Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
2 [eiser sub 2] ,
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 140,84
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 augustus 2024, hebben eisers, vertegenwoordigd door Stichting Achmea Rechtsbijstand, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die procedeerde in persoon. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een verzoek om uitstel van de gedaagde partij. Ondanks het verleende uitstel heeft gedaagde niet meer gereageerd, waardoor de vordering van eisende partij als niet weersproken vaststaat.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eisende partij, die onvoldoende is betwist, moet worden toegewezen. Echter, de gevorderde handelsrente op basis van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een handelsovereenkomst. In plaats daarvan is de wettelijke rente op basis van artikel 6:119 BW toegewezen.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat gedaagde partij moet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.850,00, vermeerderd met wettelijke rente, en een schadevergoeding van € 1.059,01. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 659,84. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.