ECLI:NL:RBLIM:2024:6317

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
11167425 AZ VERZ 24-45
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst en verzoek om wedertewerkstelling en loonbetaling

In deze zaak heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst met de zieke werknemer opgezegd. De werknemer verzoekt om wedertewerkstelling, vernietiging van de opzegging en betaling van achterstallig loon. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet voor onbepaalde tijd is aangegaan, maar voor bepaalde tijd. De werknemer is op 28 mei 2023 in dienst getreden als oproepkracht en heeft op 20 november 2023 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd getekend. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst op 19 mei 2024 is geëindigd en dat er geen sprake is van een onregelmatige opzegging. De werknemer heeft recht op een transitievergoeding van € 694,52 en op achterstallig loon over de periode van 11 april 2024 tot en met 19 mei 2024, ter hoogte van het minimumloon. De kantonrechter compenseert de proceskosten en verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11167425 AZ VERZ 24-45
Beschikking van 5 september 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. L.S.F. Vanhommerig
tegen
[verweerder] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend te [woonplaats 2] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr A.L. van den Bergh.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 29 augustus 2024, waarbij mr. Van den Bergh nog stukken overgelegd heeft.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 2003 is op 28 mei 2023 bij [verweerder] in dienst getreden als oproepkracht.
2.2.
[verweerder] heeft [verzoeker] vervolgens een schriftelijk aanbod gedaan voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor de functie van shiftmanager tegen een brutoloon van € 1.650,00 per maand met als ingangsdatum 2 oktober 2023.
2.3.
Partijen hebben daarna een schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend op 20 november 2023 waarin staat dat [verzoeker] met ingang van die dag in dienst treedt in de functie van shiftmanager tegen een brutoloon van € 1.980,00 per maand. Deze arbeidsovereenkomst vermeldt dat zij is aangegaan voor de bepaalde duur van zes maanden.
2.4.
[verzoeker] is in week 2 van januari 2024 wegens ziekte arbeidsongeschikt geworden.
2.5.
Tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] heeft [verweerder] tot 11 april 2024 wekelijks 100% van het loon (€ 456,92 brutoloon en € 36,55 bruto vakantiebijslag) aan [verzoeker] betaald.
2.6.
Bij e-mail van 11 april 2024 heeft [verweerder] aan [verzoeker] onder meer en voor zover hier van belang medegedeeld dat:
  • de arbeidsovereenkomst eindigt op 19 april 2024 en niet zal worden verlengd
  • [verzoeker] in verband met zijn arbeidsongeschiktheid € 3.254,16 te veel loon ontvangen heeft, dat [verzoeker] dat niet (volledig) hoeft terug te betalen, maar dat wel de laatste twee weken loon ingehouden zullen worden.
2.7.
Op 12 juni 2024 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerder] medegedeeld dat tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd sinds 2 oktober 2023, zodat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd. Namens [verzoeker] is [verweerder] gesommeerd tot betaling van het achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en tot betaling van het toekomstige loon.
2.8.
[verweerder] heeft daarna niets aan [verzoeker] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt:
primair:
voor recht te verklaren dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd,
[verweerder] te veroordelen om [verzoeker] weder tewerk te stellen en om volledige medewerking te verlenen aan de re-integratie van [verzoeker] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair:
3. de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen,
4. [verweerder] te veroordelen om [verzoeker] weder tewerk te stellen en om volledige medewerking te verlenen aan de re-integratie van [verzoeker] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
meer subsidiair:
5. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op 1 september 2024, althans 19 mei 2024 is geëindigd,
6. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding,
7. [verweerder] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging,
8. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding,
en in alle gevallen:
9. [verweerder] te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon en vakantiegeld inclusief de maximale wettelijke verhoging en tot betaling van het loon (inclusief emolumenten tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd,
10. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform “de staffel BIK”,
11. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over alle toegewezen bedragen,
12. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[verweerder] voert verweer.

4.De beoordeling

het primaire verzoek: arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd?

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geen sprake is. Het primaire verzoek om voor recht te verklaren dat sprake is van een dergelijke arbeidsovereenkomst zal dus worden afgewezen. Hieronder wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
4.2.
[verzoeker] stelt in zijn verzoekschrift dat hij met [verweerder] met ingang van 2 oktober 2023 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan. Hij heeft daartoe een schriftelijke arbeidsovereenkomst met die ingangsdatum overgelegd. Het stuk vermeldt dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en dat het loon
€ 1.650,00 bruto per maand bedraagt. [verweerder] heeft ter zitting gemotiveerd en met stukken onderbouwd betwist dat partijen de betreffende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd daadwerkelijk gesloten hebben. Dat verweer slaagt. De arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker] destijds immers niet ondertekend omdat hij het daarin vermelde brutoloon te laag vond. Dit heeft [verzoeker] (althans zijn gemachtigde) ter zitting zelf verklaard in reactie op het verweer van [verweerder] . Met ingang van 2 oktober 2023 hebben partijen dus niet de door [verzoeker] gestelde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten.
4.3.
Evenmin kan op andere gronden worden geconcludeerd dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt.
4.4.
Vast staat dat [verzoeker] met ingang van 28 mei 2023 als oproepkracht in dienst getreden is van [verweerder] . [verweerder] heeft ter zitting de betreffende arbeidsovereenkomst overgelegd. Daarin staat dat partijen deze arbeidsovereenkomst zijn aangegaan voor de bepaalde tijd van drie maanden tot en met 27 augustus 2023. [verzoeker] heeft niet betwist dat partijen dit zijn overeengekomen. [verzoeker] en [verweerder] hebben die arbeidsovereenkomst, die dus op 27 augustus 2023 eindigde, met ingang van 28 augustus 2023 kennelijk ongewijzigd voortgezet. Op de door [verweerder] overgelegde loonstroken (van week 39 en verder) staat immers “ja” achter het woord “oproep” en de hoogte van de loonbetalingen wisselen omdat [verzoeker] toen (nog steeds) een variabel aantal uren per week op oproepbasis werkte. Hieruit blijkt wel dat [verzoeker] ook toen nog een arbeidsovereenkomst met [verweerder] had op oproepbasis. Aan die situatie is eerst een einde gekomen met ingang van 20 november 2023. Partijen zijn toen namelijk schriftelijk overeengekomen dat [verzoeker] met ingang van die datum voor de bepaalde duur van zes maanden in dienst treedt van [verweerder] tegen een brutoloon van
€ 1.980,00 per maand. Dat blijkt ook wel uit de overgelegde loonstroken waarop vanaf week 47 staat vermeld dat het (nog steeds) gaat om een contract voor bepaalde tijd en het loon per week van € 456,92 bruto komt overeen met het bedrag per maand van € 1.980,00.
4.5.
De arbeidsovereenkomst van 20 november 2023 is dus niet voor onbepaalde tijd aangegaan en dit is de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die partijen met elkaar sinds 28 mei 2023 zijn aangegaan. De kantonrechter stelt vast dat hiermee ook niet voldaan is aan art. 7:668a lid 1 BW waarin (voor zover hier van belang) is bepaald dat wanneer tussen dezelfde partijen
meerdan drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd, geldt dat de laatste arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan.
4.6.
[verzoeker] heeft aangevoerd dat hij, toen hij de arbeidsovereenkomst van 20 november 2023 ondertekende, in de veronderstelling was dat deze voor onbepaalde tijd zou zijn. Ook dit argument kan hem niet baten. De schriftelijke arbeidsovereenkomst is een onderhandse akte die dwingende bewijskracht heeft ten aanzien van hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Dit staat in art. 157 lid 1 Rv. Tegen dit dwingend bewijs staat tegenbewijs vrij. [verzoeker] heeft in dat verband (samengevat) aangevoerd dat hij de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waarin het brutoloon van € 1.650,00 staat opgenomen niet heeft getekend omdat hij dit loon te laag vond. Hij was daarom in de veronderstelling dat het nieuwe contract met de ingangsdatum 20 november 2023 uitsluitend voor wat betreft de hoogte afweek van het eerdere aangeboden contract. Met dit betoog heeft [verzoeker] geen tegenbewijs geleverd. [verweerder] heeft hem in november 2023 een schriftelijk aanbod gedaan voor een dienstverband van bepaalde tijd en [verzoeker] heeft dat aanbod geaccepteerd door dat stuk te ondertekenen. Nergens blijkt uit dat [verweerder] hem toen in de veronderstelling heeft gebracht dat deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou gaan gelden.
het primaire verzoek: wedertewerkstelling en meewerken re-integratie.
4.7.
Het verzoek tot wedertewerkstelling zal worden afgewezen omdat dit verzoek is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat tussen partijen (nog steeds) sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er is dan evenmin grond om [verweerder] te veroordelen medewerking te verlenen aan de re-integratie van [verzoeker] .
het subsidiaire verzoek: opzegging?
4.8.
