In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 2 september 2024, wordt het beroep van eisers tegen de toekenning van een tegemoetkoming in de planschade aan de derde-partij beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de toekenning van planschade op de juiste wijze is vastgesteld, maar constateert tevens een schending van de redelijke termijn in de procedure. De zaak betreft een verzoek van de derde-partij om planschadevergoeding als gevolg van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een hotel. De rechtbank oordeelt dat de toekenning van € 23.000,- aan planschade door verweerder correct was, maar dat de procedure te lang heeft geduurd. De rechtbank wijst het beroep van eisers ongegrond en kent schadevergoeding toe aan zowel eisers als de derde-partij wegens de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de termijn voor een deel aan verweerder en voor een deel aan de rechtbank zelf is toe te rekenen. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 3.500,- aan eisers en de derde-partij, en de Staat tot betaling van € 1.500,- aan beide partijen. Daarnaast worden proceskosten vergoed.