ECLI:NL:RBLIM:2024:6125

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
ROE 24/3572
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met Toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs

Op 2 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin een moeder verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot de Toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs (TLV-SO) van haar zoon. De moeder was van mening dat in plaats van de TLV-SO een Toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal basisonderwijs (TLV-SBO) afgegeven had moeten worden. Het Samenwerkingsverband had de TLV-SO afgegeven op 31 januari 2024, en na bezwaar van de moeder was dit besluit op 1 juli 2024 gehandhaafd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de TLV-SO afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat het volgen van speciaal onderwijs op dat moment niet schadelijk was voor de zoon en dat een schorsing zou betekenen dat de zoon niet naar school kon, wat onwenselijk was. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat het Samenwerkingsverband niet verplicht was om een nieuw besluit te nemen na een schorsing van de TLV-SO. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en partijen zijn geïnformeerd dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3572

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[naam] , uit [woonplaats] , moeder

(gemachtigde: mr. A. Yandere),
en

Stichting SWV Primair Passend Onderwijs Noord-Limburg, het Samenwerkingsverband

(gemachtigde: mr. C.A.C.M. Van der Veeken).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [bedrijf] uit [plaats] en [naam] uit [plaats] (vader).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van moeder tegen de toewijzing van een Toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs (TLV-SO) voor de zoon.
1.1.
Het Samenwerkingsverband heeft deze TLV-SO met het het besluit van
31 januari 2024 afgegeven. Met het bestreden besluit van 1 juli 2024 op het bezwaar van moeder is het Samenwerkingsverband bij de afgifte van de TLV-SO gebleven. Moeder heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
Moeder is van mening dat er in plaats van een TLV-SO een Toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal basisonderwijs (TLV-SBO) afgegeven had moeten worden. Moeder verzoekt de voorzieningenrechter om hangende de beroepsprocedure de TLV-SO te schorsen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: moeder met haar gemachtigde, de gemachtigde van het Samenwerkingsverband, [naam] (directeur-bestuurder) en [naam] (psycholoog en lid adviescommissie toelaatbaarheid). Als derde-partijen hebben deelgenomen: [naam] en [naam] namens [bedrijf] , en vader.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Motivering van de beslissing

