3.3.1Inleiding
Bij voormeld vonnis van 7 februari 2024 is [verdachte] veroordeeld wegens ‘medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken;
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van die feiten trachten te verschaffen;
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van die feiten.'
[verdachte] heeft dit feit gepleegd in de periode van 1 juni 2020 tot en met 13 december 2021.
Dit feit wordt naar de wettelijke omschrijving bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van het derde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kan aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
3.3.2Kasopstelling
Omdat in het strafrechtelijk onderzoek geen zicht is verkregen op alle individuele transacties/ strafrechtelijke activiteiten en de daarmee samenhangende opbrengsten, is er bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor gekozen om een eenvoudige kasopstelling te vervaardigen. Door middel van deze methode van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt nagegaan of, en zo ja, in hoeverre betrokkene meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kunnen worden verantwoord. Daartoe zijn de totale contante uitgaven afgezet tegen de beschikbare legale contante gelden. Indien de totale contante uitgaven groter zijn dan de beschikbare legale contante gelden, is er sprake van onbekende contante ontvangsten. Deze onbekende ontvangsten worden gelijk verondersteld aan het wederrechtelijk verkregen voordeel.
In feite is er bij deze methode, waarbij op de officier van justitie eigenlijk een stelplicht rust om eerst met een onderbouwde vordering te komen, sprake van een bewijsvermoeden. Het is namelijk aan de veroordeelde om – zo nodig door bescheiden gestaafd – tegenover de rechter aannemelijk te maken dat en waarom de door middel van die methode vastgestelde stijging van zijn vermogen niet of niet geheel haar oorsprong vindt in feiten als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht dan wel anderszins niet kan gelden als voordeel in de zin van die bepaling. Met andere woorden, van de veroordeelde kan worden verlangd inzicht te geven in de herkomst van zijn vermogen.
3.3.3De verweren van de verdediging
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de contact gedane uitgaven:
1) Facturen/bonnen/kwitanties
De verdediging heeft bepleit dat de facturen die zien op de verbouwing en renovatie van de huurwoning van [verdachte] door de huurbaas zijn voldaan. De rechtbank acht – gelet op de getuigenverklaring van de huurbaas van 15 januari 2024 – aannemelijk dat de facturen die zien op de verbouwing en renovatie van de huurwoning van [verdachte] inderdaad door hem zijn voldaan. De rechtbank zal derhalve een bedrag van € 3.611,02 buiten beschouwing laten.
2) Aankoop voertuigen
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank de Volkswagen Passat Variant, de Fiat 595 Abarth, de Harley Davidson motor ( [kenteken 1] ) en de Audi Q5 ( [kenteken 2] ) niet zal betrekken bij de kasopstelling. De Volkswagen Passat Variant, de Fiat 595 Abarth en de Audi Q5 ( [kenteken 2] ) zou [verdachte] namens Spaanse klanten hebben gekocht en daarvoor zou hij het aankoopbedrag contant van deze klanten hebben gekregen. De Harley Davidson motor ( [kenteken 1] ) zou van [naam 1] zijn en deze stond bij [verdachte] gestald in verband met de detentie van [naam 1] .
De rechtbank acht – gelet op de overgelegde bescheiden ter zake de Volkswagen Passat Variant en de Audi Q5, en de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2024 – aannemelijk dat de aankoop van de Volkswagen Passat Variant, de Harley Davidson motor ( [kenteken 1] ) en de Audi Q5 ( [kenteken 2] ) niet door [verdachte] zelf zijn gedaan. De rechtbank zal derhalve deze voertuigen niet bij de kasopstelling betrekken.
Dit is anders ten aanzien van de Fiat 595 Abarth. De verdediging heeft enkel gesteld dat [verdachte] dit voertuig namens een Spaanse klant zou hebben gekocht en hij daarvoor het aankoopbedrag van de klant zou hebben gekregen. De verdediging heeft deze stelling niet nader onderbouwd met bescheiden en/of verklaringen en deze stelling is (mede daardoor) niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal derhalve de € 10.890,00 bij de kasopstelling betrekken.
Dit leidt de rechtbank tot het volgende.
3.3.4Het bewijs
Het “Rapport voorlopige berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling” van 20 juni 2023vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Onderzoeksperiode (pg. 4)
De onderzoeksperiode is van 1 mei 2020 tot en met 13 december 2021.
Inbeslagname (pg. 6)
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] is op 13 december 2021 een geldbedrag van
€ 3.000,00in beslag genomen.
Contante uitgaven:
Analyse bankrekening (pg. 8)
[verdachte] gebruikte gedurende de onderzoeksperiode – voor zover relevant – de volgende bankrekening:
- [rekeningnummer] op naam van [verdachte] en diens vrouw [naam 2] .
In de periode 14 december 2020 tot en met 14 december 2021 werd er totaal
€ 51.492,21contant gestort op de bankrekening van [verdachte] .
Facturen/kassabonnen/kwitanties (pg. 8)
Bij de doorzoeking werden meerdere bescheiden, waaronder facturen, kassabonnen en of kwitanties aangetroffen en in beslag genomen. Uit nader onderzoek bleek dat er (onder meer, rb.) de volgende contante betalingen waren gedaan:
- [bedrijf 2] (€ 130,00)
- [bedrijf 3] (€ 398,00)
- [bedrijf 4] (€ 450,00)
- [bedrijf 5] (€ 3.824,82)
- [bedrijf 6] (€4.000,00)
- [bedrijf 7] (€ 1.058,67)
- [bedrijf 8] (€ 40,37)
- [bedrijf 4] (€ 480,00)
- [bedrijf 1] (€ 2.929,23)
Aankoop
Audi Q5, [kenteken 3] (pg. 12)
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 13 december 2021 werd een Audi Q5, bouwjaar 2011, in beslag genomen. [verdachte] is sinds 10 december 2021 kentekenhouder van deze Audi Q5. Deze aankoop is niet terug te vinden op de bankrekeningen van [verdachte] . Daarom acht ik, rapporteur, het aannemelijk dat deze Audi Q5 door [verdachte] is gekocht middels contante betaling. Ik heb via een open bron gezocht op Audi, type Q5, diesel en bouwjaar 2011. Ik zag dat er 145 personenauto’s werden aangeboden. Het gemiddelde van de goedkoopste en duurste was
€ 15.949,50.
Aankoop Porsche replica 550 spyder (pg. 15)
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 13 december 2021 werd een factuur aangetroffen welke betrekking heeft op de aankoop van een Porsche replica 550 spyder, kenteken [kenteken 4] , met als koper [verdachte] . De factuur dateert van 17 augustus 2021. Ik, rapporteur, zag op de factuur een verkoopbedrag van € 10.000,00 vermeld staan. Deze aankoop is niet terug te vinden op de bankrekeningen van [verdachte] . Daarom acht ik het aannemelijk dat deze door [verdachte] is gekocht middels contante betaling van
€ 10.000,00.
Aankoop Fiat 595 Abarth (pg. 15)
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 13 december 2021 werd een factuur aangetroffen welke betrekking heeft op de aankoop van een Fiat 595 Abarth.
De factuur dateert van 7 september 2021. Ik, rapporteur, zag op de factuur een verkoopbedrag van € 10.890,00 vermeld staan. Deze aankoop is niet terug te vinden op de bankrekeningen van [verdachte] . Daarom acht ik het aannemelijk dat deze door [verdachte] is gekocht middels contante betaling van
€ 10.890,00.
Contante inkomsten:
Analyse bankrekening (pg. 8)
[verdachte] gebruikte gedurende de onderzoeksperiode – voor zover relevant – de volgende bankrekening:
- [rekeningnummer] op naam van [verdachte] en diens vrouw [naam 2] .
In de periode van 14 december 2020 tot en met 14 december 2021 hebben van de rekening van [verdachte] en zijn vrouw contante opnames plaatsgevonden met een totaalbedrag van
€ 7.301,85.
Verkoop voertuigen (pg. 15)
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 13 december 2021 is een factuur gedateerd 7 september 2021 aangetroffen welke betrekking heeft op de verkoop van een Porsche replica 550 spyder ( [kenteken 4] ), met als verkoper de onderneming van [verdachte] en met daarop vermeld een verkoopbedrag van € 17.500,00 en “In Bar erhalten.” Ik, rapporteur, acht het aannemelijk dat [verdachte] een contante ontvangst heeft genoten van
€ 17.500,00.
3.3.5De overwegingen van de rechtbank
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen constateert de rechtbank dat sprake is van:
- € 51.492,21 aan contante uitgaven in de vorm van stortingen;
- € 36.839,50 aan contante uitgaven voor de aankoop van voertuigen;
- € 13.311,09 aan contante overige uitgaven;
o zijnde in totaal € 101.642,80 contante uitgaven;
- € 17.500,00 contante inkomsten uit de verkoop van een voertuig;
- € 7.301,85 aan contante inkomsten in de vorm van bankopnames;
o zijnde in totaal € 24.801,85 contante inkomsten.
Uitgaande van een nihil beginsaldo, nu daartoe geen andere aanwijzingen zijn gebleken en een eindsaldo van € 3,000 zoals aangetroffen op 13 december 2021, komt de rechtbank
gelet op het voorgaande tot de volgende kasopstelling.
Beginsaldo kas € 0,-
+/+ Legale contante ontvangsten - € 24.801,85
-/- Eindsaldo contant geld - € 3.000
= Beschikbaar voor contant - € 21.801,85
-/- Werkelijk gedane uitgaven - € 101.642,80
= Verschil negatief - € 79.840,95