ECLI:NL:RBLIM:2024:6615

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
03.282032.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over diefstal, afpersing en vrijheidsberoving met geweld

Op 23 september 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal, afpersing met bedreiging met geweld en vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die op 17 oktober 2023 door de verdachte onder valse voorwendselen uit zijn woning werd gelokt. De verdachte dreigde met een vuurwapen en dwong het slachtoffer om in de kofferbak van zijn auto te gaan liggen, waarna hij gedwongen werd om geld te pinnen en zijn eigendommen af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, een wezenlijke rol speelde in de gepleegde feiten. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het gebruik van geweld, waar de verdachte partieel van werd vrijgesproken. De rechtbank legde ook een contactverbod op met het slachtoffer voor een periode van drie jaar en kende een schadevergoeding toe aan het slachtoffer van € 16.563,25, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.282032.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 2001,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 september 2024. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [naam slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. R. Odink. Zij heeft namens de benadeelde partij een schriftelijke slachtofferverklaring voorgelezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet tezamen met anderen (door bedreiging) met geweld een auto, autosleutels, autopapieren en tenaamstellingcodes, huissleutels, telefoon, airpods, bankpasjes en bijbehorende pincodes, een motor en diverse geldbedragen van [naam slachtoffer] heeft gestolen;
Feit 2:al dan niet tezamen met anderen (door bedreiging) met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een auto, autosleutels, autopapieren en tenaamstellingcodes, huissleutels, telefoon, airpods, bankpasjes en bijbehorende pincodes, een motor en diverse geldbedragen;
Feit 3:al dan niet tezamen met anderen [naam slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft zij verwezen naar de zeer gedetailleerde aangifte van [naam slachtoffer] , die wordt ondersteund door de camerabeelden. Ook zonder de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting, komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring. Ten aanzien van het gebruik van geweld moet de verdachte partieel worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte of de ter zitting door haar genoemde medeverdachten daadwerkelijk geweld hebben gebruikt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het op enig moment te ver vond gaan en dat ze wilde stoppen, maar ze durfde niet. Echter, dat blijkt op geen enkele wijze uit het dossier en acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van geweld, van dat deel van de tenlastelegging moet de verdachte partieel worden vrijgesproken. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
BewijsmiddelenOp 19 oktober 2023 heeft [naam slachtoffer] aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard.
“Enige tijd geleden had ik contact met een vrouw genaamd Vanessa (hierna: de verdachte). Ik ben hier enige tijd mee bevriend geweest. Zij maakte regelmatig gebruik van mijn auto. Na enige tijd kwam ik erachter dat zij geen rijbewijs had en dat ze had gelogen. Op dat moment heb ik het contact verbroken. Op 17 oktober 2023 omstreeks 18:00 uur stond de verdachte plotseling bij mij aan de deur van mijn woning gelegen aan de Keukenweideweg 4 te Hoensbroek. Ik hoorde haar buiten zeggen dat zij zich wilde verontschuldigen over wat er in het verleden is gebeurd. Ze gaf aan dat zij mij het geld van de eerdere tankbeurten terug wilde betalen. Hiervoor moest ik met haar naar een bank rijden zodat zij het geld kon pinnen. Wij zijn hierop samen in mijn auto gestapt. Ik zat zelf achter het stuur, terwijl