3.3.1.Bewijsmiddelen
De aangifte van [slachtoffer]vermeldt zakelijk weergegeven onder meer:
Op vrijdag 23 december 2022 omstreeks 18:00 uur ben ik vertrokken vanuit de supermarkt Aldi, nadat ik boodschappen gedaan had.
Ik zag [verdachte] staan, met de fiets, op de T-splitsing [straat 1] – [straat 2] .
De laatste keer dat er contact is geweest, is ongeveer 10 jaar geleden, rond 2015 was er voor het laatst contact. We hebben in het verleden geen conflicten met elkaar gehad.
Na het zien van [verdachte] , fietste ik door over de [straat 2] om vervolgens de [straat 3] in te fietsen. Ik heb niet achterom gekeken of [verdachte] achter mij aan kwam. Eenmaal bij mijn woning, dacht ik, ik wacht even of [verdachte] voorbij gefietst kwam. Ik weet niet waarom ik wilde wachten. [verdachte] kwam inderdaad aangefietst. Hij zette de fiets bij mij op het erf, op de standaard. Hij deed zijn jasje uit. Hij had een lichte blouse aan. Schijnbaar had hij al een voorwerp in zijn hand. Een steen. Dit heb ik niet gezien, maar wel gevoeld. [verdachte] duwde mij. Ik zag het helemaal niet aankomen.
Hij duwde mij op de grond, en begon met de steen tientallen keren op me in te slaan. Op mijn hoofd, op mijn achterhoofd, op mijn gezicht. Hij riep hierbij meerdere keren: “ik vermoord je”. Hij dook gewoon op mij. Ik was totaal verbouwereerd.
Al schreeuwend ben ik los gekomen en ben ik naar de mensen van nummer [huisnummer 1] gelopen. Ik riep heel hard: “help, help”. Als ik niet de kracht had gehad om zelf los te komen en op te staan, dan had hij me zeker vermoord.
Ik herkende [verdachte] aan zijn haren, hij heeft een typisch kapsel. Aan zijn gezichtsuitdrukking, vrij grote ogen, stoppelbaardje volgens mij. De jas die hij aan had, heeft hij al jaren. Ik herkende hem ook aan zijn rechte, statische houding.
In het verleden woonde hij tegenover [naam 1] .
[slachtoffer] verklaart in een (aanvullend) verhoorzakelijk weergegeven onder meer:
V: Ik laat u een fotozien, wat is uw reactie hierop? (
De rechtbank begrijpt een foto
van de verdachte).
A: Dat is die. Dat is geen twijfel mogelijk. Dat is die voor 100%. Dat is de persoon [verdachte] en de persoon die mij doodslag heeft willen plegen.
Verbalisant [naam 2] relateertzakelijk weergegeven onder meer:
Tijdens de aangifte verklaarde [slachtoffer] ook wel eens bij de verdachte thuis te zijn
geweest. Ik, van der [naam 2] , heb wederom met behulp van google maps de locatie
duidelijk proberen te krijgen en deze door aangever aan laten wijzen. Ik zag dat
[slachtoffer] het adres [adres] te Weert aanwees als woning van [verdachte] .
Op 23 december 2022 is er door RTIC al gezocht naar een mogelijke verdachte [verdachte] uit Weert. Zij hebben toen de gegevens gedeeld van: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] . Ik heb deze persoon bevraagd en naar zijn adreshistorie gezocht. Ik zag dat hij op 10 december 2004 gewoond heeft op de [adres] te Weert. Dit komt overeen met de verklaring van het slachtoffer.
De camerabeelden verstrekt door de bewoners van [straat 3] huisnummer [huisnummer 2]werden bekeken door verbalisant [naam 3] . [naam 3] relateert zakelijk weergegeven onder meer:
Tijd: 17:50.43 uur- (...) Ik zag vervolgens dat man 2, zonder fiets, kwam teruggelopen en naderde man 1 van achteren. Ik zag dat man 1 zijn hoofd gedraaid had in de richting van man 2. Ik zag dat man 1 oogcontact hield met man 2.
Datum: 23-12-2022 Tijd: 17:50.44 uur- Ik zag dat man 2, zijn jas had uitgedaan
Datum: 23-12-2022 Tijd 17:50.45 uur- Ik zag dat man 2 bij het naderen van man 1 niets in zijn handen had. (…)
Ik zag dat man 2 schuin voor man 1 ging staan. Ik zag dat man 2 even met zijn rechterhand een beweging naar de voorkant van zijn broeksband maakt. Ik kon niet zien of er iets gepakt werd. Ik zag dat man 2 hierna met zijn rechterhand naar achteren zwaaide en vervolgens een slaande beweging maakte naar het gelaat van man 1 toe. Ik zag dat man 1 geraakt werd. Ik zag zijn hoofd naar rechts bewegen. Ik zag dat man 2 wederom richting het gelaat van man 1 sloeg en hem raakte. Ik zag dat bij de derde slag tegen het gelaat van man 1, het petje van zijn hoofd af viel. Ik zag dat man 1 ten gevolge van de derde slag zijn balans verloor en samen met fiets naar rechts omviel in de berm. Ik zag dat man 2 tijdens de val van man 1, een vierde keer uithaalde maar niets raakte.
Tijd 17:50.49 uur- Ik zag dat man 2 een knielende beweging maakte, waarbij het geluidsfragment 2 "klapgeluiden" laat horen tijdens de in gang gezette beweging. Ik zag dat man 2 vervolgens bovenop man 1 knielde en met zijn handen bewegingen maakte, lijkende op vastpakken.
Tijdsnotatie 17:51:08 uur- Ik zag dat man 1 op de grond lag en dat man 2 met zijn rechterhand slaande bewegingen maakte richting man 1. Ik hoorde ook de "doffe klappen" van het slaan. Ik zag dat man 2 een donker voorwerp in zijn rechterhand hield, dit voorwerp was iets groter dan zijn hand, het stak een beetje uit. (...)
Tijd 17:52:08- Om 17:52:08 zag ik dat man 1 probeerde vooruit weg te kruipen. Ik zag dat man 2, man 1 vasthield met zijn linkerhand. Ik zag dat man 2 ondertussen op man 1 bleef inslaan. (...) Tijdens de wegkruipende beweging van man 1, heb ik, verbalisant, man 2 zes (6) maal zien slaan met een voorwerp op het hoofd van man 1. Ook de impact van het voorwerp op het hoofd, heb ik goed kunnen horen.
Tijd 17:52:22- Om 17:52:22 zag ik, dat man 1 uiteindelijk kon opstaan en man 2 hem niet meer kon tegenhouden.
Resumé:De verdachte slaat het slachtoffer 4 maal voor deze valt. De verdachte slaat het slachtoffer 6 maal terwijl beiden op de grond liggen. In totaal wordt er 10 maal geslagen wat zichtbaar is op de beeldopnamen
.
Uit de
medische gegevens van St. Jans Gasthuis Weertnaar aanleiding van
het letselonderzoek bij [slachtoffer]volgt onder meer dat:
1. Laceratie boven linker wenkbrauw 2-3 cm rafelige wondranden.
2. Meerdere burstwound over voor en achter zijde schedel en neusbrug. Forse zwelling linker orbita/wenkbrauw. Hematoom en schaafwond aldaar. Geen pijn bij palpatie aangezicht (m.i. niet betrouwbaar bij intox).
3. Gezichtveld intact, oogvolgbewegingen intact zonder diplopie of nystagmus.
4. Bloed in oorschelp, trommelvliezen bdz intact. Tanden intact. Geen septum hematoom.
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat tussen
17:51:08 uur en 17:52:08 uurde camera geen opnamen heeft gemaakt. Op de camerabeelden is verder te zien dat de dader bovenop zijn hoofd donkerder haar heeft dan aan de zijkanten, dat het lichtere haar terugloopt naar achter de oren en dat de dader afhangende schouders heeft. De rechtbank heeft tevens waargenomen dat de verdachte die zij voor zich ziet zitten, haar heeft wat donker is op de bovenkant en lichter aan de zijkanten en waarbij het lichtere haar terugloopt naar achter de oren. De rechtbank neemt ook waar dat de verdachte, vooral tijdens het lopen, afhangende schouders heeft.
3.3.2.Bewijsoverwegingen
Wie heeft [slachtoffer] aangevallen?
Het moment waarop het slachtoffer wordt geslagen is door de camera van een buurtbewoner vastgelegd. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte de man op de camerabeelden en dus de dader is.
[slachtoffer] verklaart direct na het voorval dat zijn aanvaller ene [verdachte] uit Weert is, hij geeft een adres waar deze [verdachte] vroeger gewoond zou hebben en wanneer aangever een foto van verdachte getoond wordt, is hij er 100% zeker van dat dat zijn aanvaller is. Uit onderzoek van de politie blijkt dat verdachte inderdaad op het door aangever gegeven adres heeft gewoond. Ter terechtzitting zijn de camerabeelden bekeken. De rechtbank ziet op deze beelden een aantal typerende kenmerken bij de aanvaller, zoals de haardracht en hangende schouders, die zij ook bij de verdachte ter terechtzitting ziet. Ook ziet de rechtbank dat de beelden exact overeenkomen met wat het slachtoffer zegt wat er tijdens de aanval zou zijn gebeurd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de man op de camerabeelden is en dus de persoon is die [slachtoffer] heeft geslagen.
Kwalificatie van de gedraging
De rechtbank is, op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, van oordeel dat de verdachte meermalen met een hard voorwerp op en tegen het (achter)hoofd en gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe het door verdachte toegepaste geweld gekwalificeerd moet worden.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte het opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . [slachtoffer] verklaart dat verdachte hem tientallen keren met een steen op en tegen zijn hoofd heeft geslagen en dat verdachte heeft geroepen “ik ga je vermoorden”. De verklaring van het slachtoffer vindt steun in de camerabeelden en de letselbeschrijving, in die zin dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte meerdere keren op en tegen het hoofd van het slachtoffer slaat, er doffe klappen zijn te horen en uit de letselbeschrijving volgt dat [slachtoffer] letsel aan zijn hoofd heeft. Dat er tientallen keren zou zijn geslagen kan de rechtbank niet vaststellen, omdat de camera niet continu heeft opgenomen wat er is gebeurd. Duidelijk is dat minimaal tien maal is geslagen en dat één minuut van de aanval – gelegen tussen de vier eerste klappen en de zes laatste klappen die op beeld staan – niet op beeld is vastgelegd. Op de camerabeelden zijn ook nog andere geluiden te horen, waarbij niet alles verstaanbaar is. De rechtbank ziet derhalve geen reden om te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer wanneer hij verklaart dat verdachte meermalen heeft geroepen “ik ga je vermoorden”.
De rechtbank stelt derhalve op grond van voornoemde vaststellingen, mede in onderling verband beschouwd, vast dat verdachte [slachtoffer] , doelgericht, meermalen en met kracht met een hard voorwerp op en tegen zijn hoofd heeft geslagen, een plaats waar gemakkelijk dodelijk letsel kan worden toegebracht. Deze gedragingen dienen naar hun uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht te zijn op het toebrengen van dodelijk letsel, dat de rechtbank op grond hiervan vast stelt dat – bij het in deze ontbreken van contra-indicaties – verdachtes opzet hier ten volle op was gericht. Nu de verdachte in dat opzet niet is geslaagd, blijft het bij een poging.