ECLI:NL:RBLIM:2024:670

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
03.084908.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1969, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar is, heeft op 23 december 2022 ten minste tien keer met een hard voorwerp op het hoofd van het slachtoffer geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven, maar dat het misdrijf niet is voltooid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en tbs met verpleging van overheidswege. De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024, waar zowel de verdachte als zijn advocaat aanwezig waren. Het slachtoffer heeft zich als benadeelde partij gevoegd en heeft een slachtofferverklaring voorgelezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld en een bedrag van € 3.777,42 toegewezen aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de noodzaak van tbs met dwangverpleging onderstreept, gezien de ernstige psychiatrische stoornis van de verdachte, die een hoog recidiverisico met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.084908.23
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
gedetineerd in [PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.C.H. Rutjens, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 januari 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is op de zitting gehoord en heeft een slachtofferverklaring voorgelezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven (primair), dan wel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair) dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is de dader
De beelden zijn, alhoewel ze helemaal beschrijven wat daar die avond heeft plaatsgevonden, van onvoldoende kwaliteit om tot een volledige herkenning van verdachte aan de hand van die beelden te komen. Verdachte past echter precies in het plaatje van degene die op de beelden het geweld heeft gepleegd. De dader is met de fiets, ook verdachte heeft enkel een fiets. De haardracht, houding, lengte en bouw van de dader komen precies overeen met die van de verdachte. Uit het geluid bij de beelden volgt daarbij ook nog dat verdachte en het slachtoffer elkaar kennen. Dit in combinatie met de verklaring van het slachtoffer dat vanaf het eerste moment verklaart dat verdachte zijn aanvaller is geweest, dat hij wist waar deze aanvaller voorheen woonachtig was en dat uit de gegevens blijkt dat verdachte hier voorheen ook woonachtig is geweest en het feit dat zelfs het telefoongebruik niet uitsluit dat verdachte heen en weer is gefietst, maken dat er geen enkele twijfel bestaat dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft aangevallen.
Kwalificatie van de gedraging
Met een hard voorwerp is ongeveer tien keer tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Terwijl hij nog stond, wordt [slachtoffer] uit het niets en met volle kracht op het hoofd geraakt. Hierdoor valt hij op de grond en verdachte volgt hem. De volgende klappen die op de beelden zijn te zien en horen, zijn op het moment dat [slachtoffer] op handen en voeten weg probeert te komen. Zoals algemeen bekend is het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. De aard en omstandigheden, de hoeveelheid slagen op en tegen het gezicht en hoofd maken dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat dit geweld de aanmerkelijke kans op de dood in het leven roept welke kans door de verdachte willens en wetens is aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig de overgelegde pleitnota – volledige vrijspraak bepleit voor het tenlastegelegde. Primair omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die aangever heeft mishandeld. Subsidiair omdat niet bewezen kan worden dat er meerdere malen met een steen of hard voorwerp tegen het hoofd van aangever is geslagen en de gedraging daarom niet kan worden gekwalificeerd als een van de tenlastegelegde varianten.
Meer subsidiair bepleit de raadsvrouw dat verdachte dient te worden vrijgesproken van in elk geval poging doodslag en zware mishandeling wegens het ontbreken van respectievelijk voorwaardelijk opzet op de dood en omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De aangifte van [slachtoffer] [2] vermeldt zakelijk weergegeven onder meer:
Op vrijdag 23 december 2022 omstreeks 18:00 uur ben ik vertrokken vanuit de supermarkt Aldi, nadat ik boodschappen gedaan had.
Ik zag [verdachte] staan, met de fiets, op de T-splitsing [straat 1] – [straat 2] .
De laatste keer dat er contact is geweest, is ongeveer 10 jaar geleden, rond 2015 was er voor het laatst contact. We hebben in het verleden geen conflicten met elkaar gehad.
Na het zien van [verdachte] , fietste ik door over de [straat 2] om vervolgens de [straat 3] in te fietsen. Ik heb niet achterom gekeken of [verdachte] achter mij aan kwam. Eenmaal bij mijn woning, dacht ik, ik wacht even of [verdachte] voorbij gefietst kwam. Ik weet niet waarom ik wilde wachten. [verdachte] kwam inderdaad aangefietst. Hij zette de fiets bij mij op het erf, op de standaard. Hij deed zijn jasje uit. Hij had een lichte blouse aan. Schijnbaar had hij al een voorwerp in zijn hand. Een steen. Dit heb ik niet gezien, maar wel gevoeld. [verdachte] duwde mij. Ik zag het helemaal niet aankomen.
