Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke weergaven van het mondelinge antwoord.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in gebreke is gebleven met de betaling van zorgpremies, het eigen risico en/of de eigen bijdrage. De gedaagde heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ gesloten, maar heeft niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. VGZ vordert een bedrag van € 2.500,00, dat is beperkt tot dit bedrag om hogere griffiekosten voor de gedaagde te voorkomen, terwijl de totale achterstand volgens VGZ € 2.095,05 bedraagt, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft tijdens de zitting erkend dat hij de helft van het bedrag al heeft betaald en heeft aangegeven een betalingsregeling te willen treffen, maar heeft geen bewijs van betaling overgelegd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de hoofdsom van € 2.095,05 heeft erkend, waardoor dit bedrag toewijsbaar is. De wettelijke rente over dit bedrag, vanaf de dag van dagvaarding, is eveneens toegewezen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 713,39. Het vonnis is uitgesproken op 28 augustus 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad, waarbij het meer of anders gevorderde is afgewezen.