ECLI:NL:RBLIM:2024:6009

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
03/161352-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van grootschalige hennepteelt en diefstal van elektriciteit en water met strafoplegging

Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van grootschalige hennepteelt, diefstal van elektriciteit en water, en het voorhanden hebben van een pistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 januari 2018 in Voerendaal samen met anderen 1723 hennepplanten heeft geteeld en in de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 januari 2018 elektriciteit en water heeft weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte op 17 oktober 2018 in Hoensbroek 95 hennepplanten geteeld en een pistool voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte deels vrijgesproken van enkele feiten, maar achtte de overige feiten bewezen. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn van bijna vier jaar, heeft de rechtbank besloten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een maximale taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook het beslag op het pistool en de patroonhouder bevolen, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen konden worden teruggegeven aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/161352-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1981,
wonende te [adres 1] ,
hierna: de verdachte.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.H.A. Horsch, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 augustus 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Op 21 augustus 2024 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , met de respectievelijke parketnummers 03/161351-23, 03/161354-23, 03/161353-23, 03/161349-23 en 03/161350-23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 24 januari 2018 in Voerendaal alleen of samen met anderen 1723 hennepplanten opzettelijk heeft geteeld en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:van 1 mei 2017 tot en met 24 januari 2018 in Voerendaal alleen of samen met anderen elektriciteit toebehorend aan [naam 1] heeft weggenomen door middel van verbreking;
Feit 3:van 1 mei 2017 tot en met 24 januari 2018 in Voerendaal alleen of samen met anderen water toebehorend aan [naam 2] heeft weggenomen door middel van verbreking;
Feit 4:op 17 oktober 2018 alleen of samen met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) opzettelijk 95 hennepplanten heeft geteeld en/of in elk geval deze opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 5:van 6 juni 2018 tot en met 17 oktober 2018 in Hoensbroek alleen of samen met [medeverdachte 1] een hoeveelheid elektriciteit toebehorend aan [naam 1] heeft weggenomen door middel van verbreking;
Feit 6:op 17 oktober 2018 in Hoensbroek alleen of samen met [medeverdachte 1] een (gas-/alarm-) pistool voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten en daarbij verwezen naar de bevindingen van de politie en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de periode die onder de feiten 2 en 3 ten laste is gelegd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat als begindatum 1 september moet worden gehanteerd omdat in mei 2017 is begonnen met het bouwen van de hennepplantage in de loods aan de [adres 2] in Voerendaal. Het telen van hennep is echter pas in september 2017 gestart, omdat de kwekerij niet eerder gereed was voor gebruik.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangezien de verdachte de feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
Alle feiten:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2024;
Feiten 1, 2 en 3:
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] van 23 januari 2018, pagina’s 151 en 152;
  • de rapportage bevindingen positieve netmeting van [naam 1] van 23 januari 2018, pagina 154;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2018, pagina’s 176 en 177;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 15 februari 2018, pagina’s 164 tot en met 169;
Feit 2:
- de aangifte diefstal elektriciteit van [naam 1] van 8 februari 2018, pagina’s 324 tot en met 329;
Feit 3:
- de aangifte van [naam 3] namens [naam 2] van 24 januari 2028, pagina’s 376 en 377;
Feiten 4, 5 en 6:
  • het proces-verbaal van bevindingen van 30 oktober 2018, pagina’s 1029 tot en met 1035;
  • de rapportage bevindingen positieve netmeting van [naam 1] van 16 oktober 2018, pagina 1060;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 26 oktober 2018, pagina’s 1050 tot en met 1055;
Feit 5:
  • het proces-verbaal van bevindingen van 30 oktober 2018, pagina’s 1029 tot en met 1035;
  • de aangifte diefstal elektriciteit van [naam 1] van 24 oktober 2018, pagina’s 1120 tot en met 1125;
Feit 6:
  • de kennisgeving van inbeslagneming alarmpistool van 17 oktober 2018, pagina 1004;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen van 22 oktober 2018, pagina’s 1095 tot en met 1098;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019, pagina 1099.
Partiële vrijspraak
Periode feiten 2 en 3
De huurovereenkomst met betrekking tot de loods aan de [adres 2] in Voerendaal is ingegaan op 1 mei 2017. Die datum is in de tenlastelegging als begindatum opgenomen van de periode waarin elektriciteit en water zijn weggenomen ten behoeve van de hennepteelt. De rechtbank volgt de verdediging deels in de redenering dat de hennepteelt niet meteen is gestart, omdat eerst een verbouwing van de loods heeft plaatsgevonden alvorens de hennepkwekerij is opgebouwd. Dat deze verbouwing zo lang zou hebben geduurd dat de hennepteelt eerst in september 2017 is gestart, heeft de verdediging naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende onderbouwd. De verbouwing zoals die uit het dossier blijkt, is naar het oordeel van de rechtbank niet zo omvangrijk of ingewikkeld dat daar vier maanden voor nodig waren. Gelet op de huurprijs van € 1.950,- ligt het bovendien voor de hand dat de hennepteelt zo snel als mogelijk van start is gegaan. De rechtbank zal
1 juni 2017 als begindatum nemen van de periode waarin elektriciteit en stroom zijn weggenomen ten behoeve van de hennepteelt, en zal de verdachte van de resterende periode (van 1 mei 2017 tot 1 juni 2017) vrijspreken.