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, vereist. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat gelet op de betrokken belangen, en dan met name die van de zoon, geen spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening aanwezig is. Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Relevante feiten en omstandigheden
3. Op aanvraag van de voormalige basisschool van de zoon is een TLV-SO afgegeven. Op basis van deze TLV-SO heeft de voormalige basisschool een verwijderingsbesluit genomen. De zoon gaat met ingang van het huidige schooljaar naar basisschool [naam school] in [plaats] . [1] Daar volgt hij sinds ongeveer anderhalve week speciaal onderwijs. Vader en moeder hebben ter zitting bevestigd dat de zoon een hele goede start heeft gemaakt. De zoon heeft het naar zijn zin en de relatie met de school is tot nu toe erg goed.
3.1.
Ter beslechting van het geschil tussen partijen was in overleg tussen het Samenwerkingsverband en moeder en vader afgesproken dat er een (nieuw) onderzoek zou plaatsvinden om te kijken of speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs het meest passend is voor de zoon. Dit onderzoek zou op 28 augustus 2024 plaatsvinden. Op verzoek van de vader is dit onderzoek stopgezet. Moeder steunt die beslissing.
3.2.
[plaats] heeft aangegeven dat de eerste zes weken van dit schooljaar worden gebruikt als kennismakingsperiode c.q. evaluatieperiode. [plaats] zal de ouders na die periode laten weten of de zoon volgens de school beter past op het speciaal basisonderwijs, of er maatwerk kan worden geleverd (combinatie speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs), of dat er meer tijd of onderzoek nodig is om hierover conclusies te trekken. Van belang is dat [plaats] niet alleen speciaal onderwijs, maar ook speciaal basisonderwijs biedt. Door een zogenoemd ‘klapdeurregime’ kan en mag de school elementen van het speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs combineren, waardoor maatwerk mogelijk is.
3.3.
Het Samenwerkingsverband heeft bevestigd dat wanneer [plaats] tot de conclusie zou komen dat speciaal basisonderwijs beter past voor de zoon, Spectrum daarvoor de benodigde TLV-SBO kan aanvragen.
Het spoedeisend belang
4. Moeder verzoekt de voorziengenrechter om de TLV-SO te schorsen tot dat uitspraak is gedaan op het beroep.
4.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat ter zitting is gebleken dat een schorsing van de TLV-SO zou betekenen dat de zoon vanaf dat moment niet naar school kan. De voormalige school van de zoon is immers overvraagd en heeft een verwijderingsbesluit genomen. [plaats] kan de zoon geen plek bieden zonder een TLV-SO. Dat de zoon niet naar school zou kunnen is de meest onwenselijke situatie. Dat staat tussen partijen niet ter discussie.
4.2.
Moeder heeft ter zitting aangegeven dat het aan het Samenwerkingsverband is om te voorkomen dat de zoon niet naar school kan. Het Samenwerkingsverband zou (bij een schorsing van de TLV-SO) vanuit haar zorgplicht een nieuw besluit moeten nemen op grond van de voorhanden stukken, waaronder de versie van het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) van 18 december 2023 dat door de ouders akkoord is bevonden, en dus niet op grond van de later aangevulde versie van het OPP waarop de beslissing op bezwaar is gebaseerd.
5. De voorzieningenrechter overweegt dat het Samenwerkingsverband juridisch gezien niet is gehouden om, na een schorsing van de TLV-SO, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van moeder. De schorsing van een besluit is immers niet hetzelfde als de vernietiging van een besluit.
5.1.
Daarnaast is de voorzieningenrechter gebleken dat als het Samenwerkingsverband naar aanleiding van een schorsing van de TLV-SO een nieuw besluit zou willen nemen, het alleszins onzeker is of dat op een korte termijn zou lukken. Het Samenwerkingsverband vindt namelijk dat niet op grond van de voorliggende stukken een nieuw besluit genomen kan worden, maar dat de nieuwe situatie (met de zoon op een nieuwe school) daarbij moet worden meegenomen. Voor zover er al een nieuw besluit genomen zou worden op grond van bestaande stukken, bestaat er discussie over welke stukken dat zouden moeten zijn. Over de versie van het OPP waarnaar moeder verwijst heeft de Landelijke bezwaaradviescommissie immers al geadviseerd dat daaruit onvoldoende blijkt dat de ondersteuningsbehoefte in kaart is gebracht, wat de voormalige school heeft gedaan om aan die ondersteuningsbehoefte te voldoen en wat het effect daarvan is geweest. Bovendien is het niet eenvoudig om op korte termijn (weer) deskundigen te vinden die een nieuw advies zouden kunnen uitbrengen.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat er nog altijd een aanvraag voor een TLV-SO aan de besluitvorming ten grondslag ligt, zodat maar zeer de vraag is of een (nieuwe) heroverweging in bezwaar zou kunnen leiden tot de afgifte van een TLV-SBO. Tot slot is ongewis wat er gebeurt indien nieuwe deskundigen opnieuw tot het advies komen dat het speciaal onderwijs (toch) passend is voor de zoon.
6. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de kans dat de zoon ten gevolge van een schorsing van de TLV-SO ten minste enige tijd niet naar school kan, levensgroot is. Bovendien wordt daarmee de evaluatieperiode bij Spectrum, en daarmee de kans op een aanvullend advies of maatwerkoplossing, doorkruist. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter helemaal niet in het belang van de zoon.
7. Dat er desalniettemin een spoedeisend belang bestaat bij een schorsing van de TLV-SO is de voorzieningenrechter niet gebleken. Zelfs als zou blijken dat speciaal basisonderwijs in plaats van speciaal onderwijs passend(er) is voor de zoon, hetgeen niet uit de op dit moment voorhanden stukken kan worden opgemaakt, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat het enige tijd volgen van speciaal onderwijs, of eventueel een maatwerk-variant, schadelijk is voor de zoon. De stelling van moeder dat het niet krijgen van de juiste begeleiding op korte termijn schadelijk zou zijn is niet geconcretiseerd of onderbouwd. Dat, zoals moeder stelt, er in het speciaal onderwijs in vergelijking met het speciaal basisonderwijs onvoldoende rust en structuur zou zijn, is niet onderbouwd en bovendien ter zitting door het Samenwerkingsverband, Stichting Fortior en vader gemotiveerd weersproken.
Conclusie
8. De conclusie is dat er, gelet op de betrokken belangen, geen spoedeisend belang is bij het treffen van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Wat verder nog is overwogen of gezegd

9. Omdat het verzoek wordt afgewezen, ziet de voorzieningenrechter geen reden om het Samenwerkingsverband het door moeder betaalde griffierecht te laten vergoeden, of voor de toekenning van een proceskostenvergoeding.
10. De voorzieningenrechter heeft partijen tot slot nog gezegd dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel openstaat en dat partijen het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak binnen twee weken toegestuurd krijgen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2024 door mr. G. Leijten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 10 september 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met het vonnis van 22 juli 2024 in het kort geding tussen vader en moeder is – kort gezegd – aan vader vervangende toestemming verleend voor de overdracht van het leerlingendossier en de inschrijving aan SO Spectrum in Venray.