6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in de nacht van 6 december 2023 bij een winkelpand in de [adres] brand gesticht door vuilniszakken met een aansteker in brand te steken. Door de brand die hij heeft veroorzaakt is de ruit van de etalage gebarsten, is de winkelvoorraad beschadigd en is een deel van de winkel en de bovenwoning bedekt met roet. De verdachte heeft niet enkel materiële schade teweeggebracht, maar heeft ook gevaar doen ontstaan voor het welzijn en het leven van de zich op dat moment in de bovenwoning bevindende bewoonster. Door zijn handelen is de verdachte anderen ernstig tot overlast geweest en heeft hij gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt. De rechtbank neemt hem dat zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
In aanvulling op hetgeen hiervoor over de rapportages van de deskundigen is beschreven overweegt de rechtbank dat door de gedragsdeskundigen is vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie, PTSS, een ernstige (antisociale) persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van verschillende verdovende middelen. Deze psychische stoornissen waren volgens de deskundigen ook aanwezig ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde en hebben het handelen van de verdachte beïnvloed, zodat de verdachte als gevolg daarvan verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Bij de strafoplegging zal hiermee rekening worden gehouden.
De verdachte heeft een uitgebreid strafblad met overwegend geweldsdelicten. Door de deskundigen wordt het risico op recidive als (zeer) hoog ingeschat. Het risico op het plegen van geweld ontstaat vooral als zich situaties voordoen waarin de verdachte zijn gevoelens door zijn achterdochtige denkwijze niet onder controle heeft. Door emotionele instabiliteit, impulsiviteit, het onvermogen om zich in te leven in anderen en een gebrekkig probleem- en zelfinzicht kan hij lastig met dergelijke situaties omgaan en neemt de agressie toe.
Strafmaat
Gelet op de ernst van het feit kan enkel worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Alles afwegende, daarbij tevens in ogenschouw genomen dat de rechtbank de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar acht zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 274 dagen, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend en geboden, en zal zij de verdachte daartoe veroordelen.
Maatregel van terbeschikkingstelling
Zoals reeds overwogen komt de rechtbank op grond van de beschrijvingen en adviezen van de deskundigen tot het oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor er een (zeer) hoog recidiverisico blijft bestaan op soortgelijke delicten in de toekomst, indien behandeling daarvoor zal uitblijven. In het verleden is de verdachte al talloze keren veroordeeld vanwege onder meer geweldsdelicten. De algemene veiligheid van personen en goederen vereist dan ook de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling, om een einde te maken aan dit delictgedrag. Het bewezenverklaarde betreft een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Door de deskundigen is geadviseerd om deze maatregel van terbeschikkingstelling vorm te geven binnen een kader met dwangverpleging, gezien de complexe psychische problematiek, het (zeer) hoge recidiverisico en de noodzaak van een langdurige en intensieve behandeling binnen een gesloten omgeving.
Over het gepaste kader heeft de reclassering in haar advies van 9 augustus 2024 gelijkluidend geadviseerd. Zij adviseert negatief over een terbeschikkingstellingsmaatregel met voorwaarden, aangezien de verdachte zich niet in voldoende mate met behulp van voorwaarden laat sturen. De verdachte kan zich nauwelijks aan voorwaarden houden, niet zo zeer door onwil, maar omdat hij het simpelweg niet kan. Ter terechtzitting heeft de verdachte dat beeld desgevraagd ook bevestigd. Hij vindt de voorwaarden soms zwaar en acht het niet onwaarschijnlijk dat hij zich daar niet aan zal kunnen houden.
De rechtbank constateert dat zowel de deskundigen als de verdachte zelf eensgezind zijn over de lage kans van slagen van een terbeschikkingstellingsmaatregel binnen een voorwaardelijk kader. Langdurige begeleiding en behandeling binnen een hoog beveiligingsniveau is noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. De rechtbank zal de verdachte daarom ter beschikking stellen en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in de zin van artikel 38e Sr, aangezien door de brandstichting gevaar voor personen te duchten is geweest. De termijn van de terbeschikkingstelling is dan ook niet gemaximeerd.
Maatregel artikel 38z Sr
De rechtbank ziet, gelet op de langdurige behandeling en begeleiding die in het kader van de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling zal volgen, geen belang om tevens een maatregel in de zin van artikel 38z Sr op te leggen.