ECLI:NL:RBLIM:2024:5933

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
ROE 23/745
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen herhaalde weigering omgevingsvergunning voor woningbouw in Venlo

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen de herhaalde weigering van een omgevingsvergunning voor het veranderen van een gedeelte van een schuur tot woning aan de Lovendaalseweg 18A in Venlo. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend op 14 april 2021, maar deze was op 19 oktober 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Venlo geweigerd. De rechtbank had deze eerdere weigering op 4 januari 2023 vernietigd, omdat verweerder het beroep op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende had gemotiveerd. Tegen die uitspraak was geen hoger beroep ingesteld, waardoor deze onherroepelijk werd.

In de nieuwe procedure heeft de rechtbank moeten oordelen of de nieuwe weigering van de omgevingsvergunning opnieuw in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag onder de oude Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) viel, omdat deze was ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere uitspraak leidend was, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden waren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder in zijn nieuwe besluit voldoende had gemotiveerd dat de weigering van de omgevingsvergunning niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de argumenten van verweerder om geen gelijke gevallen aan te nemen, steekhoudend waren. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2024

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder,

(gemachtigde: mr. E.P.B. Moors).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder (opnieuw) geweigerd aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor het veranderen van een gedeelte van een schuur tot woning aan de [adres] in [woonplaats] .
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend en een aantal producties in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024.
Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Overgangsrecht
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 14 april 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Voorgeschiedenis
2. Eiseres heeft op 14 april 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het veranderen van een gedeelte van een schuur tot woning aan de [adres] in [woonplaats] .
2.1.
Bij besluit van 19 oktober 2021 heeft verweerder geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning aan eiseres te verlenen, omdat de op haar perceel gelegen langgevelboerderij in het verleden al in twee woningen is gesplitst en een derde woning op het perceel niet is gewenst.
2.2.
Eiseres heeft tegen het besluit van 19 oktober 2021 beroep ingesteld bij deze rechtbank die dat beroep bij uitspraak van 4 januari 2023 gegrond heeft verklaard voor zover verweerder het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd [1] . Partijen hebben tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld, waardoor de uitspraak onherroepelijk is.
2.3.
Ter uitvoering van genoemde uitspraak heeft verweerder opnieuw op de aanvraag van 14 april 2021 beslist en opnieuw geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Eiseres heeft daartegen (opnieuw) beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Waarover dient de rechtbank te oordelen?
3. Volgens de zogenoemde Brummen-rechtspraak leidt het niet instellen van hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank ertoe dat de rechtbank in de nieuwe procedure moet uitgaan van de juistheid van haar eerdere oordeel voor zover zij daarbij bepaalde gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden dan wel van een gewijzigd rechtsregime [2] .
3.1.
In de uitspraak van 13 oktober 2010 [3] heeft de Afdeling overwogen dat na vernietiging van een eerder besluit door eenzelfde appellant in beginsel geen nieuwe beroepsgronden kunnen worden ingebracht. Als het nieuwe besluit geen nadelige veranderingen inhoudt en er evenmin gewijzigde omstandigheden zijn, is inhoudelijke bespreking van nieuwe beroepsgronden niet aan de orde. Deze kunnen niet tot vernietiging leiden.
4. In verband met deze rechtspraak is het beroep in het onderhavige geval beperkt tot de vraag of verweerder alsnog toereikend heeft gemotiveerd dat de weigering van de omgevingsvergunning niet in strijd met gelijkheidsbeginsel is. In zijn brief van 1 mei 2024 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres overigens ook alle eerder ingediende beroepsgronden ingetrokken met uitzondering van de beroepsgrond dat verweerder het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. Ter vervanging van de beroepsgrond van eiseres daarover, heeft de toenmalige gemachtigde gewezen op de passage in het inleidend beroepschrift dat de archiefstukken, waarnaar verweerder verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt dat van gelijke gevallen (bijzondere status [hoeve] ) geen sprake is, niet in het geding zijn gebracht. De (toenmalige) gemachtigde van eiseres heeft erop gewezen dat verweerder niet op deze beroepsgrond is ingegaan en hij voert aan dat het daarom onduidelijk blijft welke archiefdocumenten aan het besluit ten grondslag liggen. Op grond daarvan is betoogd dat het bestreden besluit nog steeds onvoldoende is gemotiveerd en voor vernietiging in aanmerking komt.
Het oordeel van de rechtbank
5. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting alsnog de archiefstukken overgelegd, waarnaar in de nota van zienswijzen wordt verwezen. Uit die stukken blijkt dat wat in de nota van zienswijzen over de bijzondere status van de [hoeve] als rijksmonument en de bijzondere ontstaansgeschiedenis van de 6 woningen in het complex is vermeld, juist is. De opsplitsing in 5 woningen was in 1977 al gerealiseerd en is daarna in het opvolgend bestemmingsplan gelegaliseerd. Omdat het beroep enkel en alleen nog zag op het ontbreken van de stukken, waarnaar in de nota van zienswijzen werd verwezen, en die stukken alsnog in het geding zijn gebracht, is het beroep om die reden ongegrond.
6. Geheel ten overvloede en ter voorlichting van eiseres die niet op zitting is verschenen, overweegt de rechtbank nog dat de argumenten van verweerder om geen gelijke gevallen aan te nemen, hout snijden. De [hoeve] is een rijksmonument en de langgevelboerderij aan de [adres] niet. Binnen het rijksmonument is in lijn met de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid en het geldend beleid een ‘tweede’ woning (per bouwvlak) toegestaan binnen aaneengesloten bebouwing van een reeds bestaande woning. Aan de [adres] gaat het om toestaan van een nieuwe woning in een schuur bij een bestaande woning die eerder al is opgesplitst. Het bestemmingsplan staat wonen in een bijgebouw niet toe. Voor zover de gemachtigde van eiseres uit informatie op het omgevingsloket heeft geconcludeerd dat de schuur aan de [adres] onderdeel uitmaakt van het daarbij gelegen hoofdgebouw (de langgevelboerderij) en geen bijgebouw/bijbehorend bouwwerk bij die woning is, is die conclusie niet juist. De rechtbank heeft in de genoemde onherroepelijke uitspraak van 4 januari 2023 ook uitdrukkelijk overwogen dat het gaat om “het realiseren van een woning in de schuur bij de langgevelboerderij waarin reeds een tweede woning is gerealiseerd. De schuur waarop de omgevingsvergunningaanvraag ziet, is gelegen in een van beide bouwvlakken. De derde woning op het perceel c.q. de tweede woning binnen dit bouwvlak is dus niet toegestaan ingevolge het bestemmingsplan” [4] .
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.A. Timmers, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 2 september 2024
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 september 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.uitspraak van de Afdeling van 6 augustus 2003, ECLI:NL:RVS:20103:AI0801.
4.R.o. 7 van de uitspraak van 4 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:31.