Medeplegen feit 1 tot en met 3
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de feiten 1 tot en met 3 tezamen met [medeverdachte 2] heeft gepleegd. Van het medeplegen met de overige in de tenlastelegging genoemde personen zal de rechtbank de verdachte daarom vrijspreken.
Medeplegen feit 4 tot en met 6
Van de feiten 4 tot en met 6 acht de rechtbank het medeplegen niet bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1
op 24 januari 2018 te Voerendaal tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] opzettelijk heeft geteeld een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te
weten ongeveer 1723 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 januari 2018 te Voerendaal
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] een hoeveelheid elektriciteit, toebehorend aan
[naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
3
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 januari 2018 te Voerendaal
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] een hoeveelheid water, toebehorend aan [naam 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
4
op 17 oktober 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
opzettelijk heeft geteeld 95 hennepplanten,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
in de periode van 6 juni 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, een hoeveelheid elektriciteit, toebehorend aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
6
op 17 oktober 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas/alarm)pistool van het merk Röhm, type RG 9, kaliber 6.35 millimeter Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 3
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 4
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 5
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 6
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden op te leggen. De verdachte is twee keer eerder veroordeeld voor hennepteelt. Bij de kwekerij in Hoensbroek liepen ook kinderen gevaar, en had hij bovendien een pistool in de buurt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit rekening te houden met een forse overschrijding van de redelijke termijn (van bijna vier jaren) en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Nadat de verdachte is aangehouden voor de hennepplantage in Hoensbroek, is hij aan de slag gegaan om zijn leven weer op orde te brengen. Hij heeft inmiddels een baan en hij is bezig met het aflossen van zijn schulden. Door detentie zou de tot op heden geboekte progressie tenietgaan.
De zorg van de officier van justitie om de combinatie van een hennepkwekerij en een pistool is in dit geval bovendien onterecht, omdat het pistool onklaar was gemaakt en de verdachte geen munitie in huis had.
De raadsman verzoekt de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, al dan niet aangevuld met een onvoorwaardelijke taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Hoewel de rechtbank haar bewezenverklaring gedeeltelijk baseert op de bekennende verklaring van de verdachte, overtuigt het bewijsmateriaal haar van een grotere rol dan de verdachte in die bekentenis toegeeft. De rechtbank gelooft meer specifiek niet dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, slechts heeft geholpen bij de verbouwing en daarna maar af en toe heeft gewerkt voor de kwekerij in Voerendaal wanneer de vaste kracht uit het team van de onbekend gebleven investeerder niet beschikbaar was. Opmerkelijk hierbij is dat de verdachte niet eerder dan ter terechtzitting over deze investeerder heeft verklaard, en desgevraagd geen naam, contactgegevens, signalement of andere informatie heeft willen geven. Uit het dossier blijkt verder ook niet van enige rechtstreekse betrokkenheid van anderen dan de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] bij de opbouw en het runnen van de kwekerij, zodat de rechtbank hem hiervoor volledig verantwoordelijk houdt.
De kwekerij in Voerendaal was buitengewoon professioneel en grootschalig, en is ongeveer acht maanden in bedrijf geweest. Ten behoeve van de kwekerij werd illegaal stroom en water afgenomen. De ontdekking van deze hennepkwekerij in januari 2018 heeft de verdachte er vervolgens niet van weerhouden om in zijn eigen woning tegen de wil van zijn partner opnieuw een hennepkwekerij op te zetten. Vooral de illegale aansluiting op de hoofdaansluiting van de elektriciteit was daar zodanig onprofessioneel, dat zijn gezin met jonge kinderen in levensgevaar is geweest. Van het tot een semi-automatisch vuurwapen omgebouwde alarmpistool dat de verdachte bewaarde in de kelder van zijn woning, is gerelateerd dat bij de schietproeven hiermee geen munitie kon worden afgeschoten, en de rechtbank gelooft ook niet dat dit vuurwapen rechtstreeks verband hield met de hennepkwekerij, maar het bezit van een dergelijk vuurwapen is niettemin strafbaar en extra kwalijk te nemen in een huis waar jonge kinderen wonen.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt bovendien dat hij al eerder, zij het lang geleden, is veroordeeld voor het telen van hennep. De verdachte is kennelijk niets gelegen aan het feit dat de consumptie van hennep negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid van met name jeugdige gebruikers, en dat de zwarte geldstromen die met de handel in hennep gepaard gaan de legale economie ondermijnen. Hij is kennelijk slechts uit geweest op eigen financieel gewin, en heeft die negatieve gevolgen voor de samenleving, waarvan ook hijzelf deel uitmaakt, voor lief genomen.
