In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De eiser had op 19 maart 2021 een aanvraag ingediend voor subsidie in het kader van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat deze niet betrekking had op energiebesparende maatregelen voor bestaande bouw, maar voor nieuwbouw. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten de aanvraag af te wijzen, aangezien de subsidieregeling specifiek gericht is op bestaande woningen en niet op nieuwbouw of (ver)nieuwbouw. De eiser had zijn woning afgebroken en opnieuw opgebouwd, waardoor de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de isolerende maatregelen die de eiser had getroffen, niet waren toegepast in een bestaande woning, maar in een (ver)nieuwbouwsituatie. De rechtbank benadrukte dat de subsidieregeling bedoeld is om energiebesparende maatregelen in bestaande woningen te stimuleren en dat nieuwbouwprojecten al onder de eisen van het Bouwbesluit vallen, waardoor er geen subsidie nodig is. De rechtbank concludeerde dat de minister de subsidie terecht had afgewezen, maar merkte op dat de bezwaarprocedure niet goed was verlopen en dat er fouten waren gemaakt aan de kant van de minister. Hierdoor moest de minister het betaalde griffierecht aan de eiser vergoeden.
De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de subsidieregeling en de voorwaarden waaronder subsidie kan worden verleend. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak.