Op 2 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin een moeder verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot de Toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs (TLV-SO) van haar zoon. De moeder was van mening dat in plaats van de TLV-SO een Toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal basisonderwijs (TLV-SBO) afgegeven had moeten worden. Het Samenwerkingsverband had de TLV-SO afgegeven op 31 januari 2024, en na bezwaar van de moeder was dit besluit op 1 juli 2024 gehandhaafd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de TLV-SO afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat het volgen van speciaal onderwijs op dat moment niet schadelijk was voor de zoon en dat een schorsing zou betekenen dat de zoon niet naar school kon, wat onwenselijk was. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat het Samenwerkingsverband niet verplicht was om een nieuw besluit te nemen na een schorsing van de TLV-SO. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en partijen zijn geïnformeerd dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.