De verdachte heeft met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat de nacht die hij na zijn aanhouding in de politiecel heeft doorgebracht, indruk op hem heeft gemaakt, vooral omdat achteraf bleek dat ook zijn vrouw was aangehouden en in verzekering gesteld. Daarna is een periode van onzekerheid aangebroken die heel lang heeft geduurd. De verdachte wil deze periode afsluiten en verder gaan op de weg die hij is ingeslagen met zijn gezin, zijn werk en het aflossen van zijn schulden. Ook hier zal de rechtbank rekening mee houden.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is neergelegd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft volgens de uitleg die de Hoge Raad aan de redelijke termijn heeft gegeven, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op het moment van het verhoor en de inverzekeringstelling van de verdachte op 17 oktober 2018. Met betrekking tot het procesverloop constateert de rechtbank geen bijzondere omstandigheden. Derhalve is de redelijke termijn op het moment van de uitspraak van dit vonnis met bijna vier jaren overschreden.
Gelet op deze forse overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank het niet langer opportuun aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De ernst van de feiten rechtvaardigt wel oplegging van de maximale taakstraf. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als stok achter de deur, aangezien de bewezen verklaarde feiten niet als een incident kunnen worden beschouwd. Dit zijn immers de derde en de vierde kwekerij waar hij voor wordt veroordeeld.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen van 240 uren met aftrek van het voorarrest van twee dagen (naar rato van twee uren voor één in verzekering doorgebrachte dag). Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

7.Het beslag

Het pistool en de patroonhouder (vermeld onder de nummers 3 en 4 van de beslaglijst) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat feit 5 is begaan met betrekking tot dit pistool en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het vuurwerk (vermeld onder de nummers 5, 6 en 7 van de beslaglijst), de (kassa-)bonnen (vermeld onder de nummers 8 en 9 van de beslaglijst) en de documenten (vermeld onder de nummers 10 en 11 van de beslaglijst) kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.
De kentekenplaten (vermeld onder nummer 13 van de beslaglijst) lenen zich niet voor verbeurdverklaring zoals door de officier van justitie gevorderd of voor onttrekking aan het verkeer, nu geen verband kan worden vastgesteld tussen de kentekenplaten en de bewezen verklaarde feiten en uit het dossier niet volgt dat zij aan de verdachte toebehoren. Om die reden zal de rechtbank de bewaring hiervan ten behoeve van de rechthebbende bevelen.
Het papier (vermeld onder nummer 14) inhoudende het kweekschema voor de hennepkwekerij, is vatbaar voor verbeurverklaring, omdat dit een voorwerp betreft met behulp waarvan het feit is begaan. Hetzelfde geldt voor de handschoenen en het bouwmateriaal (vermeld onder de nummers 15, 16 en 17 van de beslaglijst).
Van de personenauto (vermeld onder nummer 2 van de beslaglijst) zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte bevelen zoals door de officier van justitie gevorderd, met dien verstande dat teruggave slechts kan plaatsvinden indien hierop niet tevens conservatoir beslag rust.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende
hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • papier (14), omschrijving: PL2300-2018005825-G1033972 kweekschema hennep;
  • handschoen (15), omschrijving: PL2300-2018005825-G1033909, Msafe;
  • handschoen (16), omschrijving: PL2300-2018005825-G1033927, Gebol;
  • bouwmateriaal (17), omschrijving: PL2300-2018005825-G1033937 kabelbinder;
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • wapen (3), omschrijving: PL2300-2018158642-G1122448, zwart, merk: Rohm;
  • patroonhouder (4), omschrijving: PL2300-2018158642-G1122466, zwart, merk: Rohm;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte:
  • vuurwerk (5), omschrijving: PL2300-2018005825-G1122429, Weco;
  • vuurwerk (6), omschrijving: PL2300-2018005825-G1122437;
  • vuurwerk (7), omschrijving: PL2300-2018005825-G1122438, Weco Arena Of Rocket;
  • 62 kassabonnen (8), omschrijving: PL2300-2018005825-G1122449;
  • 5 bonnen (9), omschrijving: PL2300-2018005825-G1122462;
  • document (10), omschrijving: PL2300-2018005825-G1122473;
  • 5 documenten (11), omschrijving: PL2300-2018005825-G1122462;
  • personenauto (2), [kenteken] , omschrijving: PL2300-2018005825-G1107865, Wit, merk: Fiat, chassisnr: [nummer] , bouwjaar 2007;
- gelast de bewaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
3 kentekenplaten ((13), omschrijving: PL2300-2018005825-G1033829.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2024.
Buiten staat
Mrs. Peters en Van de Pasch zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 januari 2018 te Voerendaal
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 2] , althans een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of
vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te
weten ongeveer 1723 hennepplanten,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 11 lid 5 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 24 januari 2018 te
Voerendaal
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 2] , althans een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
[naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 24 januari 2018 te
Voerendaal
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 2] , althans een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid water, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , althans een of meer anderen, althans
alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 95 hennepplanten, althans een aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art
47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2018 tot en met 17 oktober 2018 te
Hoensbroek, gemeente Heerlen
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , althans een of meer anderen, althans
alleen,
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
[naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (gas/alarm)pistool, van het merk Röhm, type RG 9, kaliber 6.35
millimeter Browning
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummers 2019062194, 2018005825, 2018012531, 2018158588 en 2018158642, gesloten op 23 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1160.