de verdachte ernaast zat. Tijdens de rit maakte ze kenbaar dat zij een 9 millimeter in de binnenzak van haar jas had zitten. Ik zag dat zij met haar rechterhand in deze binnenzak zat. Zij liet mij deze 9 millimeter niet zien. Ik was op dat moment ontzettend bang voor mijn leven. Op een gegeven moment werd mij verzocht stil te gaan staan met de auto. Op dat moment pakte zij de bos sleutels waaraan ook mijn huissleutels zaten, uit het middenconsole. Hierop vroeg ik wat zij met mijn sleutels wilde doen. Hier kreeg ik geen antwoord op. Zij gaf aan dat ik mijn bankpasjes, telefoon en autosleutel moest afgeven, terwijl zij haar hand steeds onder haar jas hield, alwaar het mogelijke vuurwapen zat. Deze opdracht werd met dwang uitgesproken. Ik moest van haar onder dwang naar de achterkant van mijn auto lopen. Op dat moment deed zij de kofferbak van de auto open, waarna ik hierin moest gaan liggen. Omdat ik bang was dat ze het vuurwapen zou kunnen gebruiken, ben ik in de kofferbak gaan liggen. Zij deed hierop de kofferbak dicht. Ik hoorde dat de verdachte weer in de auto stapte en wegreed. Op een gegeven moment stopte ze en hoorde ik dat ze in gesprek was met meerdere personen. De verdachte is niet uit de auto gestapt. Het betroffen meerdere mannelijke stemmen. Ik hoorde dat de verdachte tegen de mannen zei dat er iemand in de kofferbak lag. Ik voelde dat de auto weer werd gestart. Volgens mij was de verdachte op dat moment alleen. Ik hoorde haar tijdens de rit meermaals met iemand bellen. Vervolgens is de verdachte naar een bepaalde plek gereden en daar is vermoedelijk een manspersoon ingestapt. Op een gegeven moment is er nog iemand bij gekomen. De auto stopte en ik hoorde de portieren open gaan. Ik had het idee dat de verdachte en de andere man uitstapten. Ik hoorde toen een tijd niets. Dit was maximaal 5 minuten. Hierna hoorde ik meerdere stemmen waarbij de verdachte de man die ik eerder had gehoord en nog een extra persoon instapten. Ik hoorde een van de mannen de woorden spreken: "We kunnen hem ook ergens dumpen waar niemand hem ooit zal vinden".
Ik hoorde dat de verdachte aan de mannen vroeg of zij iets bij zich hadden en of deze waren
doorgeladen. Nadat zij aangaven dat dat zo was is de auto weer gaan rijden. Na ongeveer
20 minuten is de persoon die als laatste in de auto is gestapt, weer uitgestapt. Toen de auto wegreed hoorde ik de verdachte tegen de man zeggen dat ze ging tanken. Op het moment dat ik in de kofferbak moest gaan liggen, heb ik de verdachte ook de pincodes van mijn betaalpas en creditcard gegeven. Ik denk dat ze met het gepinde geld de rekening van het tanken hebben betaald. Ik werd vrijgelaten door de man die in de auto zat. Hij dwong me op een gehaaste toon om snel uit de auto te stappen. De verdachte vroeg me hoeveel geld er op mijn bankrekening stond. Hierop zijn we naar een geldautomaat gereden. De verdachte stapte uit de auto en ik moest met haar meelopen naar de geldautomaat. Tijdens het pinnen zag ik dat er een grijze auto achter mijn auto stopte. Er zaten twee mannen in die auto. Ik denk dat zij bij de verdachte en de andere man hoorden. Ik moest € 500,- van mijn betaalrekening pinnen en € 750,- van mijn creditcard. Dit was om 22:34 uur. Ik zag dat de verdachte het geld in haar bh stopte. Ik moest weer in de auto stappen, waarna wij met z’n drieën naar mijn woning reden. Ik moest samen met de man uitstappen om alle papieren van mijn auto te pakken. Ik hoorde dat de man tijdens het lopen zei: "Als je nu probeert te vluchten schiet ik je neer". Ik heb op dat moment echter nog geen vuurwapen gezien. Ik maakte de voordeur van mijn woning open, terwijl de verdachte in de auto bleef zitten. Ik liep naar binnen en heb de autopapieren en de tenaamstelling afgegeven. We zijn toen weer in de auto gestapt en weggereden. De verdachte en de man hadden het erover om drinken te halen en om bij mij thuis te blijven vannacht.
Tijdens de rit zag ik vanaf de achterbank dat de man een zwart /grijs kleurig vuurwapen uit zijn buideltas pakte. Ik weet het verschil tussen een pistool en revolver niet. Ik weet ook niet of het echt of imitatie was. De man zei tegen de verdachte ‘’ik heb de veiligheidspal niet erop zitten’’. Waarop de verdachte antwoorde ‘’doe hem er maar op’’ waarna de man het vuurwapen in zijn buideltas terug deed.
Bij de nachtwinkel moest ik met de verdachte uitstappen. We hebben samen in de nachtwinkel drinken gehaald. Door de enorme angst durfde ik niets te zeggen. Ze rekende af met het gepinde geld. Daarna zijn we weer terug naar mijn woning gereden. De verdachte gaf aan dat ze weg moest en dat ze later terug zou komen. De man en ik gingen naar binnen. Ik moest op de bank gaan zitten. (...) De verdachte kwam later terug met eten van McDonalds. Om de beurt zijn de verdachte en de man in mijn woning gaan douchen. Omstreeks 2:00 uur zijn we naar bed gegaan. Ik lag in mijn eigen bed en zij sliepen op de logeerkamer. Voordat we gingen slapen moest ik de gehele inhoud van mijn telefoon wissen. Ook moest ik de simkaart uit mijn telefoon halen, die heb ik later weer terug gekregen. De beelden op de recorder van de camera onder de carport hebben ze verwijderd. ’s Ochtends rond 8:00 uur ben ik thuis gaan werken. Om 8:34 uur zijn ze vertrokken uit mijn woning met alle autopapieren, mijn IPhone, sleutels en bankpasjes. Ook de auto hebben ze meegenomen. Rond 15:00 is de verdachte weer naar mijn woning gekomen. Ik hoorde twee mannenstemmen in de kamer, maar ik heb die personen niet gezien. De verdachte gaf aan dat er twee mannen bij haar waren die de motor, die in de garage stond, zouden meenemen. [2]
Ik heb in de tussentijd niet om hulp gevraagd omdat ik bang was en ik had geen telefoon, dus ik kon niemand bereiken. De verdachte zei ‘’stel je probeert te vluchten uit je huis, ik heb mensen staan die je in de gaten houden’’. Ik durfde het risico niet te nemen. Ik hoopte dat het snel voorbij was. [3]
Ik heb woensdagavond 18 oktober 2023 telefonisch contact gehad met een medewerker
van de Rabobank om mijn betaalpas en creditcard te blokkeren. Omdat ik mijn passen
wilde laten blokkeren hoorde ik dat de medewerker zei dat er een aantal
pintransacties waren gedaan met mijn creditcard. Ik hoorde dat de medewerker zei dat
er op 17 oktober 2023 omstreeks 22.34 uur twee keer gepind werd. Eenmaal een bedrag van € 500,00 met de pinpas en eenmaal een bedrag van € 750,00 met mijn creditcard. Ook gaf
de medewerker aan dat er op woensdag 18 oktober 2023 omstreeks 16.03 uur twee maal
gepind werd bij geldmaat in Hoensbroek. Ik hoorde dat dit een keer € 500,00 was en
een keer € 200,00.” [4]
Ter terechtzitting heeft de verdachte onder meer het volgende verklaard.
