ECLI:NL:RBLIM:2024:603

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
03.148783.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vuurwapen in Maastricht

Op 14 juni 2022 heeft de verdachte in Maastricht geprobeerd om het leven van [slachtoffer] te beroven door met een vuurwapen op hem te schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren heeft geschoten, waarbij een kogel het hoofd van het slachtoffer heeft geraakt. De verdachte heeft zich verdedigd door te stellen dat hij niet de schutter was en dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, ook al was het beoogde slachtoffer diens zoon. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen, maar sprak de verdachte vrij van voorbedachte raad, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zich voorafgaand aan het schieten had kunnen beraden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank kende een gedeeltelijke schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de in beslag genomen wapens en munitie aan het verkeer moesten worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.148783.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [adres 1] ,
nu gedetineerd in P [PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.F.J. Beugelsdijk, advocaat kantoorhoudende te Nieuwegein.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het slachtoffer heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en is ter terechtzitting bijgestaan door mr. A. Sarkis. Hij heeft namens het slachtoffer het spreekrecht uitgeoefend en de vordering toegelicht. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 14 juni 2022 in Maastricht, al dan niet met voorbedachte raad, heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door met een vuurwapen op diens hoofd en/of lichaam te schieten;
Feit 2:op 15 juni 2022 in Maastricht een getransformeerd pistool en 5 kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord op [slachtoffer] . Hij heeft daartoe verwezen naar de belastende getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , het telefoonverkeer richting [naam 1] met verdachtes telefoon en het verplaatsen van die telefoon op basis van de mastgegevens van zijn huis naar de plaats delict en weer terug, het onderliggend conflict tussen de verdachte en [naam 1] en het aantreffen van het DNA van de verdachte op de bij de plaats delict aangetroffen loop. Dat niet [slachtoffer] , maar diens zoon [naam 1] het beoogde slachtoffer was, staat opzet op de dood van het slachtoffer en de voorbedachte raad daartoe niet in de weg.
Voorts acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, zoals door de verdachte ter terechtzitting ook is bekend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1, nu niet bewijsbaar is dat de verdachte de schutter is geweest. De belastende getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dienen te worden uitgesloten van het bewijs wegens onbetrouwbaarheid van die verklaringen. Voorts is er geen sprake geweest van een effectieve ondervragingsgelegenheid van deze getuigen. Ook de ‘verkeersgegevens telefonie’ van de mobiele telefoon van de verdachte kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd, nu nadere onderzoeksbevindingen daaromtrent in het dossier ontbreken. Verder draagt het aantreffen van het celmateriaal van mogelijk de verdachte aan de binnenzijde van de aangetroffen loop (die waarschijnlijk afkomstig was van een alarm
pistool) nabij de plaats delict niet bij aan de bewijsvoering, nu de deskundigen er van uitgaan dat bij het schiet-incident gebruik is gemaakt van een
revolverén omdat het celmateriaal kan zijn overgedragen door een kogel, zijnde een roerend object. Bovendien staat op basis van de camerabeelden vast dat de schutter heeft geschoten met zijn rechterhand, terwijl de verdachte vanwege zijn medische gesteldheid aan zijn rechterhand geen vuurwapen in die hand kan houden noch rechtshandig patronen kan afvuren.
Voor zover de rechtbank wel bewezen acht dat de verdachte de schutter was en opzet in voorwaardelijke zin had op de dood van het slachtoffer, was er geen sprake van voorbedachte raad, gelet op de korte tijdsspanne tussen het besluit en de uitvoering, en omdat de besluitvorming en de uitvoering plaatsvonden in een plotselinge drift/ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
De bruikbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het zogenoemde Vidgen-verweer het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ontleent de verdachte aan artikel 6 EVRM de aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen te (doen) ondervragen. Indien die mogelijkheid niet benut is kunnen worden, gelden beperkingen voor het bewijsgebruik van door een getuige afgelegde verklaringen. Zo mag in dat laatstbedoelde geval een bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring worden gebaseerd.
