ECLI:NL:RBLIM:2024:596

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
10785455/AZ/23-147
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet van werknemer door werkgever Enersys B.V. en verzoek tot herstel van het dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Enersys B.V. [verzoeker] was sinds 1 december 2008 in dienst bij Enersys en werd op 14 september 2023 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde na een onderzoek naar het niet inleveren van bedrijfseigendommen, in dit geval batterijen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet onverwijld was gegeven, waardoor het niet rechtsgeldig was. Ook het voorwaardelijke ontslag op staande voet van 15 september 2023 werd vernietigd, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] niet onrechtmatig had gehandeld en dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor de verwijten. Het verzoek van [verzoeker] om herstel van het dienstverband werd toegewezen, evenals zijn verzoek om betaling van salaris en wettelijke verhogingen. De kantonrechter veroordeelde Enersys tot betaling van de proceskosten en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: 10785455 \ AZ VERZ 23-147
Beschikking van 7 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. N. van Heeckeren,
tegen
ENERSYS B.V.,
te Barendrecht,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Enersys,
gemachtigde: mr. R. Winters.

1.Inleiding

Kort gezegd gaat deze zaak over de vraag of de aan [verzoeker] gegeven ontslagen op staande voet terecht zijn gegeven. [verzoeker] meent van niet en wenst herstel van het dienstverband. Enersys vraagt, voor zover de kantonrechter dit verzoek zou toewijzen, om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op een aantal gronden. Partijen vragen beide om betaling van vergoedingen en schade.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • Het verzoekschrift van [verzoeker]
  • Het verweerschrift van Enersys tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek
  • De akte houdende eisvermeerdering tevens akte overlegging productie van [verzoeker]
  • De akten houdende overlegging producties van Enersys
  • De akte houdende eisvermeerdering van [verzoeker]
  • De spreekaantekeningen van [verzoeker]
  • De spreekaantekeningen van Enersys.
2.2.
Op 10 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van het daarbij besprokene heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

3.De feiten

3.1.
[verzoeker] , thans 64 jaar, is per 1 december 2008 bij Enersys in dienst getreden. De laatst vervulde functie was die van MP Technieker tegen een salaris van € 3.759,21 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en emolumenten.
3.2.
In 2016, 2018 en 2022 heeft Enersys aan [verzoeker] officiële waarschuwingen gegeven. In 2016 ging het over het dubbel ontvangen van een onkostenvergoeding, terwijl het in 2018 over het niet inleveren van een oude batterij ging en in 2022 over het verzamelen van oude batterijen door [verzoeker] die hij vervolgens zelf weer van de hand zou doen. Dit laatste is in strijd met het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden. [verzoeker] heeft in elk geval de brief van 14 juni 2016 ontvangen.
3.3.
Op 13 juli 2023 heeft [verzoeker] werkzaamheden verricht bij Wienerberger Narvik in Tegelen. Er zijn toen acht tractieblocx (hierna te noemen: batterijen) vervangen. Per e-mail van 13 juli 2023 informeerde Wienerberger Narvik bij Enersys of de oude batterijen zouden worden opgehaald of dat ze zich daar zelf van moesten ontdoen. Daarop antwoordde Enersys dat de serviceafdeling contact zou opnemen om een datum te bepalen waarop deze zouden worden opgehaald. Wienerberger Narvik heeft Enersys op 17 juli 2023 bericht dat [verzoeker] de batterijen inmiddels had opgehaald. [verzoeker] heeft deze batterijen op het buitenterrein van een loods, die door [familielid van verzoeker] wordt gehuurd, gestald.
3.4.
Eind juli 2023 is [manager] (hierna te noemen [manager] ), general manager van Enersys, er door [medewerker X] op geattendeerd dat de tractiebatterijen nog steeds niet waren ingeleverd. Dit was vlak voor de vakantie van [manager] .
3.5.
Media augustus 2023 heeft [manager] een onderzoek ingesteld.
3.6.
Op 14 september 2023 is [verzoeker] opgeroepen om op kantoor te komen. In een gesprek met [manager] is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Dit ontslag is per brief van 14 september 2023 bevestigd. Als reden voor het ontslag op staande voet werd aangegeven dat [verzoeker] , ondanks de waarschuwing in 2022, weer batterijen niet had ingeleverd en zich deze bedrijfseigendommen heeft toegeëigend. [verzoeker] heeft schriftelijk geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet.
3.7.
In het gesprek van 14 september 2023, en dit is herhaald in de brief van diezelfde datum, is [verzoeker] gesommeerd om de bedrijfsgoederen zoals de servicebus inclusief gereedschappen, de laptop en de telefoon in te leveren. [verzoeker] heeft daarop aangegeven eerst de privégoederen en -bestanden te willen verwijderen en dat hij dit na zijn vakantie zou doen.
3.8.
De deurwaarder is op 14 september 2023 bij [verzoeker] geweest om de bedrijfsgoederen op te halen. [verzoeker] heeft deze niet meegegeven.
3.9.
Bij brief van 15 september 2023 is [verzoeker] weer, voorwaardelijk, op staande voet ontslagen. Aan dit ontslag ligt de weigering om de bedrijfseigendommen in te leveren ten grondslag.
3.10.
Na zijn vakantie heeft [verzoeker] de privégoederen en -bestanden verwijderd en per e-mail van 25 september 2023 heeft hij Enersys laten weten dat alles opgehaald kon worden.
3.11.
Op 29 september 2023 is de bedrijfsbus opgehaald. Omdat [verzoeker] de sleutel mee had op een weekendje weg, is de bus afgesleept.
3.12.
Op 3 oktober 2023 zijn de batterijen opgehaald en 19 oktober 2023 de overige bedrijfseigendommen.

4.Het verzoek en het tegenverzoek en het daartegen gevoerde verweer

4.1.
Na twee wijzingen van eis, verzoekt [verzoeker] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
De opzeggingen van de arbeidsovereenkomst door Enersys d.d. 14 en 15 september 2023 te vernietigen;
Enersys te verplichten om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van deze beschikking toe te laten tot het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Enersys daarmee in gebreke blijft;
Subsidiair:
3. Enersys te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding ad € 166.243,68 bruto;
4. Enersys te veroordelen tot betaling van de resterende 228 verlofuren;
5. Enersys te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 11.277,63 bruto;
6. Enersys te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ad € 21.557,58 bruto;
Meer subsidiair:
7. Enersys te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ad € 21.557,58 bruto;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
8. Enersys te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen:
a. onder overlegging van deugdelijke salarisspecificaties, het netto equivalent van het bruto maandsalaris ad € 3.759,21 vanaf september 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
b. de wettelijke verhoging wegens niet tijdige betaling van het salaris vanaf september 2023;
c. de buitengerechtelijke incassokosten ad € 496,55;
d. de wettelijke rente over het onder a. gevorderde vanaf de 25e dag van iedere maand tot de dag van volledige betaling, over het onder b. gevorderde vanaf het moment van het verschuldigd zijn van de wettelijke verhoging tot de dag dat deze verhoging volledig aan [verzoeker] is betaald, en over het onder c. gevorderde vanaf de dag van deze beschikking tot aan de dag van volledige voldoening;
e. Enersys te veroordeling in de proceskosten.
4.2.
Enersys voert verweer tegen de verzoeken van [verzoeker] en stelt zich daarbij op het standpunt dat de ontslagen op staande voet terecht zijn gegeven en dat daaraan dringende redenen ten grondslag lagen.
4.3.
Enersys heeft een tegenverzoek ingediend en verzoekt daarin, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling van:
de schadevergoeding ex artikel 7:661 BW,
de schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 3.759,21,
  • [verzoeker] te veroordelen om de eigendommen van Enersys die hij op 8 november 2023 bij [bedrijf X] te Venlo heeft opgehaald onmiddellijk bij Enersys in te leveren, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat hij in gebreke blijft;
  • [verzoeker] te veroordelen zijn ‘afscheidstournee’ langs de klanten waar hij actief was onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat hij in gebreke blijft;
  • [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
4.4.
[verzoeker] voert verweer tegen de (voorwaardelijke) tegenverzoeken.