Hij duwde mij op de grond, en begon met de steen tientallen keren op me in te slaan. Op mijn hoofd, op mijn achterhoofd, op mijn gezicht. Hij riep hierbij meerdere keren: “ik vermoord je”. Hij dook gewoon op mij. Ik was totaal verbouwereerd.
Al schreeuwend ben ik los gekomen en ben ik naar de mensen van nummer [huisnummer 1] gelopen. Ik riep heel hard: “help, help”. Als ik niet de kracht had gehad om zelf los te komen en op te staan, dan had hij me zeker vermoord.
Ik herkende [verdachte] aan zijn haren, hij heeft een typisch kapsel. Aan zijn gezichtsuitdrukking, vrij grote ogen, stoppelbaardje volgens mij. De jas die hij aan had, heeft hij al jaren. Ik herkende hem ook aan zijn rechte, statische houding.
In het verleden woonde hij tegenover [naam 1] .
[slachtoffer] verklaart in een (aanvullend) verhoor [3] zakelijk weergegeven onder meer:
V: Ik laat u een foto [4] zien, wat is uw reactie hierop? (
De rechtbank begrijpt een foto
van de verdachte).
A: Dat is die. Dat is geen twijfel mogelijk. Dat is die voor 100%. Dat is de persoon [verdachte] en de persoon die mij doodslag heeft willen plegen.
Verbalisant [naam 2] relateert [5] zakelijk weergegeven onder meer:
Tijdens de aangifte verklaarde [slachtoffer] ook wel eens bij de verdachte thuis te zijn
geweest. Ik, van der [naam 2] , heb wederom met behulp van google maps de locatie
duidelijk proberen te krijgen en deze door aangever aan laten wijzen. Ik zag dat
[slachtoffer] het adres [adres] te Weert aanwees als woning van [verdachte] .
Op 23 december 2022 is er door RTIC al gezocht naar een mogelijke verdachte [verdachte] uit Weert. Zij hebben toen de gegevens gedeeld van: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] . Ik heb deze persoon bevraagd en naar zijn adreshistorie gezocht. Ik zag dat hij op 10 december 2004 gewoond heeft op de [adres] te Weert. Dit komt overeen met de verklaring van het slachtoffer.
De camerabeelden verstrekt door de bewoners van [straat 3] huisnummer [huisnummer 2] [6] werden bekeken door verbalisant [naam 3] . [naam 3] relateert zakelijk weergegeven onder meer:
Tijd: 17:50.43 uur- (...) Ik zag vervolgens dat man 2, zonder fiets, kwam teruggelopen en naderde man 1 van achteren. Ik zag dat man 1 zijn hoofd gedraaid had in de richting van man 2. Ik zag dat man 1 oogcontact hield met man 2.
Datum: 23-12-2022 Tijd: 17:50.44 uur- Ik zag dat man 2, zijn jas had uitgedaan
Datum: 23-12-2022 Tijd 17:50.45 uur- Ik zag dat man 2 bij het naderen van man 1 niets in zijn handen had. (…)
Ik zag dat man 2 schuin voor man 1 ging staan. Ik zag dat man 2 even met zijn rechterhand een beweging naar de voorkant van zijn broeksband maakt. Ik kon niet zien of er iets gepakt werd. Ik zag dat man 2 hierna met zijn rechterhand naar achteren zwaaide en vervolgens een slaande beweging maakte naar het gelaat van man 1 toe. Ik zag dat man 1 geraakt werd. Ik zag zijn hoofd naar rechts bewegen. Ik zag dat man 2 wederom richting het gelaat van man 1 sloeg en hem raakte. Ik zag dat bij de derde slag tegen het gelaat van man 1, het petje van zijn hoofd af viel. Ik zag dat man 1 ten gevolge van de derde slag zijn balans verloor en samen met fiets naar rechts omviel in de berm. Ik zag dat man 2 tijdens de val van man 1, een vierde keer uithaalde maar niets raakte.
Tijd 17:50.49 uur- Ik zag dat man 2 een knielende beweging maakte, waarbij het geluidsfragment 2 "klapgeluiden" laat horen tijdens de in gang gezette beweging. Ik zag dat man 2 vervolgens bovenop man 1 knielde en met zijn handen bewegingen maakte, lijkende op vastpakken.
Tijdsnotatie 17:51:08 uur- Ik zag dat man 1 op de grond lag en dat man 2 met zijn rechterhand slaande bewegingen maakte richting man 1. Ik hoorde ook de "doffe klappen" van het slaan. Ik zag dat man 2 een donker voorwerp in zijn rechterhand hield, dit voorwerp was iets groter dan zijn hand, het stak een beetje uit. (...)
Tijd 17:52:08- Om 17:52:08 zag ik dat man 1 probeerde vooruit weg te kruipen. Ik zag dat man 2, man 1 vasthield met zijn linkerhand. Ik zag dat man 2 ondertussen op man 1 bleef inslaan. (...) Tijdens de wegkruipende beweging van man 1, heb ik, verbalisant, man 2 zes (6) maal zien slaan met een voorwerp op het hoofd van man 1. Ook de impact van het voorwerp op het hoofd, heb ik goed kunnen horen.
Tijd 17:52:22- Om 17:52:22 zag ik, dat man 1 uiteindelijk kon opstaan en man 2 hem niet meer kon tegenhouden.
Resumé:De verdachte slaat het slachtoffer 4 maal voor deze valt. De verdachte slaat het slachtoffer 6 maal terwijl beiden op de grond liggen. In totaal wordt er 10 maal geslagen wat zichtbaar is op de beeldopnamen
.
Uit de
medische gegevens van St. Jans Gasthuis Weertnaar aanleiding van
het letselonderzoek bij [slachtoffer] [7] volgt onder meer dat:
1. Laceratie boven linker wenkbrauw 2-3 cm rafelige wondranden.
2. Meerdere burstwound over voor en achter zijde schedel en neusbrug. Forse zwelling linker orbita/wenkbrauw. Hematoom en schaafwond aldaar. Geen pijn bij palpatie aangezicht (m.i. niet betrouwbaar bij intox).
3. Gezichtveld intact, oogvolgbewegingen intact zonder diplopie of nystagmus.
4. Bloed in oorschelp, trommelvliezen bdz intact. Tanden intact. Geen septum hematoom.
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting [8]
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat tussen
17:51:08 uur en 17:52:08 uurde camera geen opnamen heeft gemaakt. Op de camerabeelden is verder te zien dat de dader bovenop zijn hoofd donkerder haar heeft dan aan de zijkanten, dat het lichtere haar terugloopt naar achter de oren en dat de dader afhangende schouders heeft. De rechtbank heeft tevens waargenomen dat de verdachte die zij voor zich ziet zitten, haar heeft wat donker is op de bovenkant en lichter aan de zijkanten en waarbij het lichtere haar terugloopt naar achter de oren. De rechtbank neemt ook waar dat de verdachte, vooral tijdens het lopen, afhangende schouders heeft.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Wie heeft [slachtoffer] aangevallen?
Het moment waarop het slachtoffer wordt geslagen is door de camera van een buurtbewoner vastgelegd. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte de man op de camerabeelden en dus de dader is.
[slachtoffer] verklaart direct na het voorval dat zijn aanvaller ene [verdachte] uit Weert is, hij geeft een adres waar deze [verdachte] vroeger gewoond zou hebben en wanneer aangever een foto van verdachte getoond wordt, is hij er 100% zeker van dat dat zijn aanvaller is. Uit onderzoek van de politie blijkt dat verdachte inderdaad op het door aangever gegeven adres heeft gewoond. Ter terechtzitting zijn de camerabeelden bekeken. De rechtbank ziet op deze beelden een aantal typerende kenmerken bij de aanvaller, zoals de haardracht en hangende schouders, die zij ook bij de verdachte ter terechtzitting ziet. Ook ziet de rechtbank dat de beelden exact overeenkomen met wat het slachtoffer zegt wat er tijdens de aanval zou zijn gebeurd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de man op de camerabeelden is en dus de persoon is die [slachtoffer] heeft geslagen.
Kwalificatie van de gedraging
De rechtbank is, op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, van oordeel dat de verdachte meermalen met een hard voorwerp op en tegen het (achter)hoofd en gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe het door verdachte toegepaste geweld gekwalificeerd moet worden.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte het opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . [slachtoffer] verklaart dat verdachte hem tientallen keren met een steen op en tegen zijn hoofd heeft geslagen en dat verdachte heeft geroepen “ik ga je vermoorden”. De verklaring van het slachtoffer vindt steun in de camerabeelden en de letselbeschrijving, in die zin dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte meerdere keren op en tegen het hoofd van het slachtoffer slaat, er doffe klappen zijn te horen en uit de letselbeschrijving volgt dat [slachtoffer] letsel aan zijn hoofd heeft. Dat er tientallen keren zou zijn geslagen kan de rechtbank niet vaststellen, omdat de camera niet continu heeft opgenomen wat er is gebeurd. Duidelijk is dat minimaal tien maal is geslagen en dat één minuut van de aanval – gelegen tussen de vier eerste klappen en de zes laatste klappen die op beeld staan – niet op beeld is vastgelegd. Op de camerabeelden zijn ook nog andere geluiden te horen, waarbij niet alles verstaanbaar is. De rechtbank ziet derhalve geen reden om te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer wanneer hij verklaart dat verdachte meermalen heeft geroepen “ik ga je vermoorden”.
De rechtbank stelt derhalve op grond van voornoemde vaststellingen, mede in onderling verband beschouwd, vast dat verdachte [slachtoffer] , doelgericht, meermalen en met kracht met een hard voorwerp op en tegen zijn hoofd heeft geslagen, een plaats waar gemakkelijk dodelijk letsel kan worden toegebracht. Deze gedragingen dienen naar hun uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht te zijn op het toebrengen van dodelijk letsel, dat de rechtbank op grond hiervan vast stelt dat – bij het in deze ontbreken van contra-indicaties – verdachtes opzet hier ten volle op was gericht. Nu de verdachte in dat opzet niet is geslaagd, blijft het bij een poging.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 23 december 2022 in de gemeente Nederweert, te weten op de [straat 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] , meermalen, met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en achterhoofd en in/tegen het gezicht heeft geslagen (ook nadat voornoemde [slachtoffer] op de grond was gevallen en/of geduwd), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Op 3 november 2023 is er een Pro Justitia rapportage uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte naar aanleiding van zijn verblijf in het Pieter Baan Centrum en het onderzoek dat daar naar hem werd uitgevoerd door T. den Boer, psychiater en K.A. Rose GZ-psycholoog.
Het rapport omschrijft – zakelijk weergegeven – dat tijdens het verblijf in het Pieter Baan Centrum duidelijk is geworden dat er bij verdachte sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis, die zich kenmerkt door een ernstige oordeel- en kritiekstoornis. Er is sprake van paranoïde waanvorming, hallucinaties en (enige) desorganisatie in het gedrag. Verder wordt decorumverlies, initiatiefverlies en een ontbrekend probleembesef gezien. Het psychisch beeld wordt gedomineerd door een psychotische ontregeling, die meer zichtbaar wordt als verdachte actief bevraagd wordt.
De geconstateerde chronische en ernstige psychotische problematiek was aanwezig in de periode voorafgaand aan, ten tijde van en volgend op het ten laste gelegde. Het is duidelijk dat verdachte ook ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ernstige psychische ontregeling, waarbij het oordeels- en kritiekvermogen verstoord is en er sprake is van paranoïde waanvorming met snel oplopende spanning.
De ernst van de op de voorgrond staande psychopathologie in combinatie met de functionele beperkingen die daaruit voortvloeien, maakt dat onderzoekers adviseren verdachte het hem ten laste gelegde, (indien bewezen), ten minste verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is echter wel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek. Daarnaast heeft hij gevorderd dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld (hierna: tbs) en van overheidswege zal worden verpleegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen tbs met dwangverpleging op te leggen. Tbs met dwangverpleging is een ultimum remedium. Een lichtere maatregel of civielrechtelijke maatregel is in het geval van de verdachte nog niet eerder geprobeerd en hoewel het volgens de deskundigen zeer wel mogelijk is dat verdachte al langer kampt met psychische problematiek, is hij slechts eenmaal eerder met justitie in aanraking geweest. Dit levert een contra indicatie op voor wat betreft de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij door middel van het opleggen van de zwaarste strafrechtelijke maatregel.
Daarnaast heeft zij verzocht om – gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid en persoon van verdachte – het wat betreft een straf te houden bij een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Een langere gevangenisstraf is niet passend gelet op de problematiek waar verdachte kennelijk mee kampt. Hij verdient behandeling en ook de maatschappij is daarbij gebaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Aard en ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft [slachtoffer] onverhoeds aangevallen en heeft hem meermalen (met kracht) met een hard voorwerp op en tegen zijn (achter)hoofd en gezicht geslagen. Aan het geweld kwam een eind op het moment dat het [slachtoffer] lukte weg te komen. Dat is dus niet aan de verdachte te danken.
Doodslag is een van de ernstigste feiten uit het Wetboek van Strafrecht. Bij doodslag wordt het leven van een ander afgenomen. Alleen hieruit blijkt al dat een poging tot doodslag een zeer ernstig feit is.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Het slachtoffer heeft tot op heden zowel fysiek als mentaal zeer veel last van hetgeen hem die dag is overkomen, zoals ook blijkt uit zijn ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 28 november 2023 waaruit volgt dat hij in het verleden twee keer eerder iemand heeft mishandeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage die hiervoor onder 5 reeds is besproken. Gezien de chronische aard van de psychische ontregeling, het gebrek aan probleembesef en zijn zorg mijdende houding wordt het recidiverisico, als de verdachte zonder passende behandeling terugkeert in de maatschappij, door de deskundigen ingeschat als hoog.
Door de deskundigen wordt geadviseerd een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Omdat verdachte geen probleembesef heeft en kan worden beschouwd als een zorg mijdende man is behandeling in een vrijwillig (of voorwaardelijk) kader niet op zijn plaats. Een langdurige, intensieve behandeling in het kader van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege, in een (zeer) hoog beveiligde en beschermende omgeving is noodzakelijk om het recidiveniveau te beteugelen.
Straf
Dat het tenlastegelegde verdachte niet volledig kan worden toegerekend, doet niet af aan de ernst van het feit. De rechtbank is van oordeel dat voor een feit zoals door de verdachte gepleegd alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar doet naar het oordeel van de rechtbank voldoende recht aan de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Maatregel
Naast een gevangenisstraf zal de rechtbank ook een maatregel aan verdachte opleggen. De rechtbank neemt het advies van de deskundigen tot behandeling van verdachte binnen het kader van een tbs met dwangverpleging over en stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om deze maatregel te kunnen opleggen. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2, Van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld), tijdens het begaan van het feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank acht het onverantwoord om verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren en zal daarom aan verdachte de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege opleggen. De rechtbank overweegt hierbij dat deze maatregel zal worden opgelegd voor het misdrijf poging tot doodslag, zijnde een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7.777,42, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
  • Medische kosten: € 2,09;
  • Kosten verzorging: € 693,00;
  • Reiskosten: € 82,33;
  • Immateriële schade: € 7.000,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Wanneer het primair en subsidiaire standpunt van de verdediging wordt gevolgd, wordt verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Volgt er wel een veroordeling, dan refereert de verdediging wat betreft de materiële schade zich aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de immateriële schade verzoekt de verdediging de rechtbank rekening te houden met het gegeven dat er twijfel bestaat voor wat betreft het causale verband tussen de aangezichtsverlamming en de gebeurtenis. De verdediging acht een bedrag van € 4.000,- redelijk en billijk.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering ter zake de materiële schade toewijzen, nu deze vordering niet is betwist en voldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij recht op vergoeding van immateriële schade indien een benadeelde door een ander lichamelijk letsel heeft opgelopen, in eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in de persoon is aangetast.
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of deze immateriële schade zo groot is als gevorderd, kan de rechtbank op basis van de huidige stukken niet vaststellen. De rechtbank kan op basis van de huidige stukken niet vaststellen dat de aangezichtsverlamming wel of niet in causaal verband staat met het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de vergoeding dan ook gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 3.000,00. De rechtbank zal voor het overige de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Totale schade, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van
€ 3.777,42. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 23 december 2022 tot de dag van algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3.777,42 te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling. De rechtbank zal voorts de verdachte veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente, te rekenen vanaf 23 december 2022 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte,
met bevel tot verpleging van overheidswege;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
-
wijstgedeeltelijk
toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 3.777,42, bestaande uit € 777,42 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met
de wettelijke rentevanaf 23 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaaltdat de vordering van
    [slachtoffer]voor de overige gevorderde schade
    niet-ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.N.F. Roelofs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 23 december 2022 in de gemeente Nederweert, te weten op de [straat 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een steen, in elk geval met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of achterhoofd en/of in/tegen het gezicht en/of tegen het gelaat heeft geslagen en/of gestompt, (ook nadat voornoemde [slachtoffer] op de grond was gevallen en/of geduwd), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2022 in de gemeente Nederweert, te weten op de [straat 3] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een aangezichtsverlamming heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een steen, in elk geval met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of achterhoofd en/of in/tegen het gezicht en/of tegen het gelaat te slaan en/of te stompen, (ook nadat voornoemde [slachtoffer] op de grond viel en/of is geduwd);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2022 in de gemeente Nederweert, te weten op de [straat 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een steen, in elk geval met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of achterhoofd en/of in/tegen het gezicht en/of tegen het gelaat heeft geslagen en/of gestompt, (ook nadat voornoemde [slachtoffer] op de grond was gevallen en/of geduwd),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL232320222000288 en 2022175552, gesloten d.d. 17 april 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 120.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 24 december 2022, pg. 36-37.
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 27 december 2022, pg. 72.
4.Als bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 27 december 2022 gevoegd, pg. 73.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 2] d.d. 25 december 2022, pg. 27.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2023, pg. 54-59.
7.Een geschrift, te weten medische gegevens [slachtoffer] ,
8.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 26 januari 2024.