ECLI:NL:RBLIM:2024:612

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
03.316559.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een vader in een zaak van vermeende zware mishandeling van zijn pasgeboren dochter

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige vader, die werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn vijf weken oude dochter. De zaak kwam voort uit een incident in augustus 2020, waarbij het meisje in het ziekenhuis werd behandeld voor hersenletsel en schedelbreuken. De vader had aanvankelijk verklaard dat het meisje zich had gestoten aan de spijlen van de box, maar later gaf hij toe dat hij haar tweemaal op de grond had laten vallen. De rechtbank twijfelde aan de oprechtheid van de vader's verklaringen, maar sprak hem vrij omdat de deskundigen niet met voldoende zekerheid konden vaststellen dat het letsel opzettelijk was toegebracht. De rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut gaven aan dat de combinatie van letsels niet met zekerheid kon worden toegeschreven aan de handelingen van de vader, en dat er ook andere verklaringen voor het letsel mogelijk waren. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te oordelen dat de vader opzettelijk had gehandeld, en sprak hem integraal vrij van alle tenlasteleggingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.316559.22
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 07 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1990,
wonende te [adres] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.R.J.W. Delsing, advocaat kantoorhoudende te Kerkrade.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich in de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling, althans mishandeling, terwijl de mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had, van zijn dochter [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging doodslag bewezen. Uit de medische rapportages blijkt dat het letsel dat werd aangetroffen bij [slachtoffer] potentieel dodelijk was. De verdachte heeft niet meteen openheid van zaken gegeven, maar uiteindelijk bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zijn dochter op 28 augustus 2020 tweemaal heeft laten vallen. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het opgelopen letsel niet het gevolg is van de door de verdachte beschreven eerste val van de bank. Het letsel zou moeten zijn opgelopen bij de tweede val uit de armen van verdachte op de boxrand en vervolgens op de grond. Dat de dieper in de hersenen gelegen bloedingen het gevolg zouden zijn van die tweede val, zou volgens het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut zeer zeldzaam zijn en een dergelijke casus is niet beschreven in de medisch wetenschappelijke literatuur. De verklaring van de verdachte dat het letsel is ontstaan doordat hij zijn dochter twee keer heeft laten vallen, kan gelet hierop verworpen worden. De onwaarschijnlijkheid van de verklaring van de verdachte en het aangetroffen letsel maken de verklaring van de verdachte leugenachtig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdachte heeft op 28 augustus 2020 zijn dochter tweemaal laten vallen. Hij heeft dat vanaf 4 september 2020 telkens consistent verklaard. De medische rapporten concluderen dat de combinatie van letsels opzettelijk handelen iets waarschijnlijker maakt. Het betekent echter niet dat het onwaarschijnlijk is dat de handelingen en gebeurtenissen hebben plaatsgevonden zoals door verdachte geschetst. De conclusies van de deskundigen sluiten het vallen van de bank op de grond, alsmede het vallen uit de handen met het hoofd op de rand van de box en vervolgens op de grond niet uit.
Indien er sprake zou zijn van non-accidentele krachtinwerking gepleegd door verdachte, dan dient bewezen te worden dat het opzet gericht was op de dood van [slachtoffer] . De verdachte stelt echter uitdrukkelijk dat hij [slachtoffer] op geen enkele wijze heeft geschud, met kracht tegen een hard voorwerp heeft geslagen, geduwd, gegooid en/of anderszins op haar geweld heeft uitgeoefend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] is, na een zwangerschap van iets meer dan 34 weken, geboren op [geboortedatum 2] 2020. [slachtoffer] woog net geen 2 kg bij de geboorte en moest daarom nog in het ziekenhuis blijven. Op 1 augustus 2020, haar gewicht was toen 2040 gram, mocht [slachtoffer] naar huis. Uit het dossier komt naar voren dat het merendeel van de verzorging van [slachtoffer] door moeder werd gedaan en als de verdachte (vader) [slachtoffer] verzorgde, was moeder daar meestal bij aanwezig. De dag nadat vader, rond 11 augustus 2020, [slachtoffer] tijdens een nacht had verzorgd en moeder tijdens die nacht [slachtoffer] hard had horen huilen, merkte moeder dat [slachtoffer] het niet prettig vond als bij het verschonen haar beentjes werden opgetild.
