ECLI:NL:RBLIM:2024:6058

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
11089939 \ CV EXPL 24-2278
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremies en kosten door VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.

In deze zaak vordert VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V. (hierna: VGZ) betaling van een bedrag van € 1.626,12 van de gedaagde partij, die een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ heeft gesloten. De gedaagde heeft een deel van de verschuldigde premies en kosten onbetaald gelaten, wat heeft geleid tot een gerechtelijke procedure. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks meerdere aanmaningen, niet heeft gereageerd op de vorderingen van VGZ. De gedaagde erkent de hoofdsom, maar betwist de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht niet zijn geschonden. De kantonrechter wijst de hoofdsom van € 1.331,75 toe, maar wijst de kosten acceptgiro van € 1,50 af. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden gedeeltelijk toegewezen tot het wettelijk tarief van € 171,84. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.503,59, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, die zijn begroot op € 1.019,39.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11089939 \ CV EXPL 24-2278
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Flanderijn, gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 februari 2024, met ongenummerde producties
- de conclusie van antwoord, met één productie
- de conclusie van repliek, met producties 4 t/m 7
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten en is op die grond premies, eigen risico’s en eigen bijdragen voor zorgkosten aan VGZ verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] heeft een deel van hetgeen hij op grond van zijn zorgverzekeringsovereenkomst aan VGZ verschuldigd is, onbetaald gelaten.
2.3.
Volgens een door VGZ als productie bij dagvaarding ingebrachte specificatie bestaat het door [gedaagde] onbetaald gelaten bedrag uit premies over de periode december 2022 tot en met mei 2023 (€ 946,75), diverse declaraties (€ 385,00 eigen risico) en kosten acceptgiro (€ 1,50): in totaal € 1.333,25 aan hoofdsom.
2.4.
Op 23 januari 2024 is de zogenoemde veertiendagenbrief, per email, aan [gedaagde] verstuurd.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.626,12 (bestaande uit een hoofdsom van € 1.333,25, vermeerderd met € 50,88 tot 22 februari 2024 aan wettelijke rente, € 241,99 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.333,25 vanaf 22 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
VGZ stelt dat ze [gedaagde] ter zake de onderhavige vordering diverse malen per post en per email heeft aangeschreven. Nu [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd, stond er voor haar geen andere mogelijkheid open dan een gerechtelijke procedure te starten.
3.3.
[gedaagde] erkent de vordering, behoudens de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat nu [gedaagde] erkent de hoofdsom verschuldigd te zijn, de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is, met dien verstande dat de in de gevorderde hoofdsom verdisconteerde kosten acceptgiro, zijnde € 1,50, worden afgewezen. Voor toewijzing van deze kosten is geen grondslag aanwezig, nu hierover niets is gesteld in het lichaam van de dagvaarding. Het resterende bedrag van € 1.331,75 wordt toegewezen.
4.4.
[gedaagde] heeft betwist dat hij - buiten de per email ontvangen veertiendagenbrief, die hij pas na de dagvaarding in zijn spambox heeft gevonden - brieven of emails van Flanderijn heeft ontvangen, met uitzondering van de bevestigingsmail van 26 februari 2024. Dit verweer slaagt nu een verklaring eerst werking heeft zodra zij de geadresseerde heeft bereikt en de bewijslast daarvan op de verzender rust. Ten aanzien van de veertiendagenbrief heeft te gelden dat de omstandigheid dat die in de spambox van [gedaagde] is beland, voor zijn rekening en risico komt. De veertiendagenbrief heeft [gedaagde] dan ook tijdig bereikt.
4.5.
VGZ maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt niet volledig voor toewijzing in aanmerking. Ten aanzien van de premies (in totaal € 946,75) heeft VGZ bij repliek concreet gesteld dat [gedaagde] in verzuim verkeert. Ten aanzien van de declaraties (€ 385,00 aan eigen risico) is gesteld noch gebleken vanaf wanneer [gedaagde] met betaling daarvan in verzuim verkeert, zodat niet voldaan is aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Gelet hierop zal de kantonrechter de vergoeding toewijzen tot het wettelijk tarief dat aansluit bij de omvang van de hoofdsom die ziet op de onbetaald gelaten premies. Dit betekent dat een bedrag zal worden toegewezen van € 171,84 inclusief btw.
4.6.
Ten slotte maakt VGZ aanspraak op wettelijke rente. Nu VGZ heeft verzuimd de onderliggende facturen waarop de hoofdsom is gebaseerd bij te voegen en bij conclusie van repliek enkel ten aanzien van de verschuldigde premies concreet heeft gesteld vanaf wanneer [gedaagde] met betaling daarvan in verzuim verkeert, heeft VGZ niet voldoende specifiek gesteld / onderbouwd met ingang van welke data [gedaagde] met de betaling van de aan de hoofdsom onderliggende facturen in verzuim is. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom wordt daarom toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van de dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden. De wettelijke rente over € 1.331,75 wordt toegewezen vanaf 22 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.7.
De vordering wordt dus grotendeels toegewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter leiden de door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden niet tot een ander oordeel. De financiële onmacht en persoonlijke situatie liggen immers in de risicosfeer van [gedaagde] .
4.8.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag € 1.503,59 bestaande uit:
- € 1.331,75 aan hoofdsom
- € 171,84 aan buitengerechtelijke incassokosten
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.331,75 vanaf
22 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
4.9.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen een bedrag van € 1.503,59, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van
€ 1.331,75, met ingang van 22 februari 2024, zijnde de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van VGZ tot dit vonnis begroot op € 1.019,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
28 augustus 2024.
MW