Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
Ik ken de [erflaatster] van de eisende partijen, [erflaatster] . (…) Ik weet waar het vandaag over gaat, over de vraag of [erflaatster] gewerkt heeft. Zij heeft nergens gewerkt. Zij heeft niet in de winkel bij meneer [gedaagde] gewerkt. (…) [erflaatster] is wel eens in de winkel gekomen, maar dan kwam ze zomaar. Ik bedoel dan een praatje maken of een kop koffie drinken. (…) De rechter houdt mij voor de transcriptie van mijn verklaring van 24 oktober 2022, waarin [eiseres sub 2] aan mij de vraag stelt: ‘ [erflaatster] heeft toch bij hem gewerkt?’ en waarop ik zou hebben geantwoord: ‘Ja, [eiseres sub 2] , ik weet het ja’. Die verklaring klopt niet. (…) Ik heb dit helemaal niet gezegd en ik weet ook niet hoe de eisende partijen daar aan komen. (…) Ik ben echt van mijn verklaring vandaag overtuigd, anders kwam ik nu niet nee zeggen. Ik bedoel daarmee dat [erflaatster] niet bij meneer [gedaagde] heeft gewerkt. (…) Het gesprek met [eiseres sub 2] op 24 oktober 2022 heeft inderdaad plaatsgevonden. Ik heb wist niet dat het gesprek opgenomen werd. Ik heb direct gezegd op de vraag of [erflaatster] gewerkt had, nee dit is niet zo, [erflaatster] is ziek. Ze kon niet werken. Ik denk dat er met de opname gerommeld is. (…) Ik heb echt niet gezegd dat [erflaatster] bij meneer [gedaagde] heeft gewerkt. (…) Het klopt dat meneer [gedaagde] in het verleden een damesmodezaak heeft gehad en hij heeft een winkel in woninginrichting. In de modezaak werkte [naam] , maar zij is overleden. In de winkel voor woninginrichting stond meneer [gedaagde] zelf. Als hij wel eens naar beurzen moest, dan was de winkel gesloten. Er hebben geen andere mensen bij meneer [gedaagde] gewerkt, alleen [naam] . Ik ken [getuige 2] . Hij heeft ook in de winkel van meneer [gedaagde] gewerkt, maar dat was niet lang. Er zijn ook andere mensen die wel eens een paar dagen in de winkels van meneer [gedaagde] hebben gewerkt, om te proberen. [erflaatster] heeft niet gewerkt voor meneer [gedaagde] . (…) Ik weet niets over een geldlening van meneer [gedaagde] aan [erflaatster] .”
Ik ken de [erflaatster] van de eisende partijen, dat is [erflaatster] . (…) Ik ken ook meneer [gedaagde] . Ik heb bij hem gewerkt tussen eind 2006, de exacte datum weet ik niet meer, en 2007. Ik werkte in de winkel voor woninginrichting op zaterdag als hulpkracht. (…) [erflaatster] was regelmatig aanwezig op de dagen dat ik daar ook aanwezig was. (…) Over de rol van [erflaatster] kan ik als volgt verklaren. Ik kan mij dat niet precies herinneren, omdat ik ook veel zeflstandig werkte op die dagen. Ik weet wel dat zij waarnam als wij weg waren op klantbezoek. De zaak bleef dan open. Ik denk dat zij de zaak openhield en bijvoorbeeld klanten te woord stond. (…) Ik ben er niet van op de hoogte of [erflaatster] in dienst was van meneer [gedaagde] . (…) Ik kan geen uitspraak doen over de vraag of de werkzaamheden van [erflaatster] op basis van een werknemer-werkgever relatie bestonden of dat zij dit uit vriendschappelijk oogpunt deed. (…) Ik weet niets over een geldlening tussen meneer [gedaagde] en [erflaatster] .”
Ik ben bij mijn oom in de meubelzaak werkzaam geweest. Ik weet niet wanneer die arbeidsrelatie precies is ontstaan. Ik denk dat ik tot 2007 of 2008 bij hem heb gewerkt maar dat weet ik niet zeker. Ik ken de [erflaatster] van [eisers] , [erflaatster] heet ze. Ik weet niet of [erflaatster] in de winkel bij mijn oom werkte. Ik weet verder ook niets van geldzaken of boekhouding. (…) Ik heb zojuist verklaard dat ik [erflaatster] ook wel eens in de winkel heb gezien. Op uw vraag wat zij daar dan deed, moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik weet het niet precies. (…) [naam] werkte in de kledingzaak van mijn oom. Ik ken [getuige 1] ook, zij poetste de winkel. (…) Ik weet niet of [erflaatster] een werknemer was van mijn oom.”
Mijn [erflaatster] hielp [getuige 1] in de winkel van dhr. [gedaagde] . Zij deed dan schoonmaakwerkzaamheden, zoals afstoffen en stofzuigen. Ze hielp [naam] ook wel eens in de kledingwinkel van dhr. [gedaagde] . Verder was het zo dat ze de winkel eens openhield als dhr. [gedaagde] een afspraak had of op klantenbezoek ging. Mijn [erflaatster] werkte drie á vier dagen per week in de winkel van dhr. [gedaagde] , iedere week. Ik durf niet te zeggen hoeveel uren per dag zij daar werkte. Ik weet niet precies in welke periode dat was. Ik denk vanaf 2007 tot 2017 of 2018. Mijn [erflaatster] kreeg niet betaald voor de werkzaamheden die ze verrichtte in de winkel van dhr. [gedaagde] . (…) Ik weet niet of er een afspraak is gemaakt over een vergoeding voor haar werkzaamheden.”
Ik weet dat het vandaag over [erflaatster] gaat, ik ken haar alleen bij haar voornaam. Ik heb gehoord dat het over een lening gaat. Ik weet niets van een lening. (…) Ik heb [erflaatster] één keer, op een donderdagavond, in de meubelzaak van dhr. [gedaagde] gezien. (…) Dhr. [gedaagde] was er toen zelf niet en [erflaatster] paste op de zaak. (…) Ik weet dat dhr. [gedaagde] ook een dameskledingzaak heeft. Ik heb [erflaatster] in die winkel nooit gezien. (…) Zoals ik me kan herinneren heeft [erflaatster] mij nooit gezegd dat zij in de winkels van dhr. [gedaagde] werkte. [naam] heeft dat ook nooit gezegd.”
Ik weet niet of [erflaatster] in de meubelwinkel van dhr. [gedaagde] werkte. Ik ben wel vaker in de winkel van dhr. [gedaagde] geweest en dan was [erflaatster] daar ook wel eens. Wel is het zo dat [erflaatster] ons, ik bedoel mijzelf en mijn vrouw, heeft geholpen toen dhr. [gedaagde] er niet was. Dat is vaker zo gebeurd dan eenmalig. Ik kan niet zeggen hoe vaak dat is geweest. (…) Ik heb geen contact gehad met dhr. [gedaagde] voorafgaand aan dit getuigenverhoor. Na het overlijden van [naam] heb ik geen contact meer met hem gehad. [naam] heeft wel eens met mij over [erflaatster] gesproken. Zij kenden elkaar, denk ik, van de winkel aan het pleintje in Neerbeek. Dat was een kledingwinkel. Ik zag [erflaatster] weleens bij die winkel. Ik weet niet of [erflaatster] in die winkel werkte. Ik heb daar nooit iets over gehoord.”
€ 4.800,00 ter zake de waarde van de Mercedes Benz in mindering moet worden gebracht. Nu [eisers] niet geslaagd zijn in het bewijs dat door [erflaatster] uitgevoerde werkzaamheden in de winkel in woninginrichting van [gedaagde] op het restantbedrag van die geldlening in mindering strekken, is ook niet vast komen te staan dat de geldlening van [gedaagde] aan [erflaatster] door haar volledig is afgelost. Dat betekent dat de vorderingen, die verband houden met de stelling dat de geldlening volledig zou zijn afgelost (te weten de vorderingen onder I, II, III en IV), zullen worden afgewezen.
3.De beslissing
dat [eisers] de nalatenschap van [erflaatster] zuiver hebben aanvaard”,
dat [eisers] de nalatenschap van [erflaatster] beneficiair hebben aanvaard”,