Op 28 augustus 2020 ging moeder rond 13.00 uur, samen met haar moeder, boodschappen doen en bleef [slachtoffer] alleen bij de verdachte achter. Toen zij rond 16.00 uur terugkwam, zei de verdachte tegen haar dat [slachtoffer] haar hoofdje had gestoten tegen de spijlen van de box. Moeder zag toen een blauw plekje aan de rechterslaap van [slachtoffer] en koelde deze plek. ’s Avonds hield [slachtoffer] haar voeding binnen, maar de dag erna, 29 augustus 2020, was [slachtoffer] suf en dronk minder. Tegen de avond spuugde ze haar voeding meteen weer uit. Op advies van de verloskundige gingen moeder en de verdachte met [slachtoffer] naar de huisartsenpost in Heerlen. De kinderarts die [slachtoffer] onderzocht, liet een scan maken. Hieruit bleek dat [slachtoffer] hersenbloedinkjes en twee breuken in haar schedel had. De kinderarts deelde de ouders mee dat dit letsel niet paste bij het verhaal van het stoten tegen de spijlen van de box. Ook de artsen van het ziekenhuis in Maastricht, waar [slachtoffer] nog diezelfde avond heen werd gebracht, zeiden dat dit letsel niet op deze manier kon zijn ontstaan.
Nadat de ouders die avond thuis waren gekomen en moeder aan de verdachte vroeg te zeggen wat er nu écht was gebeurd, zei de verdachte dat [slachtoffer] zich aan de box had gestoten, dat zij toen huilde, dat hij met haar rondliep om haar te troosten en dat hij, toen [slachtoffer] rustig was, op de bank is gaan zitten, met [slachtoffer] in zijn armen. Op enig moment is [slachtoffer] toen uit zijn armen op de grond gevallen.
In een telefoongesprek met zijn moeder, op 4 september 2020, vertelde de verdachte vervolgens dat [slachtoffer] niet éénmaal was gevallen, maar vlak erna ook nog een tweede keer.
Op 18 september 2020 verklaarde hij tegenover de politie dat hij, nadat [slachtoffer] de eerste keer was gevallen, [slachtoffer] had opgepakt en had getroost. Hij is richting de box gelopen en toen hij [slachtoffer] weer in de box wilde leggen, is zij nog een keer uit zijn armen gevallen. Zij raakte eerst de rand van de box en viel daarna op de grond. Sedertdien heeft de verdachte deze verklaring niet gewijzigd, ook niet toen hij op 3 maart 2021 werd geconfronteerd met de bevindingen van de forensisch radioloog Robben en op 3 augustus 2022 met de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut.
Ook ter terechtzitting van 24 januari 2024 heeft de verdachte verklaard dat zijn eerdere verklaring op waarheid berust en dat hij [slachtoffer] niet opzettelijk pijn heeft gedaan.
De forensisch radioloog Robben heeft, samengevat, het volgende letsel bij [slachtoffer] geconstateerd:
Aan en in het hoofdje:
• meerdere schedelbreuken in het wandbeen, links en rechts
• bloedingen onder het harde hersenvlies, bloedingen onder het zachte hersenvlies
• microbloedingen en afwijkingen in het hersenweefsel passend bij hersenweefselbeschadiging
• een subgaleaal hematoom
Aan het rechterbeentje:
• een metafysaire hoekfractuur
• een torusfractuur aan de kniezijde van het rechterdijbeen
Robben heeft voorts gerelateerd dat schedelfracturen niet goed zijn te dateren, maar onder meer het subgaleaal hematoom wijst op een recent trauma. Het trauma is dusdanig krachtig geweest dat er zowel in als rond de hersenen afwijkingen zijn ontstaan. Dit soort letsels is in potentie dodelijk. De fracturen aan het beentje zouden op hetzelfde moment als het letsel aan het hoofd kunnen zijn ontstaan, maar ook een week eerder. Zijn conclusie is: “het is waarschijnlijker dat de afwijkingen ontstaan zijn onder de hypothese non-accidenteel injury dan onder de hypothese accidenteel letsel”.
Het rapport van het Nederlands Forensisch instituut vermeldt, voor zover hier van belang en samengevat weergegeven:
• de letsels en/of afwijkingen zijn, afzonderlijk en in combinatie, niet het gevolg van een medische (ziekelijke) oorzaak;
• de letsels en/of afwijkingen zijn primair en secundair (zoals de afwijkingen in het hersenweefsel) het gevolg van krachtsinwerkingen;
• de combinatie van letsels en/of afwijkingen is niet het gevolg van een krachtsinwerking in relatie tot de geboorte;
• het is iets waarschijnlijker dat de combinatie van letsels is toegebracht dan dat deze accidenteel is ontstaan. Er moet sprake zijn geweest van (zeer) forse krachtsinwerking. De combinatie van letsels is niet het gevolg van medisch handelen.