5.De beoordeling

In het verzoek
5.1.
Op de zitting heeft [verzoeker] laten weten dat hij herstel van de arbeidsovereenkomst wil en dat het subsidiair verzochte moet worden aangemerkt als verweer tegen de gewenste ontbinding van de arbeidsovereenkomst door Enersys. De kantonrechter zal hierna de verzoeken steeds apart bespreken.
De rechtsgeldigheid van het gegeven ontslag op staande voet op 14 september 2023
5.2.
Het geschil van partijen betreft de vraag of het door Enersys aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet van 14 september 2023 rechtsgeldig is.
5.3.
Op grond van artikel 7:677 Burgerlijk Wetboek (BW) is de werkgever bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de werknemer. Voor een ontslag op staande voet geldt dus een dubbele onverwijldheidseis: de werkgever moet de arbeidsovereenkomst onverwijld opzeggen en hij moet de werknemer onverwijld mededeling doen van de dringende reden. Een korte tijdspanne tussen de opzegging en de mededeling maakt niet zonder meer dat er geen sprake meer is van onverwijlde mededeling, De stelplicht en – bij voldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer – bewijslast van de aanwezigheid van de dringende reden en de onverwijldheid rust op de werkgever.
Voor het antwoord op de vraag of een ontslag al dan niet onverwijld is geschied, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden voor dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Indien bij een werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet, en hij zich, alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan, van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van een dergelijk onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrondbevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad. Wel dient steeds met de nodige voortvarendheid te worden gehandeld.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het op 14 september 2023 gegeven ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Dit ontslag is daarom niet rechtsgeldig gegeven. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
5.5.
Enersys wist eind juli 2023 dat de betreffende batterijen niet aanwezig waren bij de klant. [medewerker X] heeft dit gegeven eind juli 2023 ter kennis gebracht van [manager] . Het onderzoek naar de batterijen is echter pas gestart medio augustus 2023 na de vakantie van [manager] . Vervolgens heeft het nog tot 14 september 2023 geduurd voordat daadwerkelijk is overgegaan tot het verlenen van het ontslag op staande voet. Volgens Enersys is deze termijn gerechtvaardigd door het zomervakantie en het feit dat zij bij de transportonderneming, die voor Enersys de batterijcellen ophalen, navraag heeft moeten doen. De kantonrechter deelt deze mening niet. Zoals op de zitting is verklaard, was het voor Enersys erg belangrijk om te weten wat [verzoeker] met de betreffende batterijen had gedaan, zeker omdat zij, naar zij stelt, [verzoeker] hiervoor al eerder schriftelijk had gewaarschuwd. Gelet hierop had Enersys met meer voortvarendheid te werk moeten en kunnen gaan. De redenen die Enersys aanvoert vindt de kantonrechter onvoldoende redengevend en deze rechtvaardigen niet de termijn die tussen het moment dat de afwezigheid van de batterijen bekend waren bij Enersys en het ontslag op 14 september 2023. Deze termijn is in strijd met de in artikel 7:677 BW vereiste onverwijldheid en houdt daarom geen stand.
De rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet van 15 september 2023
5.6.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of niettemin het ontslag op staande voet van 15 september 2023 rechtsgeldig is gegeven. Ook dit ontslag is naar het oordeel van de kantonrechter niet rechtsgeldig vanwege het ontbreken van een dringende reden. Hiervoor is het volgende van belang.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor Enersys als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [verzoeker] , die ten gevolge hebben dat van Enersys redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] , zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
5.7.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 15 september 2023, dat [verzoeker] geweigerd heeft om de bedrijfseigendommen zoals de telefoon, laptop en bedrijfsbus in te leveren en deze daarom zonder recht of toestemming onder zich houdt. [verzoeker] voert hiertegen aan dat hij eerst de privégoederen uit de bus en de privébestanden van de telefoon en laptop wilde halen en dat hij dit na zijn vakantie wilde doen. Hij ging namelijk de dag erna op vakantie. [verzoeker] heeft dit meteen na thuiskomst van zijn vakantie ook gedaan. Bij e-mail van 25 september 2023 heeft [verzoeker] laten weten dat de bedrijfseigendommen opgehaald konden worden. Hoewel het wellicht praktisch gezien mogelijk moet zijn geweest voor [verzoeker] om de privébestanden van de computer en laptop bij thuiskomst te verwijderen en ook de privé eigendommen uit de bus bij thuiskomst op die 14e september meteen te verwijderen, zoals Enersys betoogt, vindt de kantonrechter zowel het verzoek om de privégoederen en -bestanden te mogen verwijderen als ook de termijn waarbinnen [verzoeker] dit heeft gedaan, niet onredelijk. Dat [verzoeker] niet aan het bevel van Enersys heeft voldaan om alles
meteen, dus op 15 september 2023, te leveren, levert daarom geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet. Dit houdt in dat de opzegging wordt vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat het dienstverband niet is beëindigd en nu nog voortduurt.
Toelaten werkzaamheden
5.8.
Omdat het dienstverband nog bestaat kan ook het verzoek van [verzoeker] om Enersys te verplichten [verzoeker] op straffe van een dwangsom toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, worden toegewezen. Door Enersys zijn geen redengevende feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Betaling salaris
5.9.
[verzoeker] verzoekt betaling van het netto equivalent van het brutosalaris ad € 3.759,21 vanaf september 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt. Omdat het dienstverband nog steeds voortduurt en [verzoeker] zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van de werkzaamheden, kan ook dit verzoek worden toegewezen. Enersys zal daarbij deugdelijke salarisspecificaties aan [verzoeker] moeten verstrekken.
De wettelijke verhoging
5.10.
Volgens artikel 7:625 BW heeft een werknemer recht op een wettelijke verhoging als het salaris niet op tijd wordt betaald en dat dit niet tijdig betalen is toe te rekenen aan de werkgever. Hiervan is sprake. Enersys heeft [verzoeker] ten onrechte op staande voet ontslagen en daarom geen salaris betaald. Het niet (tijdig) betalen is daarom toe te rekenen aan Enersys, zodat de gevraagde wettelijke verhoging kan worden toegewezen.
De buitengerechtelijke kosten
5.11.
[verzoeker] verzoekt betaling van een bedrag van € 496,55 aan buitengerechtelijke kosten. Ter onderbouwing stelt [verzoeker] dat Enersys bij brief van 10 oktober 2023 is gesommeerd tot betaling van het loon en de wettelijke verhoging. Het versturen van een enkele brief rechtvaardigt echter geen toewijzing van incassokosten, zodat deze worden afgewezen.
De wettelijke rente
5.12.
[verzoeker] verzoekt betaling van de wettelijke rente zoals omschreven in het verzoekschrift. De kantonrechter wijst deze toe over het te betalen salaris en de wettelijke verhoging.
De tegenverzoeken
De ontbinding
5.13.
Uit de inhoud van het verweerschrift volgt dat Enersys voorwaardelijk, voor het geval de gegeven ontslagen op staande voet geen stand houden, de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] wil ontbinden op de volgende gronden:
verwijtbaar handelen of nalaten: de e-grond
verstoorde arbeidsverhouding: de g-grond
de restgrond (door Enersys ten onrechte aangeduid als de verstoorde arbeidsverhouding): de h-grond
e cumulatiegrond (door Enersys ten onrechte aangeduid als de verstoorde arbeidsverhouding): de i-grond.
In het petitum zijn deze verzoeken echter niet opgenomen. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit een kennelijke vergissing is, en zal het verzoek van Enersys zo opvatten dat zij ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt op de gronden zoals hiervoor aangegeven.
De e-grond
5.14.
Enersys is van mening dat de gedragingen van [verzoeker] , die ook aan het ontslag op staande voet van 14 september 2023 ten grondslag hebben gelegen, als ernstig verwijtbaar handelen kwalificeren. Ondanks al eerder twee keer expliciet gewaarschuwd te zijn, heeft [verzoeker] de zich aan Enersys toebehorende oude batterijen toegeëigend. Dit onrechtmatig wegnemen is altijd verwijtbaar, en er is ook geen rechtvaardigingsgrond aanwezig. Door de twee eerdere officiële waarschuwingen is [verzoeker] nadrukkelijk gewezen op het onacceptabele karakter van de gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan, maar [verzoeker] heeft die waarschuwingen volgens Enersys in de wind geslagen.
5.15.
[verzoeker] betwist dat hij zich de batterijen onrechtmatig heeft toegeëigend. De betreffende klant wilde de batterijen niet op zijn terrein hebben staan, zodat [verzoeker] deze heeft meegenomen met de bedoeling deze bij de driemaandelijkse teamvergadering bij Enersys in te leveren. Dit was een heel gebruikelijke gang van zaken, en ter onderbouwing van dit standpunt legt [verzoeker] een aantal verklaringen van (oud)collega’s over. Door zijn vakantie is [verzoeker] vergeten om de batterijen bij Enersys aan te melden en in te leveren.
5.16.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Enersys gestelde feiten en omstandigheden geen (ernstig) verwijtbaar handelen opleveren. Voor dit oordeel is het volgende van belang. Vooropgesteld wordt dat het bij verwijtbaar handelen of nalaten gaat het om gedragingen waarbij het voor de werknemer van tevoren duidelijk is of zou moeten zijn dat ze niet door de beugel kunnen (kenbaarheidsbeginsel).
5.17.
Enersys verwijt [verzoeker] dat hij niet volgens het gebruikelijke protocol de batterijen heeft laten ophalen, maar dat hij deze zich heeft meegenomen en zich deze wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dit staat echter niet vast. Wel staat vast dat [verzoeker] de batterijen heeft meegenomen,. Ook staat vast dat Enersys geen handboek heeft waarin haar beleid met betrekking tot het inleveren van de batterijen is opgenomen. Enersys stelt dat het niet is toegestaan om eigendommen mee naar huis te nemen en dat deze regels door de voorganger(s) van de huidige directeur zijn aangescherpt en bij de overleggen en per e-mail zijn gecommuniceerd, maar deze stelling is niet onderbouwd of aangetoond. Een e-mail waarin helder de richtlijnen staan uitgelegd en die aan [verzoeker] is gestuurd, is niet in de procedure overgelegd. Ook staat niet vast dat [verzoeker] zich de batterijen heeft toegeëigend met de bedoeling deze te verkopen. Dit is slechts een aanname van Enersys en een onderbouwing daarvoor ontbreekt. Hoewel ook de lezing van [verzoeker] niet bevestigd kan worden, en al helemaal niet dat hij vergeten is bij Enersys te melden dat hij de batterijen mee had genomen, staat niet dan wel onvoldoende vast dat [verzoeker] de batterijen bewust heeft meegenomen en niet van plan was deze in te leveren. Toen Enersys eind juli 2023 ontdekte dat zij de batterijen mistte, had zij eenvoudigweg bij [verzoeker] navraag kunnen doen. Dat het om een vergissing ging is immers zeker niet uit te sluiten. De kantonrechter komt daarmee tot het oordeel dat verwijtbaar handelen of nalaten niet kan worden vastgesteld. Deze ontbindingsgrond faalt daarom.
De g-grond
5.18.
Enersys stelt verder dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Het vertrouwen is volledig verdwenen door het wegnemen van de batterijen en de weigering om de bedrijfseigendommen in te leveren. Ook hier wijst Enersys op de twee eerdere schriftelijke waarschuwingen.
[verzoeker] betwist dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding.
5.19.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Ter zitting heeft [verzoeker] aangegeven zich te zullen conformeren aan het beleid, dat kennelijk na het gegeven ontslag op staande voet op 14 en/of 15 september 2023 is aangescherpt, op schrift is gesteld en onder alle betreffende medewerkers is verspreid. Mocht het vertrouwen al geschaad zijn, zoals Enersys stelt, dan kan dit door naleving van de voorschriften hersteld worden. Dat de arbeidsrelatie
duurzaamverstoord is, staat dan ook geenszins vast. Deze ontbindingsgrond leidt daarom ook niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De h- en de i-grond
5.20.
Over deze aangevoerde gronden kan de kantonrechter kort zijn. Een onderbouwing daarvoor ontbreekt. De enkele verwijzing naar het gestelde in sectie 3 van het verweerschrift is onvoldoende. Aan deze ontslaggronden wordt daarom bij gebrek aan onderbouwing voorbij gegaan.
De schadevergoeding
5.21.
Enersys vraagt om de schadevergoeding ex artikel 7:661 BW toe te wijzen. Als onderbouwing voor dit verzoek geeft Enersys aan [verzoeker] opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld door de bedrijfsbus, en in het bijzonder een groot gedeelte van de gereedschappen die zich daarin behoren te bevinden, geweigerd heeft in te leveren en zich toe te eigenen. De kantonrechter wijst dit verzoek af omdat dit onvoldoende concreet is. Zo ontbreekt met name het schadebedrag dat moet worden toegewezen, terwijl ook niet vast staat welke gereedschappen aanwezig waren en welke niet zijn ingeleverd. De eenzijdig door Enersys opgestelde en overgelegde lijst is een onvoldoende onderbouwing.
Inlevering eigendommen
5.22.
Enersys vraagt om [verzoeker] te veroordelen om de eigendommen die hij op 8 november 2023 bij [bedrijf X] te Venlo heeft opgehaald onmiddellijk en op straffe van een dwangsom bij Enersys in te leveren. Daarbij laat zij na om aan te geven om welke eigendommen het exact gaat. Ook dit verzoek is daarom onvoldoende concreet en wordt afgewezen.
Staking afscheidstournee
5.23.
Enersys vraagt verder [verzoeker] te veroordelen om zijn “afscheidstournee” langs de klanten waar hij actief was op straffe van een dwangsom te staken. [verzoeker] betwist dat hij een afscheidstournee heeft gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat ook dit verzoek moet worden afgewezen. Naast het feit dat een rechtsgrond ontbreekt en Enersys niet heeft aangetoond dat [verzoeker] een afscheidstournee maakt, ontbreekt ook elk belang bij dit verzoek. En elk geval heeft Enersys niet aangegeven of gemotiveerd waarom [verzoeker] een afscheidstournee, als die al gemaakt wordt, zou moeten staken.
Kosten
5.24.
Enersys verzoekt betaling van de proceskosten inclusief de nakosten, de incassokosten en de kosten van [recherchebureau X] . Omdat alle verzoeken van Enersys worden afgewezen, is er geen plaats voor toewijzing van kosten. Ook dit verzoek wordt daarom afgewezen.
In het verzoek en het tegenverzoek
5.25.
Enersys wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht verzoek € 86,00
- salaris gemachtigde
€ 814,00
Totaal € 900,00
5.26.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.
5.27.
De kantonrechter zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

6.De beslissing

In het verzoek
6.1.
vernietigt de opzeggingen van de arbeidsovereenkomst door Enersys op 14 en 15 september 2023;
6.2.
verplicht Enersys om [verzoeker] binnen 14 uur na betekening van deze uitspraak toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tussen partijen is geëindigd, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 dat Enersys daarmee in gebreke blijft;
6.3.
veroordeelt Enersys om aan [verzoeker] te betalen:
onder overlegging van deugdelijke salarisspecificaties, het netto equivalent van het bruto maandsalaris ad € 3.759,21 vanaf september 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
de wettelijke verhoging wegens niet tijdige betaling van het salaris vanaf september 2023;
de wettelijke rente over het salaris van september 2023 vanaf de 25e dag van iedere maand tot de dag van volledige betaling, en over de wettelijke verhoging vanaf het moment van het verschuldigd zijn daarvan tot de dag dat deze verhoging volledig aan [verzoeker] is betaald;
In het tegenverzoek
6.4.
wijst alle verzoeken af,
In het verzoek en het tegenverzoek
6.5.
veroordeelt Enersys in de kosten van deze procedure aan de kant van [verzoeker] gevallen en tot heden begroot op € 900,00,
6.6.
veroordeelt Enersys als zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [verzoeker] volledig aan deze uitspraak voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 135,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
PLG