Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
oorspronkelijke eiseres,
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft Avista Oil B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens vermeende tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst. Avista, die zich bezighoudt met het inzamelen van afgewerkte olie, stelt dat de olie die zij op 25 juli 2022 bij de gedaagde heeft opgehaald vervuild was, en vordert een schadevergoeding van € 16.919,37, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde betwist echter dat de olie vervuild was en wijst erop dat de olie vermengd is met olie van andere klanten, waardoor het onduidelijk is van wie de vervuilde olie afkomstig is.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 1 mei 2024 Avista in de gelegenheid gesteld om haar vordering verder te onderbouwen. Na beoordeling van de ingebrachte stukken, waaronder een verklaring van een medewerker van Avista, concludeert de kantonrechter dat Avista onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vervuiling van de olie aan de gedaagde kan worden toegeschreven. De kantonrechter oordeelt dat de verklaring van de medewerker niet voldoende onderbouwing biedt voor de stelling dat de olie van de gedaagde vervuild was, aangezien de olie in een tankwagen is gepompt die ook olie van andere klanten bevatte.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van Avista af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 947,-. De kantonrechter vernietigt ook een eerder verstekvonnis van 22 november 2023, waarin de gedaagde niet was verschenen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A. de Boer op 28 augustus 2024.