiel remedie x3
d. Direct opeisbare boete beslaglegging een privérekening Rabobank en ABN AMRObank á € 2.500,00 = € 5.000,00
e. Vergoeding gemaakte kosten productie 7.
4.3.
Verder schrijft hij: “
Eiser heeft gedaagde gestuitproductie 1 t/m 3, Gevorderd conform artikel 21 Rvproductie 4een authentieke Akte van Cessie, Ingebreke-gesteldart 6:82 BW productie 5en in schuldeisersverzuim geplaatstart. 6:61 BW, 6:62 BW productie 6. Art 6:58 BWgedaagde[n] schuldeiser[s] [gedaagde] en behandelaar mevrouw [naam] ] zijn in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat zij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verlenen, waarvan Akte.”
4.4.
Een verdere toelichting of onderbouwing van zijn vordering heeft hij niet gegeven.
Hij heeft weliswaar een stapel producties bij de dagvaarding gevoegd, maar die zijn voor het grootste deel onbegrijpelijk.
Al bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen in de artikelen 111, 21 en 85 Rv en heeft hij een beroep op nietigheid gedaan. Hij heeft ook aangevoerd dat het hem niet duidelijk is waarom hij persoonlijk is gedagvaard en wat de grondslag is van de vordering. Bij repliek heeft [eiser] weliswaar gereageerd, maar deze reactie is nog onbegrijpelijker dan de dagvaarding zelf.
4.5.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat zelfs met een “welwillende lezing” van de processtukken van [eiser] met geen mogelijkheid is vast te stellen op welke grond hij meent een vordering van € 12.500,00 op [gedaagde] te hebben. Zijn vorderingen worden dan ook afgewezen.
4.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
3.256,00
(2,00 punten × € 1.628,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.391,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 3.391,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.