ECLI:NL:RBLIM:2024:5906

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
03.151649.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een honkbalknuppel tijdens burenruzie

Op 30 augustus 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 mei 2024 in Landgraaf geprobeerd heeft een buurman te doden. De verdachte, die zich in detentie bevond, heeft het slachtoffer meermalen met een aluminium honkbalknuppel op het hoofd en lichaam geslagen tijdens een burenruzie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, ondanks dat er geen bewijs was voor vol opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich welwillend had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De verdachte werd bijgestaan door mr. R.W.P. Krijnen, terwijl het slachtoffer zich als benadeelde partij voegde in het proces, vertegenwoordigd door mr. S.L.R. Hensen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van het voorarrest, en kende het slachtoffer een schadevergoeding toe van € 4.030,48, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in het kader van een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.151649.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
thans gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.W.P. Krijnen, advocaat kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 augustus 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zijn gemachtigde mr. S.L.R. Hensen, advocaat kantoorhoudende te Urmond, is op de terechtzitting gehoord. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden, dan wel hem zwaar heeft mishandeld, dan wel daartoe een poging heeft gedaan door hem meermalen met een (aluminium) honkbalknuppel op het hoofd en tegen het lichaam te slaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de poging tot doodslag, zoals primair is tenlastegelegd.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat op grond van de aangifte van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), de getuigenverklaring, het snapchatfilmpje en de letselrapportage bewezen kan worden dat de verdachte op 3 mei 2024 het slachtoffer met een aluminium honkbalknuppel meermalen op zijn hoofd en tegen zijn lichaam heeft geslagen. De verdachte heeft eerder verklaard dat hij het slachtoffer enkel op zijn benen heeft geslagen. Het letsel daarentegen – een schedelfractuur en een hersenbloeding – past bij uitstek bij de verklaring van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat het wel zou kunnen dat hij het slachtoffer per ongeluk met de honkbalknuppel op zijn hoofd heeft geraakt. Hoewel er geen bewijs is voor vol opzet van de verdachte, heeft hij met zijn gedragingen wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De verdachte had op zijn minst voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer en daarom is er sprake van een poging tot doodslag.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat de verdachte met opzet op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De verdachte heeft enkel een aantal keren van boven zijn hoofd naar beneden geslagen met de honkbalknuppel. Hij had hierbij niet de bewuste intentie om het hoofd van het slachtoffer te raken, en heeft met zijn handelen dan ook naar het oordeel van de verdediging niet willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer aanvaard. Dit was anders geweest als de verdachte bewust (meerdere malen) op het hoofd van het slachtoffer had gericht.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Het tenlastegelegde speelt zich af in de context van een maandenlange burenruzie tussen de familie van slachtoffer [slachtoffer] en de familie van de verdachte. De verdachte woont op de [adresgegevens verdachte] ; [slachtoffer] woont op nummer [adres] . Over en weer zijn er beschuldigingen van pesterijen en bedreigingen.
Op 3 mei 2024 vindt (wederom) een woordenwisseling plaats, ditmaal tussen [slachtoffer] en de partner van de verdachte. De verdachte rent hierop vanuit zijn woning naar buiten, gewapend met een metalen honkbalknuppel, richting [slachtoffer] .
3.3.1.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] doet op 3 mei 2024 aangifte van zware mishandeling gepleegd op de [adres] te Landgraaf [2] en verklaart onder meer als volgt:
Op vrijdag 3 mei 2024, omstreeks 15.15 uur, werd ik geslagen door een persoon. Ik voelde dat hij mij zes à zeven keer sloeg. Ik voelde dat ik geraakt werd op mijn hoofd, armen, benen en torso.
[slachtoffer] verklaart in een (aanvullend) proces-verbaal [3] onder meer als volgt:
Gisteren vrijdag 3 mei, omstreeks 17.15 uur stapte ik uit mijn auto en begon de buurvrouw van nummer [adresgegevens verdachte] tegen mij te schreeuwen. […] Toen zij begon te schreeuwen liep ik richting mijn woning. […]
Ik liep toen naar mijn voordeur, ik deed de sleutel in het slot en toen hoorde ik iets aankomen, het klonk alsof iets door de bosjes kwam, maar voordat ik mij kon omdraaien voelde ik een harde klap aan de linkerzijde van mijn lichaam. Doordat alles zo snel ging, kan ik mij niet precies herinneren waar de klap was. Ik voelde op dat moment niet veel door de adrenaline. Ik zag hierna dat het de buurman van nummer [adresgegevens verdachte] was. Door die klap viel ik naar binnen de gang van mijn woning in. Ik draaide mij meteen op mijn rug, om mij te kunnen verdedigen. Ik zag dat hij boven mij stond. Ik zag dat hij een ijzerkleurige knuppel in zijn handen had. Ik zag en voelde dat hij de voordeur met kracht open deed. Ik zag en voelde dat hij meerdere harde klappen met de knuppel gaf. Ik voelde dat hij mij op de linkerkant van mijn hoofd raakte. Ik voelde mij op dit moment verdoofd en hoorde zeker 30 seconden tot 1 minuut een piep in mijn hoofd, ik wist niet wat er gebeurde. […]
Terwijl ik op de grond lag, voelde ik meerdere harde rake klappen op mijn linkerarm en schouder, maar ook op mijn rechterknie. […]
Ik heb hier nog steeds pijn aan en kan mijn linkerarm niet normaal bewegen. Ik heb een schedelbreuk, hier zijn foto’s van gemaakt in het ziekenhuis. De wond in mijn hoofd is gehecht. […]
Getuige [getuige] [4] verklaart het volgende:
[…] Wij, [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt [slachtoffer] )en ik, kwamen van de winkel terug. [slachtoffer] en ik zijn vrienden van elkaar. Wij stapten uit de auto en de buurvrouw van [slachtoffer] , van nummer [adresgegevens verdachte] kwam naar buiten. Ik hoorde dat zij met verheven stem tegen [slachtoffer] praatte. […] Ik zag dat [slachtoffer] bij de voordeur van zijn woning, nummer [adres] , stond. Precies op dat moment zag ik dat de buurman van nummer [adresgegevens verdachte] , uit zijn woning rende met een knuppel in zijn rechterhand. Ik zag dat hij deze boven zijn hoofd tilde en op [slachtoffer] af rende.
