ECLI:NL:RBLIM:2024:6120

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
ROE 24/3868
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende overlast door coffeeshop

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 10 september 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, een omwonende van de coffeeshop, heeft overlast ervaren door bezoekers van de coffeeshop en heeft de Burgemeester van de gemeente Weert verzocht om de exploitatievergunning en gedoogverklaring van de coffeeshop in te trekken. De Burgemeester heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de coffeeshop de voorschriften niet naleefde.

Verzoeker heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen onhoudbare situatie dreigt en dat de overlast niet voldoende is onderbouwd. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er geen meldingen van overlast zijn ontvangen en dat controles geen overlast hebben aangetoond.

De voorzieningenrechter wijst erop dat de aanwezigheid van een coffeeshop in de omgeving impact heeft, maar dat dit niet voldoende is om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De wettelijke termijnen voor de bezwaarprocedure bieden voldoende waarborgen voor verzoeker. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3868

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2024 in de zaak tussen

[naam] uit [woonplaats] , verzoeker

en

de Burgemeester van de gemeente Weert, de Burgemeester

(gemachtigde: S. Hendrickx).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat de zaak over?
2. Verzoeker ervaart (met - zoals hij stelt - een aantal omwonenden) overlast en/of hinder door komende bezoekers van coffeeshop [naam] aan de [adres] te [plaats] (de coffeeshop). Zo wordt er onder meer geblowd op straat, wordt er te hard gereden en is er sprake van verkeersoverlast, aldus verzoeker. Verzoeker heeft op 7 januari 2024 om die reden een verzoek bij de Burgemeester ingediend om onder meer (kort weergegeven):
de voor de coffeeshop geldende exploitatievergunning en gedoogverklaring in te trekken, aansluitend met het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang;
in het geval wordt afgezien van het onder 1) gevraagde, om een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen tenteinde te bewerkstelligen dat de coffeeshop voldoet aan de voor haar geldende eisen en, tevens de voorschriften van de exploitatievergunning te wijzigen.
2.1
De Burgemeester heeft dit verzoek met het besluit van 24 juni 2024 afgewezen. Het is de Burgemeester niet gebleken dat de coffeeshop de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften niet naleeft. Er bestaat voor de Burgemeester geen aanleiding om tot handhaving over te gaan dan wel vergunningvoorschriften te wijzigen.
3. Verzoeker heeft op 1 augustus 2024 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek. Op 2 augustus 2024 heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Wat stelt verzoeker?
4. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter:
I. de Burgemeester op te dragen de coffeeshop onmiddellijk te sluiten;
II. in het geval er geen aanleiding is voor een onmiddellijke sluiting, de Burgemeester op te dragen per direct met een aan de coffeeshop op te leggen last onder dwangsom of bestuursdwang het ingezetenencriterium te handhaven.
4.1.
Verzoeker stelt ter onderbouwing dat het Omgevingsplan, waarin op het adres [adres] een coffeeshop is toegestaan, in strijd is met de Opiumwet. Dat geldt ook voor de exploitatievergunning waarin voorschriften zijn opgenomen die, gelet op de Opiumwet, in de gedoogverklaring hadden moeten worden opgenomen. De exploitatievergunning en gedoogverklaring zouden, als schaarse vergunning, bovendien tijdelijk van aard moeten zijn.
4.2.
Verzoeker stelt verder dat de coffeeshop zich niet aan de voorwaarden van het gedoogbesluit houdt. Via de daarin van toepassing verklaarde Rectificatie Aanwijzing Opiumwet is het ingezetenencriterium van toepassing. De coffeeshop houdt zich daar echter al jaren niet aan. Het aantal niet-ingezetenen bezoekers neemt toe en zij houden geen rekening met de woonomgeving, omdat zij maar passant zijn. Het handhaven op het ingezetenencriterium zal het woon- en leefklimaat een flinke boost geven, aldus verzoeker.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
6. Bij brief van 2 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter verzoeker verzocht om schriftelijk het spoedeisend belang toe te lichten in de zin dat verzoeker het besluit op bezwaar niet kan afwachten. Verzoeker heeft gereageerd met zijn brief van 5 augustus 2024. Verzoeker stelt - samengevat weergegeven - dat de tijdsduur van de bezwaarprocedure de kans op het ontstaan van een onhoudbare situatie laat toenemen. De hinder en overlast blijven immers voortduren. Het aantal, met name niet ingezeten, bezoekers groeit nog altijd zodat de overlast en hinder meegroeien en het gevaar van een onhoudbare situatie op de loer ligt. De burgemeester weerspreekt dit en stelt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft.
7. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening. Dat er sprake is van een onhoudbare situatie in de omgeving van de coffeeshop of dat die dreigt te ontstaan op een korte termijn, waardoor de beslissing op het bezwaar niet kan worden afgewacht, is allerminst aannemelijk gemaakt of onderbouwd.
7.1.
De Burgemeester heeft dit in zijn verweerschrift van 30 augustus 2024 ook gemotiveerd bestreden. Uit navraag bij de politie zijn er kennelijk (uitgezonderd het handhavingsverzoek en de klacht van verzoeker) geen zaken bekend met betrekking tot overlast van de coffeeshop. Evenmin zijn er bij de Burgemeester klachten en/of meldingen ontvangen inzake overlast van en/of als gevolg van de coffeeshop. Door buitengewoon opsporingsambtenaren zijn in de maand augustus 29 controles uitgevoerd aan de [adres] ter hoogte van de coffeeshop. Hierbij is evenmin overlast dan wel parkeerexcessen geconstateerd. Eenmaal is geconstateerd dat er 2 fietsen op het trottoir stonden. De mogelijkheid dat er desalniettemin overlast wordt ervaren door omwonenden en dat de controles niet vaak genoeg of niet juist zijn uitgevoerd, is zonder nadere onderbouwing onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen bij de gevraagde sluiting van de coffeeshop of handhaving van het ingezetenencriterium.
7.2.
Dat het aantal bezoekers groeit en daarmee ook de overlast en hinder meegroeien is enkel gesteld en evenmin onderbouwd. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat de gemeente Weert kennelijk van begin 2024 tot en met 14 juli 2024 tijdelijk over 1 coffeeshop beschikte, maar dat er sinds 15 juli 2024 weer 2 coffeeshops zijn geopend. Dit betekent dat het aantal bezoekers weer wordt verspreid over de 2 coffeeshops in de gemeente Weert. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat – in tegenstelling tot wat verzoeker stelt – het aantal bezoekers van de coffeeshop – als gevolg hiervan – naar alle waarschijnlijkheid niet zal toenemen maar juist zal afnemen. Dus ook hierin is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang gelegen.
8. De voorzieningenrechter begrijpt dat de aanwezigheid van een coffeeshop in de nabije omgeving een impact heeft maar niet gebleken is van een onomkeerbare situatie waarbij de beslissing op bezwaar niet zonder het treffen van een voorziening kan worden afgewacht. Naar aanleiding van de door verzoeker geuite vrees over de (lange) duur van de bezwaarprocedure merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op. Uit de Awb volgen wettelijke termijnen waarbinnen dient te worden beslist op een bezwaarschrift en ook welke rechtsmiddelen verzoeker kan aanwenden wanneer de Burgemeester zich daar niet aan houdt. Ook bestaat de mogelijkheid voor verzoeker om zich opnieuw tot de voorzieningenrechter te wenden.
9. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

10. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 10 september 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.