[verzoeker] heeft zijn werkzaamheden voor [verweerder] steeds verricht op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De laatste arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de periode 20 november 2023 tot en met 19 mei 2024. In de e-mail van 11 april 2024 heeft [verweerder] aan [verzoeker] medegedeeld dat deze arbeidsovereenkomst niet zal worden voortgezet. Deze mededeling is een aanzegging in de zin van art. 7:668 BW. Van een opzegging is dus geen sprake. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging is daarom niet toewijsbaar.
het subsidiaire verzoek: wedertewerkstelling en meewerken aan re-integratie
4.9.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 19 mei 2024 geëindigd. Hieruit volgt dat het subsidiaire verzoek om [verweerder] te veroordelen [verzoeker] tewerk te stellen, zal worden afgewezen. Er is dan evenmin grond om [verweerder] te veroordelen medewerking te verlenen aan de re-integratie van [verzoeker] .
het meer subsidiaire verzoek: einde arbeidsovereenkomst
4.10.
Het verzoek om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 1 september 2024 is niet toewijsbaar. De arbeidsovereenkomst is immers door het verstrijken van de tussen partijen overeengekomen duur daarvan geëindigd op 19 mei 2024. Het verzoek om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op die datum verstreken is, zal dus wel worden toegewezen.
het meer subsidiaire verzoek: de transitievergoeding
4.11.
De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd doordat de tussen partijen overeengekomen bepaalde tijd is verstreken en deze aansluitend niet is voortgezet. Verder is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoeker] geen sprake. [verzoeker] heeft dus recht op een transitievergoeding. Dat volgt uit art. 7:673 lid 1 onder a ten 3e BW.
4.12.
[verzoeker] verzoekt in geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 19 mei 2024 om een transitievergoeding van € 694,52. [verzoeker] vermeldt dit niet, maar het gaat kennelijk om een brutobedrag. Omdat [verweerder] ter zitting tegen dit verzochte bedrag geen verweer heeft gevoerd en zelfs heeft erkend dit bedrag aan [verzoeker] verschuldigd te zijn, zal [verweerder] worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
het meer subsidiaire verzoek: schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.13.
[verzoeker] verzoekt, voor het geval de arbeidsovereenkomst door [verweerder] is opgezegd, om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding omdat dan sprake is geweest van een onregelmatige opzegging. Dit onderdeel van [verzoeker] verzoek zal worden afgewezen. Van een opzegging van de arbeidsovereenkomst is immers geen sprake geweest.
het meer subsidiaire verzoek: billijke vergoeding
4.14.
[verzoeker] verzoekt om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 15.000,00 omdat [verweerder] volgens hem ernstig verwijtbaar gehandeld heeft. [verzoeker] voert daartoe aan dat [verweerder] abrupt en zonder rechtsgrond tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] is gestopt met het betalen van loon.
4.15.
Dit onderdeel van [verzoeker] verzoek is niet toewijsbaar. [verzoeker] stelt dat [verweerder] ernstig verwijtbaar gehandeld heeft en dat hij daarom recht heeft op een billijke vergoeding. [verzoeker] ziet hierbij echter over het hoofd dat dit onvoldoende is voor toewijzing van een billijke vergoeding. Voor toewijzing van de verzochte billijke vergoeding moet namelijk ook vast komen te staan dat het (gestelde) ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] heeft geleid tot het einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter stelt vast dat daarvan geen sprake is. De arbeidsovereenkomst is geëindigd doordat de overeengekomen duur is verstreken en dit heeft geen enkel verband met het gestelde ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] .
de overige verzoeken: achterstallig loon, vakantiegeld en wettelijke verhoging
4.16.
[verzoeker] stelt dat hij met ingang van 11 april 2024 geen loon van [verweerder] ontvangen heeft. [verweerder] betwist dit niet en dus staat vast dat [verzoeker] nog recht heeft op loon en vakantiegeld over de periode 11 april 2024 tot en met 19 mei 2024.
4.17.
Partijen twisten wel over de hoogte van het loon over die periode. Dat komt omdat [verzoeker] in die periode door ziekte arbeidsongeschikt is geweest. [verzoeker] stelt dat hij gedurende die periode recht heeft op 100%, althans op 95% van zijn loon. Volgens [verweerder] heeft [verzoeker] gedurende de arbeidsongeschiktheid recht gehad op 70% van het overeengekomen loon.
4.18.
Vast staat dat [verzoeker] krachtens de wet of de arbeidsovereenkomst tijdens zijn arbeidsongeschiktheid geen recht heeft op 100% van het overeengekomen. Het enkele feit dat [verweerder] vanaf de tweede week van januari 2024 tot 11 april 2024 aan [verzoeker] onverplicht 100% van het loon betaald heeft terwijl [verzoeker] toen arbeidsongeschikt was, maakt nog niet dat [verzoeker] hierdoor het recht verworven heeft op 100% van het loon tijdens zijn arbeidsongeschiktheid gedurende de periode van 11 april 2024 tot en met 19 mei 2024. Omdat [verzoeker] geen verdere argumenten heeft aangevoerd op grond waarvan hij meent recht te hebben betaling van 100% van het loon gedurende zijn arbeidsongeschiktheid, is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] verzoek in zoverre niet toegewezen kan worden.
4.19.
[verzoeker] heeft evenmin recht op 95% van het loon over de periode van 11 april 2024 tot en met 19 mei 2024. [verzoeker] baseert zich in dit verband ten onrechte op de cao voor het Horeca- en aanverwante bedrijf (hierna: de cao). De arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] vermeldt niet dat deze cao van toepassing is op hun arbeidsovereenkomst en ook anderszins is deze cao niet van toepassing tussen partijen. De vorige cao is immers geëindigd op 31 december 2023 en de daaropvolgende cao is eerst bij ministerieel besluit van 11 juli 2024 algemeen verbindend verklaard. Deze algemeen verbindend verklaring heeft geen terugwerkende kracht. Dat staat in het besluit van de minister, maar dat volgt ook uit artikel 2 lid 3 van de wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten. In de periode 11 april tot en met 19 mei 2024 gold deze cao dus niet voor [verzoeker] en [verweerder] .
4.20.
Voor de vaststelling van de hoogte van het loon waarop [verzoeker] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid in de periode 11 april tot en met 19 mei 2024 recht op had, is in deze zaak dus bepalend wat in art. 7:629 lid 1 BW is bepaald. Daarin staat dat de werknemer gedurende 104 weken van de arbeidsongeschiktheid recht heeft op 70% van het loon, maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende minimumloon. De kantonrechter stelt vast dat het loon dat [verweerder] aan [verzoeker] wil betalen 70% van het overeengekomen loon is. Het overeengekomen loon bedraagt € 12,69 bruto per uur. [verweerder] stelt dus in feite dat [verzoeker] recht heeft op € 8,88 brutoloon per uur. Dit bedrag is echter lager dan het minimumloon dat voor [verzoeker] geldt: € 10,62 bruto per uur. Op grond van artikel 7:629 lid BW zal [verweerder] daarom worden veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van het achterstallige loon over de periode 11 april 2024 tot en met 19 mei 2024, ter hoogte van het voor [verzoeker] toepasselijke minimumloon.
4.21.
Tegen de verzochte betaling van het achterstallige vakantiegeld over de periode 11 april 2024 tot en met 19 mei 2024 heeft [verweerder] geen verweer gevoerd. Ook dit onderdeel van het verzoek van [verzoeker] zal dus worden toegewezen.
4.22.
[verweerder] is tevens de wettelijke verhoging over het achterstallige loon en de vakantiebijslag verschuldigd. Ook dit onderdeel van [verzoeker] verzoek zal worden toegewezen.
de overige verzoeken: buitengerechtelijke kosten
4.23.
Dit onderdeel van [verzoeker] verzoek zal worden afgewezen. [verzoeker] gemachtigde heeft één sommatiebrief verzonden naar [verweerder] . Andere buitengerechtelijke werkzaamheden zijn niet gesteld. Deze geringe werkzaamheden rechtvaardigen geen vergoeding in de zin van art. 6:96 lid 1 aanhef en onder c BW.
de overige verzoeken: wettelijke rente
4.24.
De wettelijke rente over de transitievergoeding zal op grond van art. 7:686a lid 1 BW worden toegewezen vanaf 20 juni 2024 tot de dag van vergoeding.
4.25.
De wettelijke rente over het achterstallige loon, vakantiebijslag en wettelijke verhoging zal worden toegewezen met ingang van de respectieve data van verzuim tot de dag van betaling.
de proceskosten
4.26.
Uit het voorgaande volgt dat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld. De kantonrechter ziet daarin redenen om de proceskosten te compenseren, in die zin dat zij beiden hun eigen kosten moeten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] is geëindigd op 19 mei 2024,
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding van € 694,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2024 tot de dag van betaling,
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van het achterstallig loon over de periode 11 april 2024 tot en met 19 mei 2024, ter hoogte van het minimumloon en de vakantiebijslag, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart de onderdelen 5.2. en 5.3. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW