Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
- dagvaarding € 129,86
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Tilburg, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde de veroordeling van de gedaagde tot betaling van een bedrag van € 178,81, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst, waarbij de gedaagde partij een achterstand had in de betalingen. De totale achterstand werd door de eisende partij vastgesteld op € 134,92, met een bijkomende wettelijke rente van € 3,89 tot de datum van dagvaarding op 9 november 2023, en een vergoeding van € 40,00 voor buitengerechtelijke kosten.
De gedaagde partij heeft de vordering niet betwist en erkent dat hij het geld niet heeft om te betalen, waardoor de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eisende partij voldoende onderbouwd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij als consument wordt beschouwd en dat er geen schendingen van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geconstateerd. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde partij een totaalbedrag van € 178,81 moet betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over het hoofdbedrag vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling, en dat hij ook de kosten van de procedure moet vergoeden, die zijn begroot op € 296,86. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.