Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de akte houdende verzoek om van tussenvonnis in appel te mogen gaan van [gedaagde] ,
- de conclusie na tussenvonnis van [eiser] met productie 34,
- de conclusie na tussenvonnis van [gedaagde] met productie 2 en 3.
2.De verdere beoordeling
“rinitis, dd medicamentose, dd allergica”[de rechtbank begrijpt: een irritatie of ontsteking van het neusslijmvlies, met de differentiaaldiagnoses veroorzaking door medicijngebruik of allergie]. Vervolgens is onder het kopje ‘beleid’ met betrekking tot het oorletsel vermeld dat uitleg is gegeven over de bevindingen, dat een expectatief beleid is ingezet en dat patiënt over vier weken wordt teruggezien met een audiometrie. Over een risico op ontstekingen of behandeling met medicatie wordt daarbij met geen woord gerept. Met betrekking tot de ‘rinitis’ wordt vermeld:
“Ten aanzien van de neus werd dymista 2dd voorgeschreven en werd geadviseerd te staken met otrivin”. De rechtbank leidt hieruit af dat de Dymista neusspray niet werd voorgeschreven in verband met het oorletsel (zoals gesteld door [eiser] ), maar in verband met de ontsteking aan het neusslijmvlies (die geen verband hield met de onrechtmatige daad). Dit – alsmede het feit dat de Dymista kennelijk werd voorgeschreven ter vervanging van de Otrivin – ondersteunt de stelling van [gedaagde] , dat het gebruik van de Dymista neusspray gelijk is te stellen aan het gebruik van de Otrivin neusspray in de jaren voor de onrechtmatige daad. In het verlengde daarvan ligt dan – overeenkomstig de stellingen van [gedaagde] – dat, wanneer het voorval wordt weggedacht, aannemelijk is dat [eiser] was doorgegaan met het gebruik van Otrivin, waarvoor hij ook kosten zou hebben gemaakt. Dat het gebruik van Dymista mogelijk ook positieve effecten heeft ten aanzien van het oorletsel doet aan het voorgaande niet af, nu dit middel daarvoor kennelijk niet (primair) is voorgeschreven.
“Mijn behandeling is als het ware op pauze gezet. Ze kunnen nu niks, tenzij ik aangeef te willen opereren. Er zijn geen controles meer. Ik kan contact opnemen als ik er weer last van krijg, bijvoorbeeld bij een ontsteking.”De verschenen medische kosten (voor zover voldoende onderbouwd, zie rov. 2.5-2.8) en de door [eiser] overgelegde nieuwe facturen bij conclusie na tussenvonnis [6] laten hetzelfde beeld zien: daaruit volgt immers dat, [eiser] slechts nog kosten heeft gemaakt voor de neusspray. Dat [eiser] na 2018 medische kosten heeft gemaakt die in causaal verband staan met de onrechtmatige daad van [gedaagde] kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Kennelijk hebben zich in de zes jaar na het voorval geen ontstekingen of andere complicaties voorgedaan die van dien aard waren dat [eiser] daarvoor een specialist moest raadplegen. Daarmee is de mogelijkheid dat dit in de toekomst wel het geval zou zijn – nog afgezien van de vragen die zich dan met betrekking tot het causaal verband kunnen voordoen – zo ongewis, dat onvoldoende grond bestaat voor een veroordeling van [gedaagde] om deze kosten op voorhand te vergoeden. Ook de kans dat [eiser] alsnog voor een operatie zal kiezen, waarbij het gat in het trommelvlies wordt gesloten lijkt op dit moment zeer gering. [eiser] heeft hierover tijdens de mondelinge behandeling nog opgemerkt:
“Ik durf de operatie niet aan te gaan. Ze opereren dan vlak bij het evenwichtsorgaan en dan kan het nog erger worden.”Ten overvloede overweegt de rechtbank in dit verband nog – dit is naar de rechtbank begrijpt niet aan de vordering ten grondslag gelegd – dat nadere behandelingskosten voor de tinnitusklachten van [eiser] evenmin in de lijn der verwachting liggen. [eiser] heeft daarover op de mondelinge behandeling immers verklaard:
“Ik ging in de beginfase naar de psychiater voor de tinnitus, maar dat hielp mij niet. Dus heb ik mezelf zelftherapie aangeleerd. (…) Het geluid in mijn hoofd heb ik een beetje geaccepteerd.”