De combinatie van aangetoonde letsels is niet het gevolg van de val van de bank. Zou de combinatie van letsels het gevolg zijn van de val uit de armen van de vader op de box en vervolgens op de grond, dan zou een dergelijke casus zeer zeldzaam zijn en niet beschreven in de medisch wetenschappelijke literatuur.
De rechtbank vraagt zich af of de verdachte wel de gehele waarheid heeft verteld. Immers het lijkt onwaarschijnlijk dat je als vader, zittend op de bank, je pasgeboren dochtertje uit je armen op de grond laat glippen, laat staan dat dit enkele minuten erna opnieuw gebeurt wanneer je haar in de box wil leggen. Daar komt bij dat dit scenario niet wordt gesteund in de rapporten van forensisch radioloog Robben en het Nederlands Forensisch Instituut: het Nederlands Forensisch Instituut heeft geconcludeerd dat het “iets waarschijnlijker” is dat de combinatie van letsels is toegebracht dan dat deze accidenteel is ontstaan.
Daar staat tegenover dat de verdachte, nadat hij op 4 september 2020 tegen zijn moeder had gezegd [slachtoffer] een tweede keer te hebben laten vallen, consequent in zijn verklaring is geweest en dat de genoemde rapporten het door de verdachte geschetste scenario ook niet zonder meer uitsluiten. De rechtbank acht de geconcludeerde mate van waarschijnlijkheid onvoldoende om (enkel) op basis daarvan bewezen te verklaren dat de verdachte zijn dochtertje
opzettelijkletsel heeft toegebracht. Het gegeven dat een casus waarbij dergelijk letsel is geconstateerd nadat een kindje uit de armen van iemand op de box en vervolgens op de grond is gevallen, niet beschreven is in de medische literatuur, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Nu het dossier en het verhandelde ter terechtzitting overigens onvoldoende bewijs bevatten waaraan de rechtbank de overtuiging kan ontlenen dat de verdachte met opzet jegens zijn dochtertje heeft gehandeld, zal hij integraal worden vrijgesproken. Hieraan doet niet af dat de beenbreukjes volgens de deskundigen vrijwel zeker niet kunnen zijn ontstaan door het vallen zoals de verdachte heeft omschreven. In de periode waarin volgens deze deskundigen de breukjes kunnen zijn ontstaan (tussen 29 augustus 2020 en een week daarvoor), hebben ook anderen voor [slachtoffer] gezorgd, terwijl er geen bewijsmiddelen zijn die er op duiden dat de verdachte in die periode iets met deze letsels te maken heeft, laat staan dat hij die letsels opzettelijk heeft toegebracht.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. M.M. Beije en
mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 07 februari 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn, verdachtes, dochter, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2020)
opzettelijk van het leven te beroven, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft beetgepakt en/of beetgehouden en/of (vervolgens) (met kracht) heen en weer heeft geschud en/of (met kracht) tegen een hard voorwerp heeft geslagen en/of geduwd en/of gegooid en/of anderzins geweld heeft uitgeoefend op het hoofd en/of het lichaam van die dochter, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf
aan een kind, te weten zijn, verdachtes, dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2020,
(telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
-meerdere schedelbreuken in het wandbeen links en rechts,
-bloedingen in het hoofd: bloedingen onder het harde hersenvlies ("subduraal"),
bloedingen onder het zachte hersenvlies ("subarachnoïdaal"), microbloedingen en
afwijkingen in het hersenweefsel passend bij hersenweefselbeschadiging,
-een subgaleaal hematoom,
-een metafysaire hoekfractuur en
-een torus fractuur aan de kniezijde van het rechterdijbeen,
heeft toegebracht door, opzettelijk, meermalen althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] beet te pakken en/of beet te houden en/of (vervolgens) (met kracht) heen en weer te schudden en/of (met kracht) tegen een hard voorwerp te slaan en/of te duwen en/of te gooien en/of anderzins geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] ;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf
een kind, te weten zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2020, heeft mishandeld door (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] , meermalen althans eenmaal, beet te pakken en/of beet te houden en/of (vervolgens) (met kracht) heen en weer te schudden en/of (met kracht) tegen een hard voorwerp te slaan en/of te duwen
en/of te gooien en/of anderzins geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van die Jaile,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
-meerdere schedelbreuken in het wandbeen links en rechts,
-bloedingen in het hoofd: bloedingen onder het harde hersenvlies ("subduraal"),
bloedingen onder het zachte hersenvlies ("subarachnoïdaal"), microbloedingen en
afwijkingen in het hersenweefsel passend bij hersenweefselbeschadiging,
-een subgaleaal hematoom,
-een metafysaire hoekfractuur en
-een torus fractuur aan de kniezijde van het rechterdijbeen,
ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )