ECLI:NL:RBLIM:2024:60

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
10820370 \ CV EXPL 23-5270
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremie en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Tilburg, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde de veroordeling van de gedaagde tot betaling van een bedrag van € 178,81, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst, waarbij de gedaagde partij een achterstand had in de betalingen. De totale achterstand werd door de eisende partij vastgesteld op € 134,92, met een bijkomende wettelijke rente van € 3,89 tot de datum van dagvaarding op 9 november 2023, en een vergoeding van € 40,00 voor buitengerechtelijke kosten.

De gedaagde partij heeft de vordering niet betwist en erkent dat hij het geld niet heeft om te betalen, waardoor de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eisende partij voldoende onderbouwd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij als consument wordt beschouwd en dat er geen schendingen van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geconstateerd. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde partij een totaalbedrag van € 178,81 moet betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over het hoofdbedrag vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling, en dat hij ook de kosten van de procedure moet vergoeden, die zijn begroot op € 296,86. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10820370 \ CV EXPL 23-5270
Vonnis van de kantonrechter van 3 januari 2024
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert, samengevat, de veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 178,81, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Eisende partij heeft op grond van een met gedaagde partij gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij gedaagde partij in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens eisende partij € 134,92. Daarnaast is gedaagde partij aan haar de wettelijke rente verschuldigd. Eisende partij berekent de wettelijke rente tot 9 november 2023 (= datum van dagvaarding) op € 3,89. Voorts stelt zij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 40,00 voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
2.3.
Gedaagde partij weerspreekt de vordering niet. Hij heeft het geld niet om te betalen. Hij heeft nog steeds een achterstand, die steeds verder oploopt.

3.De beoordeling

3.1.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist.
3.2.
Eisende partij heeft haar vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.3.
Gedaagde partij heeft geen verweer meer gevoerd tegen de thans gevorderde vervallen wettelijke rente van € 3,89, zodat die - als op de wet gegrond - wordt toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 november 2023 (= datum van dagvaarding).
3.4.
Eisende partij maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van eisende partij de veertiendagenbrief aan gedaagde partij verzonden heeft en gedaagde partij de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.5.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 178,81, bestaande uit:
- € 134,92 aan hoofdsom
- € 3,89 aan vervallen wettelijke rente
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 134,92 vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling, zal worden toegewezen.
3.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,86
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 296,86

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 178,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 134,92 vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 296,86,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC