ECLI:NL:RBLIM:2024:6052

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10857944 CV EXPL 23-5709
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vervuilde olie in het kader van een overeenkomst tussen Avista Oil B.V. en een gedaagde partij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft Avista Oil B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens vermeende tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst. Avista, die zich bezighoudt met het inzamelen van afgewerkte olie, stelt dat de olie die zij op 25 juli 2022 bij de gedaagde heeft opgehaald vervuild was, en vordert een schadevergoeding van € 16.919,37, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde betwist echter dat de olie vervuild was en wijst erop dat de olie vermengd is met olie van andere klanten, waardoor het onduidelijk is van wie de vervuilde olie afkomstig is.

De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 1 mei 2024 Avista in de gelegenheid gesteld om haar vordering verder te onderbouwen. Na beoordeling van de ingebrachte stukken, waaronder een verklaring van een medewerker van Avista, concludeert de kantonrechter dat Avista onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vervuiling van de olie aan de gedaagde kan worden toegeschreven. De kantonrechter oordeelt dat de verklaring van de medewerker niet voldoende onderbouwing biedt voor de stelling dat de olie van de gedaagde vervuild was, aangezien de olie in een tankwagen is gepompt die ook olie van andere klanten bevatte.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van Avista af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 947,-. De kantonrechter vernietigt ook een eerder verstekvonnis van 22 november 2023, waarin de gedaagde niet was verschenen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A. de Boer op 28 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10857944 CV EXPL 23-5709
Vonnis van de kantonrechter van 28 augustus 2024
in de zaak van:
AVISTA OIL B.V.
te Elst,
oorspronkelijke eiseres,
gemachtigde: mr. J.J. Lammers
tegen:
[gedaagde]
te [vestigingsplaats] ,
oorspronkelijk gedaagde,
gemachtigde: mr. M.J.T.M. Verstegen van ARAG
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Avista’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Voor het eerdere verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 1 mei 2024. Avista heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een akte te nemen. [gedaagde] heeft daarna bij antwoordakte gereageerd.
1.2.
De kantonrechter heeft vervolgens beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.2. Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Avista zamelt afgewerkte olie in. Avista en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten die inhoudt dat Avista olie ophaalt bij [gedaagde] . Op grond van de overeenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden moet de olie aan bepaalde vereisten voldoen. Avista vordert een schadevergoeding van € 16.919,37 met rente en kosten en stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De olie die zij bij [gedaagde] ophaalde was volgens Avista vervuild. [gedaagde] betwist dit en wijst erop dat de olie is vermengd met olie van anderen, zodat het maar de vraag is van wie de vervuilde olie zou komen. Bij tussenvonnis van 1 mei 2024 is Avista in de gelegenheid gesteld om verder te onderbouwen dat het de olie van [gedaagde] was die vervuild was. Zij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat Avista onvoldoende onderbouwd heeft dat het de olie van [gedaagde] was die vervuild was. De vorderingen van Avista worden afgewezen. Ook wordt Avista (deels) in de proceskosten veroordeeld.
3. De verdere beoordeling
De vervuiling van de olie van [gedaagde] staat niet vast
3.1.
Avista heeft op 25 juli 2022 olie opgehaald bij [gedaagde] . Vast staat dat de olie in de tank van de tankwagen van Avista is gepompt waarin zich ook afgewerkte olie van andere klanten van Avista bevindt. Aan het eind van de dag is de olie uit de tankwagen in een voorraadtank gepompt en is het getest. Avista is in de gelegenheid gesteld om inzichtelijk te maken dat zij de monster die zij bij [gedaagde] op 25 juli 2022 heeft afgenomen heeft onderzocht of hoe zij op basis van gemengde olie kan herleiden dat de olie van [gedaagde] vervuild is (en niet die van een ander).
3.2.
Avista heeft bij akte een verklaring ingebracht van [naam 1] , bij haar werkzaam. Onder verwijzing naar die verklaring voert Avista aan dat [naam 1] zelf het oliemonster van [gedaagde] heeft onderzocht, voordat het is getest in het laboratorium op 10 augustus 2022. Daarin staat onder andere:
“Zodra de chauffeur ‘s middags terug op het depot komt word er een doorsnee monster genomen uit de wagen.
Op 25-07-22 kwam [naam 2] terug op de zaak en nadat er een monster was genomen is deze overgepompt naar Tank 4E, uitslag was 457.77 Eox.”
3.3.
De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat deze verklaring geen onderbouwing biedt van de stelling dat de olie van [gedaagde] vervuild was, omdat uit de verklaring volgt dat juist de vermengde olie is getest. Niet weersproken is namelijk dat de olie van [gedaagde] in een tankwagen is gepompt waar al olie in zat. Pas aan het eind van de dag is een monster genomen, blijkt uit de verklaring van [naam 1] . Ook heeft Avista niet uitgelegd hoe zij anders kan herleiden dat specifiek de olie van [gedaagde] de vervuilde olie was.
De vorderingen van Avista worden (alsnog) afgewezen
3.4.
Kortom, Avista heeft haar stelling dat de olie van [gedaagde] was vervuild en dus dat [gedaagde] tekortgeschoten is onvoldoende onderbouwd. Omdat de tekortkoming niet vaststaat is de vordering tot betaling van schadevergoeding niet toewijsbaar. De gevorderde incassokosten en rente zijn dus ook niet toewijsbaar. Het verstekvonnis van 22 november 2023 zal dus worden vernietigd.
Avista wordt (deels) in de proceskosten veroordeeld
3.5.
Omdat Avista in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij in de proceskosten veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 812,- aan salaris gemachtigde (2 punten ter waarde van € 406) en € 135,- aan nakosten. De kosten van betekening van de verzetdagvaarding blijven voor rekening van [gedaagde] , omdat die kosten niet hoefden te worden gemaakt als zij in de hoofdzaak verschenen was. Het totaal komt dus neer op € 947,-. Hier kunnen de kosten van betekening bijkomen als het vonnis wordt betekend. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW wordt toegewezen en niet de handelsrente, omdat de proceskosten niet een vordering uit een handelsovereenkomst betreft.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het tussen partijen op 22 november 2023 onder zaaknummer 107822211 CV EXPL 23-4773 gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende,
4.2.
wijst de vorderingen van Avista af;
4.3.
veroordeelt Avista in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 947, en de betekeningskosten, indien het vonnis betekend wordt;
4.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.