ECLI:NL:RBLIM:2024:6042

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
C/03/331457 / HA ZA 24-270
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over vrijwaring en aansprakelijkheid bij schade in vakantiewoning

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 28 augustus 2024 een vonnis gewezen in een incident betreffende vrijwaring. De eiser in de hoofdzaak, die een vakantiewoning had gehuurd, is ten val gekomen in de tuin van deze woning en stelt de eigenaren aansprakelijk voor de geleden schade. De eigenaren van de vakantiewoning zijn betrokken in een incident waarbij zij de Exploitatie Maatschappij Bemelen B.V. in vrijwaring willen oproepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen de gedaagden en de Exploitatie Maatschappij voldoende aannemelijk maakt dat de laatste gehouden kan zijn om de gedaagden vrij te houden van de gevolgen van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de vordering in het incident toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal op 30 oktober 2024 opnieuw op de rol komen voor opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling in de periode januari tot en met maart 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/331457 / HA ZA 24-270
Vonnis in incident van 28 augustus 2024
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. C. Harmsen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ BEMELEN B.V.,
gevestigd te Bemelen, gemeente Eijsden-Margraten,
gedaagde,
advocaat mr. D.A. Wahid-Manusama,
2.
[gedaagde, eiser in het incident sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. T. Hussein,
3.
[gedaagde, eiseres in het incident sub 3],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. Hussein,
4. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. Hussein.
Eiser wordt aangeduid als [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] . Gedaagden worden afzonderlijk aangeduid als Exploitatie Maatschappij, [gedaagde, eiser in het incident sub 2] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 3] en Nationale-Nederlanden en gedaagden sub 2, 3 en 4 worden ook wel gezamenlijk aangeduid als [gedaagden, eisers in het incident]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 14,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van [gedaagden, eisers in het incident] met producties A t/m C,
  • de rolinstructie inhoudende dat het recht van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] om te concluderen voor antwoord in het incident is vervallen,
  • de conclusie van antwoord aan de zijde van Exploitatie Maatschappij met producties 1 t/m 10, tevens houdende verweer op de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van [gedaagden, eisers in het incident] , tevens houdende incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring,
  • het B-16 formulier van [gedaagden, eisers in het incident] waarin zij bezwaar maken tegen het verweer van Exploitatie Maatschappij op de incidentele vordering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] heeft van 11 juli tot en met 14 juli 2023 een vakantiewoning op [naam] gehuurd (productie 1 bij dagvaarding).
2.2.
De eigenaren van de vakantiewoning zijn [gedaagde, eiser in het incident sub 2] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 3] (productie 3 bij dagvaarding).

3.Het geschil

in de hoofdzaak3.1. [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] is ten val gekomen in de tuin van de vakantiewoning en stelt de eigenaren van de vakantiewoning dan wel het resort aansprakelijk voor de door hem geleden schade. [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
(i) voor recht zal verklaren dat gedaagden sub 1, sub 2 en sub 3 hoofdelijk volledig althans ten dele aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:174 BW, dan wel artikel 6:162 BW voor de door eiser geleden en nog te lijden schade althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage aansprakelijkheid van gedaagden voor de door eiser geleden en nog te lijden schade alsmede;
(ii) voor recht zal verklaren dat gedaagde sub 4 volledig althans ten dele als verzekeraar van
gedaagden sub 2 en 3 de volledige geleden en nog te lijden schade van eiser moet vergoeden alsmede;
Subsidiair
voor recht zal verklaren dat gedaagde sub 1 (als verhuurder) op grond van artikel 7:208
juncto 7:204 BW volledig althans ten dele aansprakelijk is voor de door eiser geleden en
nog te lijden schade althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage aansprakelijkheid van de gedaagden voor de door eiser geleden en nog te lijden schade;
Primair en subsidiair
gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van de
deurwaarder daaronder begrepen alsmede het salaris van de advocaat begroot volgens het
liquidatietarief, te vermeerderen met de nakosten ad € 178,00 zonder betekening dan wel
ad € 270,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen
na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening van
de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de
wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
in het incident
3.2.
[gedaagden, eisers in het incident] vorderen dat hen wordt toegestaan Exploitatie Maatschappij in vrijwaring op te roepen. [gedaagden, eisers in het incident] hebben de vakantiewoning gekocht van Exploitatie Maatschappij. Op grond van de koopovereenkomst zijn [gedaagden, eisers in het incident] beperkt in de uitoefening van de eigendomsrechten van de vakantiewoning. Op grond van artikel 10 lid 4 van de koopovereenkomst mogen [gedaagden, eisers in het incident] onder meer de tuin van de vakantiewoning niet zelf inrichten of de bestaande inrichting van de tuin wijzigen. Ook het tuinonderhoud wordt verzorgd door Exploitatie Maatschappij. Voor verhuur van de vakantiewoning zijn [gedaagden, eisers in het incident] verplicht gebruik te maken van bemiddeling van Exploitatie Maatschappij. [gedaagden, eisers in het incident] stellen derhalve dat Exploitatie Maatschappij de situatie in de tuin zelf heeft gerealiseerd en in stand heeft gehouden. Mocht geoordeeld worden dat deze situatie gevaarzettend c.q. gebrekkig zou zijn geweest, dan dient Exploitatie Maatschappij op te komen voor de gevolgen hiervan.
4. De beoordeling in het incident
4.1.
Gelet op de door [gedaagden, eisers in het incident] aangevoerde gronden voor de oproeping in vrijwaring van Exploitatie Maatschappij, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de rechtsverhouding tussen [gedaagden, eisers in het incident] enerzijds en Exploitatie Maatschappij anderzijds met zich mee kan brengen dat Exploitatie Maatschappij gehouden zal zijn om [gedaagden, eisers in het incident] vrij te houden van de nadelige gevolgen van een (deel van de) eventuele veroordeling in deze (hoofd)zaak. Dat is voor toewijzing van de vordering in het incident voldoende.
4.2.
Bij de beoordeling in het incident is het verweer van Exploitatie Maatschappij buiten beschouwing gelaten. Alleen de gedaagde in het incident – [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] – heeft recht om een conclusie van antwoord in het incident te nemen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat Exploitatie Maatschappij Bemelen B.V. door [gedaagden, eisers in het incident] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
25 september 2024,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 oktober 2024voor opgave verhinderdata zijdens alle partijen voor een te bepalen mondelinge behandeling in de periode januari tot en met maart 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH