3.3Het oordeel van de rechtbank
De bruikbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het zogenoemde Vidgen-verweer het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ontleent de verdachte aan artikel 6 EVRM de aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen te (doen) ondervragen. Indien die mogelijkheid niet benut is kunnen worden, gelden beperkingen voor het bewijsgebruik van door een getuige afgelegde verklaringen. Zo mag in dat laatstbedoelde geval een bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring worden gebaseerd.
[getuige 1] en [getuige 2] zijn allebei door de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging gehoord. Daarbij is aan de verdediging de gelegenheid geboden om aan de getuigen vragen te stellen, welke gelegenheid door de verdediging ook is benut. Bij oppervlakkige beschouwing van de van die verhoren opgemaakte processen-verbaal dringt zich aan de lezer daarvan mogelijk het beeld op dat [getuige 1] als getuige met een beroep op het verschoningsrecht het aan de verdediging onmogelijk heeft gemaakt het ondervragingsrecht effectief uit te oefenen. [getuige 2] heeft in zijn antwoorden enkele keren verwezen naar zijn eerder afgelegde verklaringen. Het is kennelijk dit beeld waarop de verdediging het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer heeft gegrond.
Bij nauwkeurige lezing van die processen-verbaal kan dat beeld echter geen standhouden. De verdediging is in de gelegenheid gesteld om vragen aan de getuigen te stellen. De getuigen hebben enkele vragen niet willen beantwoorden, maar hebben ten aanzien van andere vragen wel antwoord gegeven of verwezen naar hun eerder afgelegde verklaringen. [getuige 1] heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht op vragen waarbij hij zichzelf meende te kunnen belasten. Over de verdachte heeft [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte heeft geschoten en dat hij hem ( [getuige 1] ) in de problemen heeft gebracht.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat voor de verdediging de gelegenheid tot een behoorlijke en effectieve bevraging van [getuige 1] en [getuige 2] heeft opengestaan en dat deze ook door de verdediging is benut. In zoverre ligt er geen beletsel om de door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen te bezigen voor het bewijs, indien en voor zover deze als betrouwbaar worden geoordeeld. Dat oordeel zal hierna worden gegeven.
Naar aanleiding van een melding dat er was geschoten en dat de bewoner van nummer [huisnummer] was geraakt, gingen verbalisanten op 14 juni 2022 omstreeks 23.13 uur naar de [adres 2] in Maastricht. Ter plaatse troffen zij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aan en zagen boven diens rechter oog een bult met daarop een bloedende wond. [slachtoffer] zei dat een kogel in zijn hoofd zat; hij werd vervolgens per ambulance naar het MUMC+ gebracht.
[slachtoffer] heeft op 15 juni 2022 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 14 juni 2022 televisie keek toen er op de voordeur werd geklopt. Hij opende de voordeur en zag dat er twee mannen op straat stonden. Hij zag dat één van de mannen een vuurwapen op hem richtte en hij hoorde vervolgens dat de man meerdere keren in zijn richting schoot. Hij voelde plotseling een klap aan de rechterzijde van zijn hoofd. Hij voelde bloed aan de zijkant van zijn hoofd. De kogel is uit zijn hoofd gehaald.
Uit de letselrapportage blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van een schotverwonding een projectiel van 12x9x10 millimeter in zijn hoofd had, ter hoogte van zijn rechter slaap. Het projectiel werd operatief verwijderd. Door de impact is een kleine bloeding tussen de hersenen en de schedel ontstaan. Door de verdringing van het hersenweefsel door de bloeding is epileptische activiteit ontstaan. De arts schat dat de zichtbare letsels binnen 3 weken zullen genezen. De genezing van de overige letsels wordt ingeschat op 3 maanden.
In het MUMC+ werd op 15 juni 2022 de telefoon van de zoon van het slachtoffer, [naam 1] , in beslag genomen. Een vriend die met [naam 1] naar het ziekenhuis was gekomen, [naam 2] , liet aan de verbalisanten een foto van [getuige 1] zien en vertelde dat [naam 1] een conflict met hem had. Een andere ter plaatse aanwezige vriend, [naam 3] , liet bedreigende sms-berichten zien, afkomstig van het telefoonnummer [nummer] . Volgens [naam 3] was dit [getuige 1] , de persoon met wie [naam 1] ruzie had.Die ochtend in een volgende ontmoeting met verbalisanten vertelde [naam 1] dat hij ongeveer één maand daarvoor een conflict had gekregen met [getuige 1] . Hij ontving meermaals per dag sms-berichten, telefoontjes en WhatsApp berichten met bedreigingen en beledigingen. Deze berichten waren afkomstig van [getuige 1] en de verdachte. Het telefoonnummer waarmee de berichten werden verstuurd betrof [nummer] . Ook op 14 juni 2022 had [naam 1] bedreigende berichten en telefoontjes ontvangen. [naam 1] ontving een telefoontje van de verdachte dat hij naar het [adres 6] moest komen, maar is daar niet op ingegaan. Tijdens dit telefoongesprek hoorde hij dat [getuige 1] en de verdachte samen waren. [naam 1] vertelde dat [getuige 1] zou weten dat hij op de [adres 2] in Maastricht woonde.
In de telefoon van [naam 1] werden diverse WhatsApp- en sms-berichten aangetroffen afkomstig van het telefoonnummer [nummer] . In één van de berichten werd het adres [adres 1] genoemd. Uit het integrale bevragingssysteem van de politie bleek de verdachte op dit adres woonachtig te zijn. Ook werden ongeveer 40 minuten ná het schietincident berichten van bovengenoemd telefoonnummer ontvangen met als inhoud:
“Sukkeltje als Jr daar echt was je was wad dit niet gebeurd en zwerverrje
Waarom ben je bang
Geen politie met je grote bek pik
Hahahahahahahahah
Bel wie je wilt ik maak je dood pik
Ik neuk jou en je matties pik o thoud dat endo eruig
Je bent stoer ja stuur papa na buiten hahahaha”.
Het telefoonnummer [nummer] staat op naam van de verdachte.
Uit de verkeersgegevens telefonie van het telefoonnummer [nummer] blijkt dat de telefoon van de verdachte voorafgaand en ten tijde van het schietincident de volgende zendmasten heeft aangestraald:
21:14 uur t/m 22:55 uur: [straat 1] te Maastricht
22:56 uur: [straat 2] te Maastricht
22:59 uur: [straat 3] te Maastricht
23:02 uur t/m 23:10 uur: [straat 4] te Maastricht en [straat 5] te
Maastricht.
Ná het schietincident waren dat:
14 juni 2022:
23:28 uur t/m 23:32 uur: [straat 6] te Maastricht
23:29 uur: [straat 7] te Bunde
23:31 uur t/m 23:35 uur: [straat 8] te Borgharen
23:30 uur t/m 23:46 uur: [straat 4] te Maastricht
23:34 uur t/m 23:46 uur: [straat 9] te Maastricht
23:35 uur t/m 23:36 uur: [straat 10] te Maastricht
15 juni 2022:
00:39 uur t/m 00:42 uur: [straat 1] te Maastricht.
Op de camerabeelden afkomstig van de deurbel van perceel [adres 3] te Maastricht zijn op 14 juni 2022 vanaf 23:10:33 uur drie personen in beeld. De derde persoon die komt aangelopen, aangeduid als NN03, houdt in zijn linker hand een mobiele telefoon vast en zegt tijdens het lopen: “Hey bedreig je mij.. bellen niet oppakken.. Bel aan, bel aan, bel aan.. Kom naar buiten pik, naar buiten pik naar buiten pik. Ben hier.. ben hier pik.. ben hier.. afstand”. Om 23:11:00 uur staat NN03 midden op straat met zicht op percelen [huisnummers] en zijn zes knallen hoorbaar. Vanaf de derde knal wijst NN03 met gestrekte rechterarm in de richting van de voordeuren van percelen [huisnummers] en is nabij zijn rechter hand mondingsvuur zichtbaar. Tijdens het schieten richting de voordeuren rent hij weg en is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te zien.
[getuige 1] werd op 15 juni 2022 aangehouden. Hij was ten tijde van de aanhouding in gezelschap van [getuige 2] .[getuige 1] heeft op 16 juni 2022 tijdens zijn verhoor (toen nog zijnde verdachte) verklaard dat hij degene is die als eerste op de camerabeelden in beeld komt gelopen. [getuige 1] verklaarde dat “hij” de hele tijd met “hem” aan het bellen was, dat “hij” “hem” aan de telefoon had en aan het schelden was en dat “hij” stress met “hem” had. De derde persoon op de beelden is degene die ook bij de aanhouding van [getuige 1] was. De schutter was de verdachte.
[getuige 2] heeft op 16 juni 2022 tijdens zijn verhoor (toen nog zijnde verdachte) verklaard dat hij samen met [getuige 1] en de verdachte bij het schietincident op de [adres 2] in Maastricht was. De verdachte heeft geschoten.
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]
Het dossier bevat diverse verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] waarin zij de verdachte hebben aangewezen als de persoon die heeft geschoten. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat deze verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken, nu deze leugenachtig en innerlijk tegenstrijdig zijn en voorts informatie afkomstig van de verhoorders bevatten. De raadsman stelt dan ook dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De rechtbank constateert dat door [getuige 1] en [getuige 2] bij de politie en de rechter-commissaris verklaringen zijn afgelegd over hun aanwezigheid bij de schietpartij en hun wetenschap over de identiteit van de schutter. Reeds in zijn eerste verklaring bij de politie op 16 juni 2022 heeft [getuige 1] de naam van de verdachte genoemd als zijnde de schutter. Ook heeft hij zichzelf op de camerabeelden aangewezen, waarmee hij een voor zijn eigen betrokkenheid belastende verklaring heeft afgelegd. Tevens heeft hij [getuige 2] op de beelden herkend en heeft hij verklaard dat hij later die nacht met [getuige 2] in de Fairplay is geweest. Deze verklaringen hebben later bevestiging gevonden. Dit maakt dat de rechtbank deze verklaringen als betrouwbaar aanmerkt. Van wezenlijke inconsistenties is de rechtbank niet gebleken.
[getuige 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 16 juni 2022 pas openheid van zaken gegeven nadat hij met de camerabeelden werd geconfronteerd. Ook heeft hij de verdachte pas als schutter aangewezen nadat diens naam door de verhoorders was genoemd. Dat maakt dat de rechtbank zijn verklaringen met extra behoedzaamheid zal betrekken bij de beantwoording van de bewijsvraag. Dat laat evenwel onverlet dat ook zijn verklaringen steun vinden in andere bevindingen, zodat ook hier geen aanleiding is deze als onbetrouwbaar aan te merken.
Alternatief scenario
De verdediging heeft als alternatief scenario geopperd dat [getuige 1] en [getuige 2] in de avond van 14 juni 2022 bij de verdachte thuis waren en op enig moment ook weer zijn vertrokken. De verdachte bleef thuis achter, terwijl [getuige 1] de telefoon van de verdachte in de avond en nacht van 14 op 15 juni 2022 bij zich had om oproepen van (drugs)klanten te beantwoorden. Mogelijk heeft [getuige 1] de telefoon na het schietincident aan een derde (zijnde de schutter) overgedragen.
Dit scenario vindt geen enkele steun in het dossier en biedt ook geen begin van antwoord op vragen als wie die derde man dan zou zijn en waarom [getuige 1] en [getuige 2] de verdachte als schutter hebben aangewezen. Dit klemt temeer, nu de verdachte en [getuige 1] volgens [naam 1] en [naam 3] met hen in conflict waren en de verdachte dus kennelijk een reden had om een confrontatie met [naam 1] op te zoeken. Het scenario biedt ook geen antwoord op de vraag waarom de telefoon van de verdachte, nadat deze vanuit de omgeving van het adres van de verdachte naar de omgeving van de schietincident was gegaan, vlak na dat incident weer terug ging naar de omgeving van het adres van de verdachte. De telefoon was op dat moment in ieder geval niet in het bezit van [getuige 1] , aangezien die toen in de Fairplay op de Stationsstraat in Maastricht was. Nu het dossier ook overigens geen concrete aanwijzingen bevat dat [getuige 1] in de avond en nacht van 14 op 15 juni 2022 in het bezit was van de telefoon van de verdachte, laat staan een onbekende derde, acht de rechtbank dit scenario volstrekt onaannemelijk geworden.
Tussenconclusie
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van de verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij het schietincident ruimschoots weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is immers af te leiden dat de verdachte in de avond van 14 juni 2022 samen met [getuige 1] en [getuige 2] naar de [adres 2] is gegaan, dat de verdachte al telefonerend en scheldend naar de woning van familie [slachtoffer] is gelopen, dat hij midden op straat ging staan en zodra de deur open ging onmiddellijk het vuur opende en in totaal zes keer heeft geschoten. Tijdens het lossen van de schoten is een kogel in het hoofd van [slachtoffer] terecht gekomen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het betoog van de verdediging dat de verdachte medisch niet in staat is om met zijn rechter hand een vuurwapen te gebruiken.
Juridische kwalificatie van de handelingen van de verdachte
Opzet
Het behoeft geen betoog dat de verdachte opzet heeft gehad op het doden van degene die na aankloppen of aanbellen de deur van de woning aan de [adres 4] te Maastricht opende. Hij heeft immers vanaf de straat en recht tegenover die woning zes kogels op [slachtoffer] afgevuurd op het moment dat deze de voordeur opende, waarbij één van de kogels [slachtoffer] in het hoofd heeft geraakt. Dergelijk handelen kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden geduid dan te zijn gericht op de dood van degene in wiens richting wordt geschoten. Dat de verdachte kennelijk niet het feitelijke slachtoffer, maar diens zoon als slachtoffer voor ogen had, doet aan het voorgaande niet af.
Voorbedachte raad
Voor bewezenverklaring van poging tot moord moet voorts worden vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit (om het slachtoffer te doden) en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte ruim voorafgaand aan het lossen van de schoten het voornemen had om het slachtoffer van het leven te beroven. De enkele omstandigheid dat de verdachte voorafgaand aan het schietincident gedurende tenminste enige tijd een vuurwapen bij zich droeg, is daarvoor onvoldoende. Uit de stukken in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen op welk moment de verdachte heeft besloten om te gaan schieten. Op grond van de stukken kan slechts worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment een vuurwapen ter hand heeft genomen en dat hij vervolgens daarmee gericht heeft geschoten, tussen welke handelingen een zeer korte tijdspanne (van ongeveer 15 seconden) heeft gezeten. De rechtbank acht dit, evenals de raadsman, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven en zal de verdachte dan ook vrijspreken van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigd bewezen dat de verdachte zich op 14 juni 2022 in Maastricht schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] .
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 juni 2022 in Maastricht een getransformeerd pistool (van het merk Kimar, model 911, kaliber .380 auto) en 5 kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van binnentreden in de woning [adres 5] te Maastricht;
- het proces-verbaal van onderzoek aan het wapen;
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2024.