ECLI:NL:RBLIM:2024:6145

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
10894687 \ CV EXPL 24-456
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige gietvloer en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Bovitec Bouwchemie B.V. over de gebrekkigheid van een gietvloer die door Bovitec in de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is aangebracht. De eiser stelt dat de vloer gebreken vertoont, waaronder vlekken, scheuren en een te zachte toplaag, en vordert schadevergoeding voor de kosten van vervanging van de vloer, expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. Bovitec betwist de gebreken en beroept zich op haar algemene voorwaarden die aansprakelijkheid uitsluiten. De kantonrechter oordeelt dat de vloer inderdaad gebrekkig is en dat Bovitec aansprakelijk is voor de kosten van vervanging en de expertisekosten. De rechter wijst de vordering van de eiser toe en veroordeelt Bovitec tot betaling van een totaalbedrag van € 8.063,75, inclusief wettelijke rente en proceskosten. In reconventie wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeeld tot betaling van het restant van de aanneemsom van € 527,80, maar de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10894687 \ CV EXPL 24-456
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
BOVITEC BOUWCHEMIE B.V.,
te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Bovitec,
gemachtigde: mr. W.J. Dols.

1.De zaak in het kort

Partijen discussiëren over de vraag of een door Bovitec in de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangebrachte gietvloer gebrekkig is en vervangen moet worden en of Bovitec de kosten daarvan moet betalen. Ook zijn partijen het oneens over de vraag of de gebreken al bij de oplevering zichtbaar waren, over de bewijskracht van het rapport van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingeschakelde deskundige en of de algemene voorwaarden van Bovitec aansprakelijkheid voor schade uitsluiten.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de vloer gebreken vertoont en vervangen moet worden en dat Bovitec de kosten daarvan moet betalen. De algemene voorwaarden van Bovitec staan daaraan niet in de weg. Ook moet Bovitec de kosten voor het deskundigenrapport en de overige kosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betalen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet wel nog de laatste termijn van de aanneemsom aan Bovitec voldoen.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 4 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan Bovitec in de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een gietvloer zou aanbrengen van 26 m2. In de overeenkomst staat, voor zover van belang – dat het gaat om 26 m2 woonbeton en dat de volgende werkzaamheden zijn inbegrepen:
  • Schuren ondergrond en stofvrij maken ondergrond
  • Aanbrengen van een epoxy schraaplaag
  • Het instrooien met zand
  • Aanbrengen hoogwaardige woonbeton gietvloermortel
  • Aanbrengen 2 toplagen twee-componenten PU coating.
3.2.
Wat betreft de facturering is overeengekomen dat 35% betaald moet worden bij opdracht, 60% bij aanvang werkzaamheden en 5% na getekend opleveringsformulier.
3.3.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden en de algemene condities en applicatierichtlijnen van Bovitec van toepassing verklaard.
3.4.
De overeengekomen prijs bedroeg € 4.109,30 inclusief btw. Dit bedrag is door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaald, met uitzondering van de laatste termijn van € 527,80, die door hem is opgeschort.
3.5.
Het aanbrengen van de vloer heeft een aantal dagen geduurd. Op 19 november 2022 zijn de laatste werkzaamheden aan de vloer verricht. Op 29 november 2022 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] schriftelijk laten weten niet tevreden te zijn omdat de vloer meerdere vlekken vertoonde. Hij heeft Bovitec een termijn gegeven van 14 dagen om de gebreken te herstellen en heeft vermeld dat hij de laatste betalingstermijn opschort.
3.6.
Op 24 november 2022 en op 2 februari 2023 is iemand van Bovitec naar de vloer komen kijken. Op 3 februari 2023 heeft de directeur van Bovitec aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] per mail een bericht gestuurd waarin staat dat het onderhoud dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zijn vrouw uitvoeren ruim onvoldoende is en zij de vloer zelf beschadigen door het gebruik van een ladder zonder beschermdoppen en geen juiste wielen onder de stoelen. Wel biedt Bovitec aan om een vlekje in de vloer bij te spuiten, zodra de openstaande factuur is voldaan.
3.7.
Op 31 maart 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Bovitec nogmaals gesommeerd om binnen vier weken de gebreken aan de vloer te herstellen. In deze brief staat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de vloer door een derde partij heeft laten beoordelen en dat die vindt dat de verkeerde materialen zijn gebruikt en de vloer niet deugdelijk is afgewerkt. Voor het geval Bovitec niet tot herstel zou overgaan, heeft de gemachtigde alvast aangekondigd dat de vordering tot nakoming zal worden omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de vloer dan door een derde zal moeten laten herstellen.
3.8.
Omdat herstel door Bovitec uitbleef, heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij brief van 2 mei 2023 een omzettingsverklaring ex artikel 6:87 BW uitgebracht en aanspraak gemaakt op schadevergoeding, bestaande uit de herstelkosten.
3.9.
Op 25 mei 2023 is via de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan een deskundige, verbonden aan het bureau TOPExpertise, opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar de vloer. Bovitec is uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, maar haar gemachtigde heeft te kennen gegeven dat Bovitec niet op die uitnodiging zal ingaan. De gemachtigde heeft tevens geschreven dat het onderzoek geen enkele status zal hebben, omdat het geen onafhankelijk onderzoek betreft.
3.10.
De deskundige van TOPExpertise, de heer Ing. [naam deskundige] , heeft op 19 juni 2023 een onderzoek naar de vloer uitgevoerd. Op 23 augustus 2023 heeft hij een rapport uitgebracht. De deskundige heeft als uitgangspunt voor zijn beoordeling de richtlijn “Specificatie en beoordeling van kunstharsgebonden gietvloeren op esthetische aspecten” van SBRCURnet februari 2014 (hierna: de richtlijn) gehanteerd. Hij heeft de vloer beoordeeld aan de hand van de esthetische klasse B “woningbouw”. In de richtlijn is per klasse per beoordelingsaspect vastgelegd wat het toelaatbaar aantal onvolkomenheden is, die zijn vastgelegd in een tabel:
3.11.
Samengevat luiden de conclusies in het rapport dat de vloer in zijn geheel niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, dat herstel niet mogelijk is en de hele vloer vervangen moet worden, door het verwijderen van de oude vloer en het opnieuw aanbrengen van een nieuwe gietvloer. De kosten daarvan worden beraamd op € 5.170,00.
3.12.
Op 1 september 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het rapport van de deskundige aan de gemachtigde van Bovitec gestuurd en aanspraak gemaakt op betaling van het door deskundige begrote bedrag. Ook is aanspraak gemaakt op de kosten van de deskundige van € 2.268,75, voor het geval Bovitec niet minnelijk binnen veertien dagen tot betaling zou overgaan.
3.13.
Daarna hebben partijen nog uitgebreid gecorrespondeerd, hetgeen niet tot een oplossing van hun geschil heeft geleid.

4.Het geschil in conventie en in reconventie

4.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert een bedrag van € 5.170,00 aan schadevergoeding, van € 2.268,75 aan expertisekosten en van € 625,00 aan buitengerechtelijke kosten. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert ook dat Bovitec in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
Bovitec voert verweer. Bovitec vindt dat de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet worden afgewezen en wil dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten wordt veroordeeld. Bovitec wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.3.
Bovitec vordert in reconventie betaling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van het restant factuurbedrag van € 527,80, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten van € 79,17 en veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten.
4.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft als verweer gevoerd dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen omdat hij de betaling van € 527,80 terecht heeft opgeschort. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wil dat Bovitec in de proceskosten in reconventie wordt veroordeeld.

5.De beoordeling

Is de vloer gebrekkig?
5.1.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de vloer gebreken vertoont. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld dat dat het geval is en verwezen naar het rapport van de deskundige van TOPExpertise, dat onder 3.9 en 3.10 is genoemd. Bovitec heeft aangevoerd dat TOPExpertise geen onafhankelijk deskundige is en dat het rapport alleen daarom al niet kan dienen ter onderbouwing van de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Dat verweer faalt. Het ligt op de weg van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door Bovitec aangebrachte vloer gebrekkig is. Hij is vrij in de manier waarop hij aan zijn stelplicht en bewijslast voldoet. Hoe meer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt en onderbouwt, hoe meer het op de weg van Bovitec ligt om daar tegenover te stellen ter betwisting. In beginsel kan het rapport van TOPExpertise gebruikt worden ter onderbouwing van de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Dat is slechts anders als Bovitec zodanige bezwaren aanvoert waardoor serieus getwijfeld moet worden aan de juistheid van de bevindingen van de deskundige, diens expertise en/of onafhankelijkheid of als de conclusies van de deskundige niet logisch steunen op diens bevindingen.
