Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
substantieelwordt aangetast (Kamerstukken II 1999/2000, 26089, nr. 6, p. 11).
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Kantonrechter in Maastricht is behandeld, gaat het om een geschil tussen Woningstichting Maasvallei Maastricht en een huurder over huurgenot en huurprijsvermindering. De huurder, aangeduid als [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie], heeft een woning gehuurd van Maasvallei en stelt dat haar huurgenot is geschaad door de plaatsing van een schutting door de achterburen, die met toestemming van Maasvallei is geplaatst. De huurder vordert een huurprijsvermindering van 10% op basis van verminderd huurgenot, terwijl Maasvallei de vordering betwist.
De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een mondelinge behandeling en een plaatsopneming. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2024 hebben partijen een regeling getroffen voor de huurachterstand, maar Maasvallei heeft haar vordering in conventie ingetrokken. In reconventie heeft de huurder haar vordering tot huurprijsvermindering ingediend, maar de kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een zodanige vermindering van het huurgenot die een huurprijsvermindering rechtvaardigt. De kantonrechter wijst erop dat de huurder geen bewijs heeft geleverd dat de schutting op haar perceel is geplaatst en dat de esthetische bezwaren niet voldoende zijn voor een huurprijsvermindering.
De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de proceskosten in reconventie, begroot op € 82,00. Het vonnis is uitgesproken op 25 september 2024.