Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2024 in de zaak tussen
[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker
de Deken van de Orde van Advocaten, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
27 juli 2024) ingediend.
Rechtbank Limburg
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 10 september 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, een advocaat, afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die hem was opgelegd door de Deken van de Orde van Advocaten, omdat hij niet tijdig de individuele opgave CCV 2023 had ingediend. De last hield in dat hij binnen drie weken de CCV moest indienen, met een dwangsom van € 500,- per week bij niet-naleving, tot een maximum van € 3.000,-. Verzoeker heeft de CCV echter binnen de gestelde termijn ingediend, waardoor er geen dwangsom is verbeurd.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Hij heeft voldaan aan de opgelegde last en kan de uitkomst van de bezwaarprocedure afwachten. De voorzieningenrechter heeft verzoeker eerder verzocht om schriftelijk toe te lichten welke voorziening hij vraagt en om een onderbouwing van het spoedeisend belang, maar heeft geen reactie ontvangen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond.
De uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, in aanwezigheid van griffier B. van Dael, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.