5.2.
Het ongefundeerd stellen dat TOPExpertise “nagenoeg altijd wordt ingeschakeld door DAS Rechtsbijstand en dat de gemachtigde van Bovitec uit eigen ervaring weet dat dat bureau in alle bij hem bekende gevallen heeft geconcludeerd dat de verzekerde van DAS in zijn recht staat”, kan op zichzelf niet als een voldoende betwisting van het rapport van TOPExpertise of van de deskundigheid van de deskundige worden beschouwd. Bovitec is uitgenodigd om bij het onderzoek door de deskundige aanwezig te zijn en is dus in de gelegenheid gesteld om daar op- of aanmerkingen te maken. Bovitec heeft er bewust voor gekozen niet op die uitnodiging in te gaan. Zij heeft echter ook geen voorstel gedaan voor een andere deskundige, om een eigen deskundige mee te nemen of om een contra-expertise uit te voeren nadat het rapport van TopExpertise was uitgebracht. Dit moet allemaal voor haar rekening komen.
5.3.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat het deskundigenrapport niets aan duidelijkheid te wensen over laat wat betreft de omschrijving van de gebreken aan de vloer. De deskundige heeft geconstateerd dat op meerdere plaatsen in de vloer concentraties van pinholes (luchtgaatjes) zichtbaar zijn en dat het aantal pinholes ontelbaar is. De vlekken waarover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] klaagt, worden veroorzaakt door vuilophopingen in deze pinholes. Ook heeft de deskundige in totaal 12 spaanslagen geconstateerd, één rollerbaan met textuurverschil en twee scheuren. De deskundige heeft geoordeeld dat dit meer onvolkomenheden zijn dan op grond van de toepasselijke richtlijn is toegestaan en dat de vloer daarom gebrekkig is. Ook heeft de deskundige geoordeeld dat de toplaag van de vloer erg zacht is en dat er eenvoudig deuken en krassen in te maken zijn. Omdat Bovitec een slijtvaste vloer heeft beloofd, beschouwt de deskundige ook dat als een gebrek.
5.4.
Inhoudelijk heeft Bovitec de bevindingen van de deskundige nauwelijks weersproken. Bovitec erkent dat in de vloer aanzetten van een roller of kwast, spaanslagen, wat blaasjes en gaatjes, kleur- en structuurverschillen en vlekken te zien zijn. Volgens Bovitec horen die echter bij het gekozen product “woonbeton” en is dat vóór het sluiten van de overeenkomst aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meegedeeld. Bovitec heeft daartoe verwezen naar haar eigen “Algemene condities en applicatierichtlijnen [1] ”.
Daarin staat, onder meer en voor zover van belang:
“Een woonbeton- en gietvloer is, wat het esthetisch aspect betreft, derhalve een vloer, waaraan zichtbaar is en blijft, dat hij op ambachtelijke wijze wordt en is aangebracht. Dat betekent, dat er onvolkomenheden in dit soort vloeren kunnen zitten, zoals aanzetten van rollers of kwasten, spaanslagen, wat blaasjes en gaatjes en dergelijke, en dat volledige fabrieksmatige strakheid en gladheid niet gegarandeerd kunnen worden. De aanwezigheid van dergelijke onvolkomenheden en het ontbreken van die strakheid en gladheid zullen nooit aanleiding kunnen zijn voor het onthouden van goedkeuring aan de vloer dan wel het aanmerken van de vloer als gebrekkig zowel tijdens als na de oplevering.”
5.5.
Bovitec verliest daarmee uit het oog dat twee pagina’s verderop in diezelfde voorwaarden ook wordt verwezen naar de richtlijn van SBRCURnet op basis waarvan de door haar aangebrachte woonbetonvloeren moeten worden beoordeeld. Dit is dezelfde richtlijn die de deskundige heeft toegepast bij de beoordeling van de vloer. De kantonrechter leidt hieruit af dat de vloer wel enige onvolkomenheden mag hebben, maar dat het aantal en de ernst daarvan wel begrensd wordt door wat op grond van de richtlijn acceptabel wordt geacht.
