Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een huurrechtelijk geschil tussen Stichting Weller Wonen en een gedaagde partij. De eisende partij, Weller, vorderde betaling van achterstallige huur van € 656,83, buitengerechtelijke incassokosten van € 119,21 en wettelijke rente over de achterstand vanaf de datum van dagvaarding op 10 april 2024. De gedaagde, die sinds 17 augustus 2019 een woning huurt van Weller, betwistte de vordering en voerde aan dat hij de huur volledig had betaald, met bewijsstukken van zijn betalingen.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de huurbetalingen door de gedaagde niet tijdig waren voldaan, conform de huurovereenkomst die voorschrijft dat de huur vóór de eerste van de maand moet worden betaald. De rechter concludeerde dat de gedaagde in verzuim was met de huurbetaling voor de maand april 2024, ondanks dat hij op 24 april 2024 een betaling van € 656,97 had gedaan. Deze betaling werd te laat gedaan, waardoor de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot de datum van betaling werd toegewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van Weller voor buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er een kosteloze aanmaning had plaatsgevonden. De gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van Weller, in totaal € 802,89, betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.