“Ik ben naar het slachtoffer toe gegaan. Ik zei tegen hem dat ik het geld dat ik had geleend wilde terugbetalen. Ik stelde voor om samen te gaan pinnen. Op die manier heb ik hem zijn huis uit gelokt. Het klopt dat ik tegen het slachtoffer heb gezegd dat hij in de kofferbak moest gaan liggen. Ik heb tegen hem gezegd dat ik een pistool had. Ik had niet echt een pistool, maar ik had mijn hand in mijn zak alsof ik een pistool had. Ik heb tegen het slachtoffer gezegd dat ik een 9 millimeter had. Het slachtoffer is in de kofferbak van zijn auto gaan liggen en ik ben met hem naar een pinautomaat gereden. Daar zijn [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] erbij gekomen. Uiteindelijk zijn [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] ook in de auto gestapt. In het bosgebied hebben we het slachtoffer uit de kofferbak gehaald en is hij achter in de auto gestapt. Het slachtoffer heeft twee keer geld gepind en het geld aan mij gegeven. Ik heb het slachtoffer zijn sleutels en telefoon afgepakt in de auto, zodat hij niet kon bellen of uitstappen. Dat was geen opdracht van een van de anderen, dat kwam op dat moment in me op. Het slachtoffer heeft zijn pincode, zijn papieren (de rechtbank begrijpt de autopapieren) en zijn groene kaart aan [naam 1] gegeven. [naam 1] had een wapen. Ik was bang dat hij dat wapen echt zou gaan gebruiken. Het wapen was doorgeladen. Uiteindelijk zijn we naar de woning van het slachtoffer gereden en hebben we bij hem thuis wat gedronken. Tussendoor ben ik bij McDonalds eten gaan halen. In de woning van het slachtoffer hebben [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] in alle kasten gekeken en hebben ze airpods, een telefoon en kleding van het slachtoffer weggenomen. [naam 1] en ik hebben die nacht op de logeerkamer geslapen en het slachtoffer sliep in zijn eigen slaapkamer. De dag erna ben ik nog een keer met de pinpas van het slachtoffer gaan pinnen. Die dag hebben we de auto van het slachtoffer meegenomen en [naam 3] heeft zijn motor meegenomen. We wisten van tevoren wat er zou gebeuren. Samen met [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] heb ik hetgeen er is gebeurd, van tevoren besproken.”
Bewijsoverweging
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het bestanddeel ‘het gebruik van geweld’. Daarvan zal de verdachte partieel worden vrijgesproken, omdat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte of een medeverdachte daadwerkelijk geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
De inhoud van de bewijsmiddelen rechtvaardigt de conclusie dat de verdachte samen met anderen de aan haar tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Het strafbare gebeuren is begonnen op 17 oktober 2023, aan het begin van de avond, en is pas geëindigd de volgende dag, in de namiddag.. De verdachte heeft met haar mededaders het plan gesmeed om de aangever van zijn vrijheid te beroven, hem te dwingen bepaalde goederen aan hen af te geven en goederen van hem te stelen. Vervolgens heeft zij een wezenlijke rol gespeeld bij de verdere invulling van de aan haar tenlastegelegde delicten. Zo heeft zij de aangever onder valse voorwendsels uit zijn woning gelokt en hem -onder dreiging van een denkbeeldig wapen- gedwongen in de kofferbak plaats te nemen. Ook heeft zij meermaals geld van de rekening van de aangever gepind, nadat hij onder meer zijn bankpasjes aan haar en haar mededaders moest geven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aan de verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, waarbij de verdachte deze feiten samen met anderen heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
in de periode van 17 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, diverse geldbedragen die aan [naam slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door aan voornoemde [naam slachtoffer] meermalen
- kenbaar te maken dat zij en de medeverdachte, [naam 5] , een vuurwapen hebben en
- een vuurwapen te tonen.
Feit 2
in de periode van 17 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto met bijbehorende autosleutels, autopapieren en tenaamstellingcodes, huissleutels, telefoon, airpods, bankpasjes met bijbehorende pincodes en een motor, die aan die [naam slachtoffer] toebehoorden door aan voornoemde [naam slachtoffer] meermalen,
- kenbaar te maken dat zij en de medeverdachte, [naam 5] , een vuurwapen hebben,
- een vuurwapen te tonen, en
- de woorden toe te voegen “als je nu probeert te vluchten, schiet ik je neer”.
Feit 3
in de periode van 17 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door die [naam slachtoffer] onder bedreiging van een (mogelijk) vuurwapen en met de woorden "als je nu probeert te vluchten schiet ik je neer” en “stel je probeert te vluchten uit je huis ik heb mensen staan die je in de gaten houden”
- in de kofferbak hebben laten plaatsnemen en vervolgens met die [naam slachtoffer] in de auto zijn gaan rijden, en
- naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer] op het adres Keukenweideweg zijn gereden en daar hebben verbleven, nadat verdachten de huissleutels van [naam slachtoffer] hadden weggenomen en
- [naam slachtoffer] zijn simkaartje uit zijn telefoon laten halen zodat hij geen contact kon opnemen met anderen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 3
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en daarnaast een contactverbod met het slachtoffer in de vorm van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 3 jaren. Bij het formuleren van de eis heeft de officier van justitie in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, met eventueel daarnaast een forse taakstraf. Voorts heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het reclasseringsadvies. Tot slot heeft de raadsman verzocht om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis niet op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 17 en 18 oktober 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal en afpersing met bedreiging met geweld en het medeplegen van een vrijheidsberoving. De verdachte heeft, nadat zij een plan met haar medeverdachten daartoe had gesmeed, het slachtoffer onder valse voorwendselen uit zijn woning gelokt en hem, onder bedreiging van een denkbeeldig vuurwapen, opgedragen om in de kofferbak te gaan liggen. Tijdens de opsluiting in de kofferbak kon het slachtoffer het gesprek tussen de daders in de auto horen. Op enig moment werd er gezegd: “We kunnen hem ook ergens dumpen waar niemand hem ooit zal vinden". Later, toen hij de kofferbak mocht verlaten, werd hij door medeverdachte [naam 5] met een pistool bedreigd. Het pistool was op dat moment doorgeladen, aldus de verdachte tijdens de terechtzitting. Het hele gebeuren heeft bijna
24 uur geduurd. Het slachtoffer heeft, zo is ook gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, doodsangsten uitgestaan. Tijdens deze helse uren voor het slachtoffer, moest hij allerlei eigendommen afgeven aan zijn belagers. Ook werd er geld van hem gestolen.
Het duivelse gedrag van zijn belagers heeft diepe sporen in de ziel van het slachtoffer achtergelaten. Dit is de treurige conclusie die de rechtbank trekt uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Of het slachtoffer hiervan ooit volledig zal herstellen, is maar de vraag.
Aan deze treurigheid draagt in niet onaanzienlijke mate bij het feit dat er grovelijk misbruik is gemaakt van de goedheid van het slachtoffer. Het slachtoffer had de verdachte ongeveer vijf maanden voor de door haar gepleegde strafbare feiten leren kennen. Er ontstond een vriendschap, waarbij het slachtoffer probeerde de verdachte dat vriendschapsgevoel ook te geven. Zo mocht zij zijn auto met enige regelmaat lenen. Als ‘beloning’ voor zijn goedheid werd het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd, bedreigd met een wapen en raakte hij veel eigendommen kwijt. Uiteindelijk moest hij ook verhuizen uit zijn vertrouwde omgeving omdat hij zich daar niet meer veilig voelde en heeft hij een behoorlijk trauma aan het gebeurde overgehouden.
Het op een laaghartige en brutale manier misbruik maken van de goedheid en het vertrouwen van een persoon die alleen maar aardig voor je is geweest, is in feite kwaad in de puurste zin van het woord. Dit soort kwaad zorgt ervoor dat een persoon -een doorsnee lid van de samenleving- zijn vertrouwen kwijtraakt in de mensheid als geheel. De woorden van het slachtoffer in zijn slachtofferverklaring bevestigen de voornoemde gevolgtrekking van de rechtbank. De verdachte, tezamen met haar medeverdachten, is met haar gewetenloze, nietsontziende gedrag hiervoor verantwoordelijk. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Beeld van de verdachte
Wat heeft de verdachte hiertegenover gesteld tijdens de terechtzitting? Na zich maandenlang op haar zwijgrecht te hebben beroepen, gaf zij ter terechtzitting voor het eerst openheid van zaken. Ofschoon het prijzenswaardig is dat de verdachte haar aandeel in het geheel nader heeft geduid, is de rechtbank daarvan niet bepaald onder de indruk, in die zin dat dit mitigerende werking zou moeten hebben op de op te leggen straf. Zij probeerde ten onrechte haar rol tijdens het gebeuren af te zwakken en zichzelf te presenteren als iemand die in feite voor het slachtoffer opkwam. Zo heeft de verdachte tijdens de terechtzitting verklaard dat zij, op enig moment tijdens het strafbare gebeuren, heeft aangegeven dat de medeverdachten te ver gingen. Dit blijkt echter geenszins uit het procesdossier. Sterker nog, het was de verdachte die, zo verklaart het slachtoffer, hem aanspoorde om vooral niet te vluchten want zij had mensen die de aangever alsdan in de gaten zouden houden.
Evenmin is de rechtbank onder de indruk van de spijt die de verdachte heeft betuigd. Deze kwam met weinig overtuiging, en pas tijdens het laatste woord, uit de mond van de verdachte, terwijl er gedurende de zitting -bijvoorbeeld na de indrukwekkende slachtofferverklaring die werd voorgelezen door de advocaat van het slachtoffer- genoeg gelegenheid daarvoor was voor de verdachte.
Wat is dan het beeld dat de rechtbank heeft van deze verdachte? Het procesdossier rechtvaardigt alleszins het beeld van een verdachte die berekenend en kil te werk is gegaan. Een van de voorbeelden is het feit dat de verdachte, midden in het strafrechtelijke gebeuren, in ‘the heat of the moment’, naar McDonalds ging om eten te halen voor haar en haar mededaders. Na het nuttigen van de maaltijd heeft zij en medeverdachte [naam 5] ook nog gebruikgemaakt van de badkamer van het slachtoffer om vervolgens samen met medeverdachte [naam 5] in de logeerkamer van het slachtoffer te overnachten. Deze onaandoenlijkheid was ook ter terechtzitting zichtbaar. Zo werd veelvuldig aan de verdachte de vraag gesteld hoe het nou kon gebeuren dat zij iemand die haar vriend was en alleen maar aardig voor haar was geweest, zo onmenselijk kon behandelen. Verder dan “ik weet het niet” kwam de verdachte niet.
Strafmaat
De rechtbank heeft, bij het bepalen van de strafmaat, gelet op de LOVS oriëntatiepunten (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Daarin wordt bij een woningoverval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vermeld tussen 3 en 5 jaren. De rechtbank heeft verder, wat betreft de vrijheidsberoving, gelet op straffen die opgelegd zijn in soortgelijke zaken.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het navolgende. De wezenlijke rol van de verdachte in het geheel kan niet genoeg worden benadrukt. Zij was degene die het slachtoffer uit de woning heeft gelokt, hem in de kofferbak heeft laten plaatsnemen, hem geld afhandig heeft gemaakt en met de andere daders naar zijn woning terug is gegaan zodat de klus kon worden afgemaakt. Toen werd onder meer de motor van het slachtoffer meegenomen.
Strafverzwarend werkt ook het feit dat de verdachte deze weerzinwekkende daad gepland en uitgevoerd heeft met anderen.
Ten slotte heeft de verdachte op een grovelijke wijze misbruik gemaakt van de vriendschap die het slachtoffer haar bood, heeft het delict bijna 24 uur lang geduurd en is er een wapen jegens het slachtoffer gebruikt. Ook deze factoren werken strafverzwarend.
Zijn er dan factoren die een mitigerende werking op de straf hebben? Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Dat de verdachte geen strafblad heeft is geen prestatie, maar dient als een vanzelfsprekendheid te worden beschouwd. Ook haar zwangerschap kan niet als een dergelijke factor worden beschouwd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de eis van de officier van justitie volgen en de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaren opleggen.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat, gezien de aard en ernst daarvan, een maatregel betreffende het gedrag rechtvaardigt. De rechtbank ziet dan ook grond om, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten én ter bescherming van het slachtoffer [naam slachtoffer] , een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor een periode van 3 jaar.
Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich zal onthouden van elke vorm van contact – direct of indirect – met het slachtoffer [naam slachtoffer] . De rechtbank zal daarbij bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, hechtenis voor de duur van maximaal één week zal worden toegepast, met een totale duur van maximaal zes maanden. Toepassing van de hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op.
De rechtbank zal bovendien bevelen dat voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan jegens [naam slachtoffer] . Dit betekent dat het contactverbod ingaat op het tijdstip dat dit vonnis is uitgesproken.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen nu de verdachte is veroordeeld tot een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 21.491,25, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. De schadevergoeding betreft € 11.491,25 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade. De materiële schade bestaat uit de navolgende posten:
  • € 380,00 ter zake van post ‘medische kosten’;
  • € 80,12 ter zake van de post ‘reiskosten’;
  • € 1.323,74 ter zake van de post ‘kosten verkoop woning’;
  • € 2.129,39 ter zake van de post ‘opslagkosten’;
  • € 7.428,00 ter zake van de post ‘verhuiskosten’;
  • € 150,00 ter zake van de post ‘herstelkosten auto’.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar en vordert tevens de verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten in verband met de verhuizing niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat er geen sprake is van een causaal verband tussen het tenlastegelegde en de vanwege de verhuizing gevorderde schade. Bovendien lag de impact van hetgeen is gebeurd bij het liggen in de kofferbak. Hetgeen in de woning van het slachtoffer is gebeurd, is minder ernstig dan hetgeen zich heeft afgespeeld in de auto, aldus de raadsman.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op de verdachte rust een wettelijke verplichting tot schadevergoeding aan degene aan wie hij rechtstreeks schade heeft toegebracht door zijn strafbare handelen. Hij is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten in verband met de verhuizing overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij deze kosten binnen een maand na de bewezenverklaarde feiten heeft gemaakt wegens mede door de verdachte veroorzaakte gevoelens van onveiligheid en angst in de eigen (voormalige) woning. De rechtbank acht voldoende gesteld en onderbouwd dat de benadeelde partij zich genoodzaakt heeft gezien ergens anders te gaan wonen als gevolg van de afpersing en langdurige wederrechtelijke vrijheidsberoving die zich in zijn eigen woning heeft afgespeeld nadat hij eerder met een vuurwapen was bedreigd. Daarmee is er sprake van rechtstreekse schade die is veroorzaakt door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
Bij de begroting van de post verhuiskosten zoekt de benadeelde partij aansluiting bij het bepaalde in artikel 7:275, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat artikel is – kort gezegd – van toepassing als door een uitspraak van de rechter een huurder wordt gedwongen te verhuizen (in de situaties als omschreven in artikel 7:274, eerste lid, onder c en e, van het BW). De door de benadeelde partij gestelde gemaakte verhuiskosten zijn niet het gevolg van een rechterlijke uitspraak en/of een van de situaties van artikel 7:274, eerste lid, onder c en e, van het BW. Alleen daarom al mist artikel 7:275 van het BW hier toepassing. Dit laat echter onverlet dat het mogelijk is dat een verhuizing en de noodzaak daarvan een direct gevolg is van een strafrechtelijk handelen, zoals thans aan de orde. De rechtbank zal op grond van artikel 6:97 van het BW de verhuiskosten schattenderwijs vaststellen op € 2.500,- en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de overige materiële kostenposten is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreekse schade is toegebracht en dat de benadeelde partij deze voldoende heeft onderbouwd. Nu de gevorderde materiële schade voor het overige niet door de verdediging is betwist, zal de rechtbank de vordering die hierop ziet volledig toewijzen.
Immateriële schade
Voor toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op een aantasting in de persoon op andere wijze is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Geestelijk letsel levert in het algemeen pas een aantasting in de persoon op zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW, indien bij het slachtoffer sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het moet in elk geval gaan om ‘naar objectieve maatstaven’ vast te stellen psychische klachten ontstaan in verband met de omstandigheden van het geval. Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij is gediagnostiseerd met PTSS als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Daarmee is voldoende onderbouwd dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze zoals hiervoor bedoeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld acht geslagen op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. Tevens stelt de rechtbank vast dat de verdediging de gevorderde immateriële schadevergoeding niet heeft betwist. De rechtbank zal het gevorderde smartengeld daarom volledig toewijzen.
Wettelijke rente, overige kosten en de schadevergoedingsmaatregel
De door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 17 oktober 2023.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen voor het schadebedrag, zodat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Ook dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.

8.Het beslag

De hennep die in beslag is genomen zal de rechtbank gezien artikel 13a van de Opiumwet onttrekken aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 47, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel: contactverbod
  • legt op de
  • bepaalt de duur van de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan op 1 week, met een maximum van 6 maanden, en met dien verstande dat de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft;
  • beveelt dat deze
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen een bedrag van € 16.563,25, bestaande uit € 6.563,25 aan materiële schade en
  • verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] voor het meergevorderde aan materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer] van € 16.563,25, bestaande uit € 6.563,25 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 117 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
- hennep;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. K. Mestrom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2024.
Buiten staat
Mr. K. Mestrom is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 oktober 2023 tot en
met 18 oktober 2023 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een personenauto met bijbehorende autosleutels, autopapieren en/of
tenaamstellingscodes, huissleutels, telefoon, airpods, bankpasjes met bijbehorende
pincodes, diverse geldbedragen en/of een motor, in elk geval enige goederen, die
geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (aan) voornoemde [naam slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal,
- kenbaar te maken dat zij en/of de medeverdachte, [naam 5] , een vuurwapen
heeft/hebben,
- een vuurwapen te tonen, en/of
- de woorden toe te voegen “als je nu probeert te vluchten schiet ik je neer”, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 oktober 2023 tot en
met 18 oktober 2023 in de gemeente Heerlen, althans in Nederlandtezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto met
bijbehorende autosleutels, autopapieren en/of tenaamstellingcodes, huissleutels,
telefoon, airpods, bankpasjes met bijbehorende pincodes, diverse geldbedragen
en/of een motor, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer]
en/of een derde toebehoorde(n) door (aan) voornoemde [naam slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal,
- kenbaar te maken dat zij en/of de medeverdachte, [naam 5] , een vuurwapen
heeft/hebben,
- een vuurwapen te tonen, en/of
- de woorden toe te voegen “als je nu probeert te vluchten, schiet ik je neer”, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
3
zij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023 in de
gemeente Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd
en/of beroofd gehouden, door die [naam slachtoffer] onder bedreiging van een (mogelijk)
vuurwapen en/of met de woorden "als je nu probeert te vluchten schiet ik je neer”
en/of “stel je probeert te vluchten uit je huis ik heb mensen staan die je in de gaten
houden”
- in de kofferbak heeft/hebben laten plaatsnemen en/of (vervolgens) met die
[naam slachtoffer] in de auto is/zijn gaan rijden, en/of
- naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer] op het adres Keukenweideweg is/zijn
gereden en daar hebben verbleven, nadat verdachte(en) de huissleutels van [naam slachtoffer]
hadden weggenomen en/of
- [naam slachtoffer] zijn simkaartje uit zijn telefoon laten halen zodat hij geen contact kon
opnemen met anderen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R023107, gesloten d.d. 7 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 474.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [naam slachtoffer] , dossierpagina’s 335 tot en met 340.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever [naam slachtoffer] , dossierpagina 355.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever [naam slachtoffer] , dossierpagina 347.