5.6.
Wel heeft de deskundige de vloer beoordeeld als een type B-vloer en Bovitec heeft in haar algemene condities aangegeven dat de vloer beoordeeld dient te worden als een type C-vloer. Echter, ook indien de maatstaf van een type C-vloer wordt toegepast, overschrijden de door de deskundige waargenomen aantallen pinholes, spaanslagen en scheuren de norm, zoals is vastgelegd in de onder 3.10. opgenomen tabel. Het enige verschil is het textuurverschil door de aanzet van een roller. Uit de tabel blijkt dat dit bij een type C-vloer wel één keer is toegestaan. Dat laat onverlet dat de overige onvolkomenheden de norm wel overschrijden.
5.7.
Tot slot heeft de deskundige nog geconstateerd dat de vloer ter plaatse van een fauteuil over een strook van 10 cm is ingedeukt en dat bij het keukenblok een deuk in de vloer zit, die volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was veroorzaakt door een gevallen lepel. Ook kon de deskundige met een kleine schroevendraaier deukjes en krasjes in de toplaag aanbrengen, hetgeen volgens hem duidt op een zachte toplaag. Ondanks dat de richtlijn daarover niets voorschrijft, beoordeelt de deskundige dit als een gebrek, omdat Bovitec de vloer zelf aanprijst als “slijtvast”.
5.8.
Bovitec heeft niet weersproken dat zij haar vloeren aanprijst als slijtvast. Dit staat overigens ook als eerste regel in haar eigen onderhoudsadvies. Zij heeft weliswaar aangevoerd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zelf een ladder zonder beschermdoppen onder de poten en een stoel met wieltjes heeft gebruikt op de vloer, en dat het logisch is dat een vloer daardoor beschadigt, maar zij is niet ingegaan op de algemene bevinding van de deskundige dat de toplaag te zacht is en er te snel deuken en krassen in kunnen komen. De kantonrechter is van oordeel dat Bovitec deze stelling dan ook onvoldoende heeft betwist en dat de vloer dus ook op dit punt gebrekkig is.
5.9.
Samenvattend is de kantonrechter van oordeel dat door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldoende is onderbouwd, en door Bovitec onvoldoende is betwist dat de vloer gebrekkig is, nu daarin meer dan het toegestane aantal pinholes, spaanslagen en scheuren aanwezig zijn en de toplaag te zacht en daardoor onvoldoende slijtvast is. De kantonrechter heeft dan ook geen behoefte aan een nieuw deskundigenonderzoek en zal niet ingaan op het verzoek van Bovitec om zelf een deskundige te benoemen.
Is Bovitec aansprakelijk voor de gebrekkige vloer?
5.10.
De overeenkomst tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk, zoals is geregeld in de artikelen 7:750 en verder van het Burgerlijk Wetboek. In artikel 7:758 lid 1 BW is bepaald dat indien de aannemer te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, de opdrachtgever het werk binnen een redelijke termijn moet keuren en al dan niet onder voorbehoud kan aanvaarden, dan wel onder aanwijzing van de gebreken kan weigeren. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd. In het tweede lid is bepaald dat het werk na aanvaarding voor risico komt van de opdrachtgever, die de prijs verschuldigd blijft ongeacht achteruitgang van het werk door een oorzaak die niet aan de aannemer kan worden toegerekend. In het derde lid is bepaald dat de aannemer is ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.
5.11.
Bovitec beroept zich erop dat de vloer was opgeleverd en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] pas daarna is gaan klagen over gebreken, die tijdens de oplevering ook al zichtbaar waren. Bovitec beroept zich daarmee op het bepaalde in artikel 7:758 lid 3 BW.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat partijen beiden ervan uitgaan dat de vloer op enig moment is opgeleverd. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft erkend dat de vloer er op dat moment heel mooi uitzag, maar dat er pas korte tijd later scheuren, putjes, blazen en bruine vlekken in de vloer kwamen. Namens Bovitec is aangevoerd dat de vloer met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] samen is bekeken voordat de laatste laag erop ging en dat de vloer toen goed was. Toen is de laatste laklaag erop gegaan en die moest een week uitharden. Door Bovitec is een “opleveringsformulier”, gedateerd 19 november 2022 (productie 16 conclusie van antwoord) overgelegd, maar dit formulier bevat geen handtekening en behalve het adres en datum ook geen nadere informatie. In de brief van 29 november 2022 [2] schrijft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat op 19 november 2022 de laatste werkzaamheden aan de vloer zijn verricht. De kantonrechter begrijpt hieruit dat “de oplevering” feitelijk heeft plaatsgevonden voordat het werk helemaal klaar was. Immers, op 19 november 2022 moest de vloer nog voorzien worden van de laatste laag en die moest nog één week uitharden.
5.13.
Een dergelijke oplevering, voordat het werk geheel klaar is, kan niet worden beschouwd worden als een oplevering als bedoeld in het eerste lid van artikel 7:758 BW, met het vergaande gevolg dat Bovitec daarna niet meer aansprakelijk zou zijn voor gebreken aan de vloer. Als wordt uitgegaan van een droogtijd van één week na 19 november 2022 en het feit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zeer kort daarna al heeft geklaagd over vlekken in de vloer, dan kan bovendien niet worden volgehouden dat deze vlekken al eerder ontdekt hadden kunnen worden en dat Bovitec voor de aansprakelijkheid voor deze vlekken was ontslagen. Ook de zachte, niet voldoende slijtvaste toplaag is een gebrek dat niet ontdekt had kunnen worden voordat de vloer volledig was uitgehard en ook de scheuren zijn volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] pas daarna ontstaan. Bovitec heeft dat niet weersproken.
5.14.
Uit dit alles volgt dat Bovitec niet ontslagen is van de aansprakelijkheid van de in deze procedure vastgestelde gebreken en dat zij daarvoor dus wel aansprakelijk is. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft vervolgens conform het bepaalde in artikel 7:759 BW aan Bovitec de gelegenheid gegeven die gebreken binnen redelijke termijn te herstellen. Bovitec heeft gesteld dat zij per e-mail van 3 februari 2023 heeft aangeboden om een vlekje in de vloer bij te spuiten, maar pas nadat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de laatste termijn had betaald. Ook in deze procedure stelt Bovitec dat zij pas aan haar herstelverplichting hoefde te voldoen nadat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de laatste 5% had betaald.
5.15.
De kantonrechter overweegt dat die stelling niet opgaat, omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] al eerder, op 29 november 2022 een (naar inmiddels is gebleken, terecht) beroep had gedaan op opschorting. Bovendien staat in de betalingscondities van Bovitec dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de laatste termijn pas hoefde te voldoen na het tekenen van het opleveringsformulier. Zoals al is overwogen, is een dergelijk formulier er niet, of het is in ieder geval niet overgelegd.
5.16.
Vast staat dan ook dat Bovitec geen gebruik heeft gemaakt van de aan haar al op 29 november 2022 geboden gelegenheid om de gebreken te herstellen, terwijl dit wel (zonder daar nadere voorwaarden aan te verbinden) van haar verwacht mocht worden. Ook de tweede geboden gelegenheid, gegeven bij de brief van 31 maart 2023, heeft Bovitec niet gebruikt. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mocht dan ook kiezen voor schadevergoeding in plaats van nakoming. Bij brief van 2 mei 2023 heeft hij aan Bovitec ook laten weten dat hij schadevergoeding wenste. Bovitec kan om die reden nu niet meer aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tegenwerpen dat die daarna niet heeft willen meewerken aan door haar aangedragen voorstellen om de vloer alsnog te herstellen. Die voorstellen kwamen eenvoudigweg te laat.
Sluiten de algemene voorwaarden van Bovitec het recht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op schadevergoeding uit?
5.17.
Bovitec heeft zich nog beroepen op haar algemene voorwaarden en wel op artikel 11.1, overigens zonder uit te leggen waarom zij op grond van dit artikel niet gehouden zou zijn de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde schade te vergoeden. In dit artikel staat immers dat de aansprakelijkheid van Bovitec zich beperkt tot het nakomen van haar garantieverplichtingen. Echter, in die garantieverplichting (artikel 10 van de algemene voorwaarden) staat dat Bovitec de deugdelijkheid van door haar uitgevoerde werken garandeert gedurende een periode van 6 maanden en dat deze garantieverplichting inhoudt dat zij het op zich neemt om gebreken te herstellen die voor het verstrijken van de garantietermijn ter harer kennis zijn gebracht. Voorts is bepaald dat als Bovitec haar garantieverplichting nakomt elke vordering tot herstel of vergoeding van kosten of schade, wordt uitgesloten. Dat Bovitec niet gehouden is om schadevergoeding te betalen als zij
nietaan haar herstelverplichting voldoet, zoals in het onderhavige geval, leest de kantonrechter niet in dit beding. De algemene voorwaarden van Bovitec staan aan toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dan ook niet in de weg. Om die reden hoeft de kantonrechter ook niet te toetsen of dit een oneerlijk of onredelijk bezwarend beding is.
De te vergoeden schade
5.18.
Bovitec zal dan ook de schade van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moeten vergoeden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die schade in de eerste plaats bestaat uit de kosten voor het vervangen van de vloer. Deze kosten zijn beraamd op € 5.170,00 inclusief btw. Dit bedrag is door Bovitec onvoldoende gemotiveerd weersproken en zal worden toegewezen.
5.19.
Daarnaast verzoekt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaling van de kosten van de deskundige. Hij heeft een factuur overgelegd van € 2.268,75, die aan hem is gericht. Gelet op het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 onder b BW komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Bovitec heeft wat deze kosten betreft enkel gesteld dat zij daarvoor niet aansprakelijk is omdat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming en ook omdat artikel 11 van haar algemene voorwaarden deze kosten uitsluit. Over deze verweren is reeds geoordeeld dat ze niet opgaan. De kosten van de deskundige zullen dan ook worden toegewezen.
5.20.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 625,00 toegewezen.
5.21.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- schadevergoeding
- kosten deskundige

5.170,00
2.268,75
- buitengerechtelijke incassokosten
625,00
+
totaal
8.063,75
5.22.
De gevorderde wettelijke rente over € 5.170,00 zal worden toegewezen als verzocht.
5.23.
Bovitec is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen, met dien verstande dat de gevorderde btw over de kosten voor het uittreksel uit de Kamer van Koophandel zal worden afgewezen nu deze kosten zijn vrijgesteld van btw. De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,82
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.199,82
5.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
5.25.
Door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is niet betwist dat hij de laatste termijn van de aanneemsom van
€ 527,80 niet heeft betaald. Hij heeft de overeenkomst niet ontbonden, maar gekozen voor omzetting ex artikel 6:87 BW. Dat betekent dat hij zijn verplichtingen uit de overeenkomst nu wel moet nakomen en dat hij de laatste termijn nog aan Bovitec moet betalen. Hij heeft zich, zo volgt uit de beoordeling in conventie, weliswaar terecht beroepen op opschorting, maar nu zijn vordering tot schadevergoeding is toegewezen, vervalt dit opschortingsrecht en dient hij dit bedrag alsnog te betalen. Uiteraard mag hij dit bedrag wel verrekenen met hetgeen hij ingevolge dit vonnis nog van Bovitec dient te ontvangen.
5.26.
Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de betaling van dit bedrag tot heden op goede gronden heeft opgeschort is het verzuim niet ingetreden en is hij geen wettelijke rente of incassokosten verschuldigd. Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
5.27.
Bovitec heeft in het lichaam van de conclusie van antwoord weliswaar aangekondigd twee eisen in reconventie in te stellen, maar heeft dat niet gedaan. Op de aangekondigde vordering om een deskundige te benoemen, hoeft dan ook niet formeel te worden beslist. De kantonrechter heeft hiervoor reeds overwogen waarom zij niet zal overgaan tot benoeming van een deskundige.
5.28.
Nu partijen in reconventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter beslissen dat ieder zijn eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt Bovitec om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 8.063,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 5.170,00, met ingang van 12 januari 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Bovitec in de proceskosten van € 1.199,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Bovitec niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt Bovitec tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om aan Bovitec te betalen een bedrag van € 527,80,
6.7.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

Voetnoten

1.Productie 18 bij conclusie van antwoord
2.Zie 3.5.