[getuige 1] en [getuige 2] zijn allebei door de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging gehoord. Daarbij is aan de verdediging de gelegenheid geboden om aan de getuigen vragen te stellen, welke gelegenheid door de verdediging ook is benut. Bij oppervlakkige beschouwing van de van die verhoren opgemaakte processen-verbaal dringt zich aan de lezer daarvan mogelijk het beeld op dat [getuige 1] als getuige met een beroep op het verschoningsrecht het aan de verdediging onmogelijk heeft gemaakt het ondervragingsrecht effectief uit te oefenen. [getuige 2] heeft in zijn antwoorden enkele keren verwezen naar zijn eerder afgelegde verklaringen. Het is kennelijk dit beeld waarop de verdediging het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer heeft gegrond.
Bij nauwkeurige lezing van die processen-verbaal kan dat beeld echter geen standhouden. De verdediging is in de gelegenheid gesteld om vragen aan de getuigen te stellen. De getuigen hebben enkele vragen niet willen beantwoorden, maar hebben ten aanzien van andere vragen wel antwoord gegeven of verwezen naar hun eerder afgelegde verklaringen. [getuige 1] heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht op vragen waarbij hij zichzelf meende te kunnen belasten. Over de verdachte heeft [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte heeft geschoten en dat hij hem ( [getuige 1] ) in de problemen heeft gebracht.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat voor de verdediging de gelegenheid tot een behoorlijke en effectieve bevraging van [getuige 1] en [getuige 2] heeft opengestaan en dat deze ook door de verdediging is benut. In zoverre ligt er geen beletsel om de door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen te bezigen voor het bewijs, indien en voor zover deze als betrouwbaar worden geoordeeld. Dat oordeel zal hierna worden gegeven.
Bewijsmiddelen
Naar aanleiding van een melding dat er was geschoten en dat de bewoner van nummer [huisnummer] was geraakt, gingen verbalisanten op 14 juni 2022 omstreeks 23.13 uur naar de [adres 2] in Maastricht. Ter plaatse troffen zij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aan en zagen boven diens rechter oog een bult met daarop een bloedende wond. [slachtoffer] zei dat een kogel in zijn hoofd zat; hij werd vervolgens per ambulance naar het MUMC+ gebracht. [2]
[slachtoffer] heeft op 15 juni 2022 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 14 juni 2022 televisie keek toen er op de voordeur werd geklopt. Hij opende de voordeur en zag dat er twee mannen op straat stonden. Hij zag dat één van de mannen een vuurwapen op hem richtte en hij hoorde vervolgens dat de man meerdere keren in zijn richting schoot. Hij voelde plotseling een klap aan de rechterzijde van zijn hoofd. Hij voelde bloed aan de zijkant van zijn hoofd. De kogel is uit zijn hoofd gehaald. [3]
Uit de letselrapportage blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van een schotverwonding een projectiel van 12x9x10 millimeter in zijn hoofd had, ter hoogte van zijn rechter slaap. Het projectiel werd operatief verwijderd. Door de impact is een kleine bloeding tussen de hersenen en de schedel ontstaan. Door de verdringing van het hersenweefsel door de bloeding is epileptische activiteit ontstaan. De arts schat dat de zichtbare letsels binnen 3 weken zullen genezen. De genezing van de overige letsels wordt ingeschat op 3 maanden. [4]
In het MUMC+ werd op 15 juni 2022 de telefoon van de zoon van het slachtoffer, [naam 1] , in beslag genomen. Een vriend die met [naam 1] naar het ziekenhuis was gekomen, [naam 2] , liet aan de verbalisanten een foto van [getuige 1] zien en vertelde dat [naam 1] een conflict met hem had. Een andere ter plaatse aanwezige vriend, [naam 3] , liet bedreigende sms-berichten zien, afkomstig van het telefoonnummer [nummer] . Volgens [naam 3] was dit [getuige 1] , de persoon met wie [naam 1] ruzie had. [5] Die ochtend in een volgende ontmoeting met verbalisanten vertelde [naam 1] dat hij ongeveer één maand daarvoor een conflict had gekregen met [getuige 1] . Hij ontving meermaals per dag sms-berichten, telefoontjes en WhatsApp berichten met bedreigingen en beledigingen. Deze berichten waren afkomstig van [getuige 1] en de verdachte. Het telefoonnummer waarmee de berichten werden verstuurd betrof [nummer] . Ook op 14 juni 2022 had [naam 1] bedreigende berichten en telefoontjes ontvangen. [naam 1] ontving een telefoontje van de verdachte dat hij naar het [adres 6] moest komen, maar is daar niet op ingegaan. Tijdens dit telefoongesprek hoorde hij dat [getuige 1] en de verdachte samen waren. [naam 1] vertelde dat [getuige 1] zou weten dat hij op de [adres 2] in Maastricht woonde. [6]
In de telefoon van [naam 1] werden diverse WhatsApp- en sms-berichten aangetroffen afkomstig van het telefoonnummer [nummer] . In één van de berichten werd het adres [adres 1] genoemd. Uit het integrale bevragingssysteem van de politie bleek de verdachte op dit adres woonachtig te zijn. Ook werden ongeveer 40 minuten ná het schietincident berichten van bovengenoemd telefoonnummer ontvangen met als inhoud:
“Sukkeltje als Jr daar echt was je was wad dit niet gebeurd en zwerverrje
Waarom ben je bang
Geen politie met je grote bek pik
Hahahahahahahahah
Bel wie je wilt ik maak je dood pik
Ik neuk jou en je matties pik o thoud dat endo eruig
Je bent stoer ja stuur papa na buiten hahahaha”. [7]
Het telefoonnummer [nummer] staat op naam van de verdachte. [8]
Uit de verkeersgegevens telefonie van het telefoonnummer [nummer] blijkt dat de telefoon van de verdachte voorafgaand en ten tijde van het schietincident de volgende zendmasten heeft aangestraald:
21:14 uur t/m 22:55 uur: [straat 1] te Maastricht
22:56 uur: [straat 2] te Maastricht
22:59 uur: [straat 3] te Maastricht
23:02 uur t/m 23:10 uur: [straat 4] te Maastricht en [straat 5] te
Maastricht.
Ná het schietincident waren dat:
14 juni 2022:
23:28 uur t/m 23:32 uur: [straat 6] te Maastricht
23:29 uur: [straat 7] te Bunde
23:31 uur t/m 23:35 uur: [straat 8] te Borgharen
23:30 uur t/m 23:46 uur: [straat 4] te Maastricht
23:34 uur t/m 23:46 uur: [straat 9] te Maastricht
23:35 uur t/m 23:36 uur: [straat 10] te Maastricht
15 juni 2022:
00:39 uur t/m 00:42 uur: [straat 1] te Maastricht. [9]
Op de camerabeelden afkomstig van de deurbel van perceel [adres 3] te Maastricht zijn op 14 juni 2022 vanaf 23:10:33 uur drie personen in beeld. De derde persoon die komt aangelopen, aangeduid als NN03, houdt in zijn linker hand een mobiele telefoon vast en zegt tijdens het lopen: “Hey bedreig je mij.. bellen niet oppakken.. Bel aan, bel aan, bel aan.. Kom naar buiten pik, naar buiten pik naar buiten pik. Ben hier.. ben hier pik.. ben hier.. afstand”. Om 23:11:00 uur staat NN03 midden op straat met zicht op percelen [huisnummers] en zijn zes knallen hoorbaar. Vanaf de derde knal wijst NN03 met gestrekte rechterarm in de richting van de voordeuren van percelen [huisnummers] en is nabij zijn rechter hand mondingsvuur zichtbaar. Tijdens het schieten richting de voordeuren rent hij weg en is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te zien. [10]
[getuige 1] werd op 15 juni 2022 aangehouden. Hij was ten tijde van de aanhouding in gezelschap van [getuige 2] . [11] [getuige 1] heeft op 16 juni 2022 tijdens zijn verhoor (toen nog zijnde verdachte) verklaard dat hij degene is die als eerste op de camerabeelden in beeld komt gelopen. [getuige 1] verklaarde dat “hij” de hele tijd met “hem” aan het bellen was, dat “hij” “hem” aan de telefoon had en aan het schelden was en dat “hij” stress met “hem” had. De derde persoon op de beelden is degene die ook bij de aanhouding van [getuige 1] was. De schutter was de verdachte. [12]
[getuige 2] heeft op 16 juni 2022 tijdens zijn verhoor (toen nog zijnde verdachte) verklaard dat hij samen met [getuige 1] en de verdachte bij het schietincident op de [adres 2] in Maastricht was. De verdachte heeft geschoten. [13]
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]
Het dossier bevat diverse verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] waarin zij de verdachte hebben aangewezen als de persoon die heeft geschoten. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat deze verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken, nu deze leugenachtig en innerlijk tegenstrijdig zijn en voorts informatie afkomstig van de verhoorders bevatten. De raadsman stelt dan ook dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De rechtbank constateert dat door [getuige 1] en [getuige 2] bij de politie en de rechter-commissaris verklaringen zijn afgelegd over hun aanwezigheid bij de schietpartij en hun wetenschap over de identiteit van de schutter. Reeds in zijn eerste verklaring bij de politie op 16 juni 2022 heeft [getuige 1] de naam van de verdachte genoemd als zijnde de schutter. Ook heeft hij zichzelf op de camerabeelden aangewezen, waarmee hij een voor zijn eigen betrokkenheid belastende verklaring heeft afgelegd. Tevens heeft hij [getuige 2] op de beelden herkend en heeft hij verklaard dat hij later die nacht met [getuige 2] in de Fairplay is geweest. Deze verklaringen hebben later bevestiging gevonden. Dit maakt dat de rechtbank deze verklaringen als betrouwbaar aanmerkt. Van wezenlijke inconsistenties is de rechtbank niet gebleken.
[getuige 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 16 juni 2022 pas openheid van zaken gegeven nadat hij met de camerabeelden werd geconfronteerd. Ook heeft hij de verdachte pas als schutter aangewezen nadat diens naam door de verhoorders was genoemd. Dat maakt dat de rechtbank zijn verklaringen met extra behoedzaamheid zal betrekken bij de beantwoording van de bewijsvraag. Dat laat evenwel onverlet dat ook zijn verklaringen steun vinden in andere bevindingen, zodat ook hier geen aanleiding is deze als onbetrouwbaar aan te merken.
Alternatief scenario
De verdediging heeft als alternatief scenario geopperd dat [getuige 1] en [getuige 2] in de avond van 14 juni 2022 bij de verdachte thuis waren en op enig moment ook weer zijn vertrokken. De verdachte bleef thuis achter, terwijl [getuige 1] de telefoon van de verdachte in de avond en nacht van 14 op 15 juni 2022 bij zich had om oproepen van (drugs)klanten te beantwoorden. Mogelijk heeft [getuige 1] de telefoon na het schietincident aan een derde (zijnde de schutter) overgedragen.
Dit scenario vindt geen enkele steun in het dossier en biedt ook geen begin van antwoord op vragen als wie die derde man dan zou zijn en waarom [getuige 1] en [getuige 2] de verdachte als schutter hebben aangewezen. Dit klemt temeer, nu de verdachte en [getuige 1] volgens [naam 1] en [naam 3] met hen in conflict waren en de verdachte dus kennelijk een reden had om een confrontatie met [naam 1] op te zoeken. Het scenario biedt ook geen antwoord op de vraag waarom de telefoon van de verdachte, nadat deze vanuit de omgeving van het adres van de verdachte naar de omgeving van de schietincident was gegaan, vlak na dat incident weer terug ging naar de omgeving van het adres van de verdachte. De telefoon was op dat moment in ieder geval niet in het bezit van [getuige 1] , aangezien die toen in de Fairplay op de Stationsstraat in Maastricht was. Nu het dossier ook overigens geen concrete aanwijzingen bevat dat [getuige 1] in de avond en nacht van 14 op 15 juni 2022 in het bezit was van de telefoon van de verdachte, laat staan een onbekende derde, acht de rechtbank dit scenario volstrekt onaannemelijk geworden.
Tussenconclusie
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van de verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij het schietincident ruimschoots weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is immers af te leiden dat de verdachte in de avond van 14 juni 2022 samen met [getuige 1] en [getuige 2] naar de [adres 2] is gegaan, dat de verdachte al telefonerend en scheldend naar de woning van familie [slachtoffer] is gelopen, dat hij midden op straat ging staan en zodra de deur open ging onmiddellijk het vuur opende en in totaal zes keer heeft geschoten. Tijdens het lossen van de schoten is een kogel in het hoofd van [slachtoffer] terecht gekomen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het betoog van de verdediging dat de verdachte medisch niet in staat is om met zijn rechter hand een vuurwapen te gebruiken.
Juridische kwalificatie van de handelingen van de verdachte
Opzet
Het behoeft geen betoog dat de verdachte opzet heeft gehad op het doden van degene die na aankloppen of aanbellen de deur van de woning aan de [adres 4] te Maastricht opende. Hij heeft immers vanaf de straat en recht tegenover die woning zes kogels op [slachtoffer] afgevuurd op het moment dat deze de voordeur opende, waarbij één van de kogels [slachtoffer] in het hoofd heeft geraakt. Dergelijk handelen kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden geduid dan te zijn gericht op de dood van degene in wiens richting wordt geschoten. Dat de verdachte kennelijk niet het feitelijke slachtoffer, maar diens zoon als slachtoffer voor ogen had, doet aan het voorgaande niet af.
Voorbedachte raad
Voor bewezenverklaring van poging tot moord moet voorts worden vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit (om het slachtoffer te doden) en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte ruim voorafgaand aan het lossen van de schoten het voornemen had om het slachtoffer van het leven te beroven. De enkele omstandigheid dat de verdachte voorafgaand aan het schietincident gedurende tenminste enige tijd een vuurwapen bij zich droeg, is daarvoor onvoldoende. Uit de stukken in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen op welk moment de verdachte heeft besloten om te gaan schieten. Op grond van de stukken kan slechts worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment een vuurwapen ter hand heeft genomen en dat hij vervolgens daarmee gericht heeft geschoten, tussen welke handelingen een zeer korte tijdspanne (van ongeveer 15 seconden) heeft gezeten. De rechtbank acht dit, evenals de raadsman, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven en zal de verdachte dan ook vrijspreken van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigd bewezen dat de verdachte zich op 14 juni 2022 in Maastricht schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] .
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 juni 2022 in Maastricht een getransformeerd pistool (van het merk Kimar, model 911, kaliber .380 auto) en 5 kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van binnentreden in de woning [adres 5] te Maastricht; [14]
- het proces-verbaal van onderzoek aan het wapen; [15]
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2024.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
op 14 juni 2022 te Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen heeft geschoten in de richting van [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 2:
op 15 juni 2022 te Maastricht
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd pistool van het merk Kimar, model 911, kaliber .380 auto, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Hierdoor is de verdachte niet in zijn belangen geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
poging tot doodslag
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – geheel subsidiair – op het standpunt gesteld dat bij de oplegging van een gevangenisstraf in het voordeel van de verdachte rekening moet worden gehouden met de nieuwe regeling omtrent voorwaardelijke invrijheidsstelling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door meermalen met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] te schieten, waarbij één kogel in het hoofd van het slachtoffer is terechtgekomen. De verdachte heeft de confrontatie bewust opgezocht door, met een geladen vuurwapen, naar de woning te gaan. Kennelijk zonder zich ervan te vergewissen wie hij voor zich had (de verdachte had een conflict met de zoon van het slachtoffer), heeft hij direct drie schoten gelost zodra de voordeur van de woning openging. Daarna zijn nog drie schoten gevolgd. Daarmee heeft de verdachte willens en wetens getracht het slachtoffer van het leven te beroven.
Een dag na het schietincident werd de verdachte in de woning van een vriend aangehouden, alwaar hij op dat moment tijdelijk verbleef. De verdachte had toen een getransformeerd pistool en 5 kogelpatronen voorhanden. Het illegaal voorhanden hebben van vuurwapens is een ernstig delict waartegen streng wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat en het steeds verder toenemende bezit en gebruik daarvan, zoals ook in de onderhavige zaak is gebleken.
Het voorgaande laat zien dat de verdachte er niet voor terugschrikt om excessief vuurwapengeweld tegen andere mensen te gebruiken. De verdachte heeft zich bij zijn handelen niet bekommerd om de eventuele gevolgen die deze handelingen konden hebben. Dat het relatief goed is afgelopen met [slachtoffer] en dat het bij een poging is gebleven, zijn omstandigheden die allerminst aan de verdachte zijn te danken. De verdachte heeft met zijn handelen het slachtoffer ernstig leed aangedaan en heeft op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. Het hoeft geen betoog dat het feit een groot gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer, alsmede bij zijn familie, heeft veroorzaakt. Voor het slachtoffer is deze forse geweldsuitbarsting als een verrassing en een ernstige schok gekomen, zoals een en ander ook uit zijn ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring naar voren is gekomen. Voorts heeft het schietincident ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid veroorzaakt bij de buurtbewoners. Eén van de buren is ongewild en van zeer dichtbij getuige geweest van de door de verdachte teweeggebrachte, zeer gevaarlijke situatie. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld wegens geweldsdelicten, hetgeen strafverzwarend werkt.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting mede georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Uit de jurisprudentie blijkt dat bij een voltooide doodslag doorgaans gevangenisstraffen van 8 tot 12 jaren worden opgelegd. De rechtbank zal de hoogte van deze straffen als uitgangspunt nemen. Nu het gelukkig is gebleven bij een poging, zal de straf lager uitvallen. Daar komt echter wel nog het vuurwapenbezit bij.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dat deze straf aanmerkelijk lager is dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, hangt voornamelijk samen met de omstandigheid dat de rechtbank de poging moord niet bewezen acht.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het verzoek om een contact- en gebiedsverbod
Namens het slachtoffer heeft diens advocaat verzocht om aan de verdachte een contact- en gebiedsverbod voor de komende 5 jaren op te leggen. Nu de gegevens waarover de rechtbank thans beschikt onvoldoende zijn voor de conclusie dat ervan moet worden uitgegaan dat op dit moment van de kant van de verdachte een concrete dreiging of anderszins belastende gedraging jegens het slachtoffer bestaat, ziet de rechtbank geen zwaarwegend belang in het opleggen van zulke vrijheidsbeperkende maatregelen die strekken tot bescherming van de maatschappij of ter voorkoming van het plegen van strafbare feiten. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (feit 1)

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 42.707,82, bestaande uit € 12.707,82 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade, met vermeerdering met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hij vrijspraak heeft bepleit voor feit 1. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de posten eigen risico zorgverzekering, medische verslagen en medisch advies, ziekenhuis daggeldvergoeding en reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de posten van huishoudelijke hulp en de verhuiskosten heeft de raadsman verzocht om deze af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de post van geestelijke verzorging heeft de raadsman verzocht om deze niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schade ten aanzien van de posten van het eigen risico zorg-verzekering ad € 657,83, de medische verslagen en het medisch advies ad € 762,99, de daggeldvergoeding ziekenhuisopname voor 6 dagen ad € 186,- en de reiskosten lumpsum ad € 100,- is niet betwist en zal door de rechtbank worden toegewezen.
In de vordering ontbreekt de onderbouwing van de kosten voor geestelijke verzorging. De rechtbank wijst dit deel van de vordering dan ook af.
Ten aanzien van de verhuiskosten overweegt de rechtbank dat het de rechtbank niet onredelijk voorkomt dat de benadeelde verhuiskosten vanwege het bewezenverklaarde heeft moeten maken. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de gemaakte kosten schatten op een bedrag van € 1.500,-. Het overige deel van de vordering ten aanzien van deze kostenpost wijst de rechtbank af.
Ten aanzien van de kosten voor huishoudelijke hulp overweegt de rechtbank als volgt. Ten gevolge van de schotwond in zijn hoofd heeft de benadeelde epileptische aanvallen gekregen en kon hij zijn linker arm en hand niet meer volledig gebruiken. Het komt de rechtbank dan ook niet onredelijk voor dat de benadeelde huishoudelijke hulp nodig had in de periode na het schietincident. Met de in het geding gebrachte stukken kan de rechtbank evenwel in onvoldoende mate vaststellen welke werkzaamheden de benadeelde na verloop van tijd wel en niet zelf kon uitvoeren. De rechtbank zal in dezen eveneens gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en daarbij de kosten van € 147,- per week (conform De Letselschade Raad) en de letselrapportage van 16 juni 2022 omtrent het slachtoffer als uitgangspunten nemen. In de letselrapportage wordt een geschatte genezingsduur van 3 maanden genoemd. Dat komt neer op € 147,- x 12 weken = € 1.764,-. De rechtbank zal de gemaakte kosten voor huishoudelijke hulp dan ook schatten op een bedrag van € 1.764,- en zal het overige deel van deze kostenpost afwijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade die de benadeelde heeft geleden rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:376) blijkt dat in voorkomende gevallen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hiervan is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake. Er bestond een langlopend conflict tussen de verdachte en enkele andere personen, hetgeen heeft geleid tot een poging tot doodslag op de benadeelde, zijnde de vader van het door de verdachte kennelijk beoogde slachtoffer. De benadeelde heeft de schietpartij als een serieuze aanslag op zijn leven ervaren. Het had fatale gevolgen kunnen hebben indien de kogel enkele millimeters elders in zijn hoofd terecht was gekomen. De kogel is middels een chirurgische ingreep verwijderd en de verdachte heeft als gevolg van het schot in zijn hoofd epileptische aanvallen gekregen. Het ligt onder deze omstandigheden dan ook voor de hand dat de benadeelde nadelige psychische gevolgen van de schietpartij heeft ondervonden, zodat de rechtbank een aantasting in de persoon van de benadeelde partij aanneemt. Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag voor de immateriële schade toekennen. Nu de hoogte van de immateriële schadevordering door de verdediging is betwist en deze de rechtbank ook hoog voorkomt, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag naar billijkheid bepalen op € 15.000,-. De vordering wordt voor het overige gedeelte afgewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal het in totaal toegewezen bedrag van € 19.970,82 vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Om te bevorderen dat de verdachte de benadeelde partij daadwerkelijk schadeloos stelt, zal de rechtbank voor het toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

Van het in beslag genomen vuurwapen en de munitie zal de onttrekking aan het verkeer worden bevolen, nu het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie in strijd is met de wet en het algemeen belang. Voorts zullen de in beslag genomen verdovende middelen worden onttrokken aan het verkeer.
De in beslag genomen kleding, schoenen en sleutel worden aan de verdachte geretourneerd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 13a van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor beide feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel (feit 1)
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde van een bedrag van € 19.970,82, bestaande uit € 4.970,82 wegens materiële schade en € 15.000,- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst het overige deel van de vordering af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] van een bedrag van € 19.970,82, bestaande uit € 4.970,82 wegens materiële schade en € 15.000,- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 134 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK Amfetamine (PL2300-2022089915-1517868);
  • 1 STK Cocaïne (PL2300-2022089915-1517870);
  • 1 STK Wapen (PL2300-2022089915-1517801);
  • 5 STK Munitie (PL2300-2022089915-1517802 Kogelpatroon);
  • 1 STK Munitie (PL2300-2022089915-1517953 Kogelpatroon, Koperkleurig);
  • 1 STK Munitie (PL2300-2022089915-1517803 Mund huls);
  • 1 STK Munitie (PL2300-2022089915-1517804 Kogelpatroon);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de veroordeelde:
  • 1 STK Broek (PL2300-2022089915-1517793, Philippe Plein);
  • 1 STK Kleding (PL2300-2022089915-1517794 Hoody, Carlo Colucci);
  • 1 STK Schoenen (PL2300-2022089915-1517795, Zwart, merk: Philippe Plein);
  • 4 STK Sleutel (PL2300-2022089915-1517934);
  • 1 STK Jas (PL2300-2022089915-1517974, Zwart, merk: Moncler).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.A. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 februari 2024.
Buiten staat
Mr. M.M. Beije is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 14 juni 2022 te Maastricht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
met een (vuur)wapen (meermalen) heeft geschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] , althans in de richting van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Maastricht
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Kimar, kaliber 9mm P.A.K.,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummers 2022089915 en 2022114951, gesloten op 3 december 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 419 (
2.Proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2022, pagina’s 30 en 31.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 15 juni 2022, pagina’s 46 en 47.
4.Een geschrift, te weten Letselrapportage Forensische Geneeskundige GGD Zuid Limburg van 16 juni 2022, pagina’s 589 en 590.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2022, pagina’s 33 tot en met 35.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2022, pagina’s 65 en 66.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2022, pagina’s 105 tot en met 111.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2022, pagina 115.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 26 juni 2022, pagina’s 241 tot en met 246.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2022, pagina’s 87 tot en met 92.
11.Proces-verbaal van aanhouding van 15 juni 2022, pagina’s 331 en 332.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] van 16 juni 2022, pagina’s 362 tot en met 365.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 16 juni 2022, pagina’s 388 tot en met 391.
14.Proces-verbaal van binnentreden woning van 16 juni 2022, pagina’s 148 tot en met 150.
15.Proces-verbaal van onderzoek wapen van 21 juli 2022, pagina’s 522 tot en met 524.