Ik zag dat [slachtoffer] met zijn gezicht naar de voordeur stond. Ik zag toen dat de man richting [slachtoffer] rende en hem met de knuppel op de achterzijde van zijn hoofd sloeg. Ik hoorde een dof geluid toen dit gebeurde. Ik zag dat [slachtoffer] naar voren viel. Ik zag dat hij de gang in viel.
Ik zag dat de man meerdere malen, ik schat 6 à 7 keer, op [slachtoffer] in sloeg. […] Ik zag niet precies waar hij geraakt werd, ik zag alleen dat de man meerdere malen op [slachtoffer] in sloeg. Ik hoorde doffe klappen. […]
De politie omschrijft de honkbalknuppel in een proces-verbaal van bevindingen [5] als volgt:
Via de website [internetsite] kwam ik erachter dat de knuppel van aluminium is. De knuppel via deze site is vergelijkbaar met de knuppel wat ik zie. De lengte is 85 centimeter. Het gewicht is 685,5 gram. […]
Het snapchatfilmpje verstrekt door een vriendin van [slachtoffer] [6] is bekeken door de politie. De politie relateert daarover onder meer:
Ik zie op tijdstip 00:00 en 00:01 dat dhr. [verdachte] zijn rechtervoet op de middelste traptrede heeft staan. Ik zie dat dhr. [verdachte] zijn linkervoet in de woning heeft staan. Ik zie dat dhr. [verdachte] de honkbalknuppel over zijn hoofd naar achteren beweegt en vervolgens zie ik de honkbalknuppel snel naar voren bewegen.
Ik zie op tijdstip 00:01 dat dhr. [verdachte] nogmaals de honkbalknuppel naar achteren beweegt en vervolgens met een flinke snelheid naar voren beweegt. Ik zie nu ook dat hij de honkbalknuppel met beide handen vast heeft. Ik zie dat dhr. [verdachte] met zijn bovenlichaam naar beneden beweegt. Ik zie tevens ook iets in de deuropening op de grond liggen. […]
Ik zie op tijdstip 00:02 dat de voordeur beweegt in de richting van dhr. [verdachte] . Ik zie dat dhr. [verdachte] zijn linkerarm gebruikt om de voordeur tegen te houden en met zijn rechterhand de honkbalknuppel vast heeft. Ik zie dat dhr. [verdachte] de honkbalknuppel boven zijn hoofd houdt.
Ik zie op tijdstip 00:03 dat dhr. [verdachte] zijn rechtervoet nu ook in de woning heeft staan. Ik zat dat dhr. [verdachte] de deur helemaal openmaakt en in de woning staat. Ik zie dat dhr. [verdachte] met zijn rechterarm, waar hij de honkbalknuppel mee vast heeft, naar voren beweegt en vervolgens met een flinke snelheid naar beneden beweegt. Ik zie dat dhr. [verdachte] met zijn bovenlichaam naar beneden beweegt. […]
Op 5 mei heeft 2024 heeft er bij [slachtoffer] forensisch letselonderzoek plaatsgevonden. [7] Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Beschrijving en typering van het letsel
1. Hoofd
Linksachter op de behaarde hoofdhuid is een huiddoorbreking met 4 hechtdraden en met een lengte van ongeveer 5 cm zichtbaar. […]
Soort verwonding
Het letsel beschreven onder punt 1 betreft, mede op basis van de medische gegevens, een scheurwond. Een scheurwond ontstaat ten gevolge van een stomp trauma onder invloed van druk of over(s)trekking van de huid. […]
Aanwezigheid inwendig letsel
Er zijn aanwijzingen voor inwendig letsel namelijk een subarachnoïdale bloeding en een fractuur van de schedel. […]
Verwachte genezingsduur
De verwachte genezingsduur betreft circa 4 tot 6 weken.
Conclusie:
Een scheurwond van het hoofd, een fractuur van de schedel, een oppervlakkige en een diepe schaafwond van de rug, een kras en een oppervlakkige schaafwond op de linker elleboog, een kneuzing en een oppervlakkige schaafwond van de linker handrug en een bloeduitstorting van de rechter handpalm.
Bijlage B:
Symptomen
De symptomen passend bij een subarachnoïdale bloeding zijn: hevige hoofd- en nekpijn, die van het ene op het andere moment ontstaan. Soms ontstaat een acuut comateus beeld.
De verdachte ontkent tegenover de politie [8] dat hij het slachtoffer met de honkbalknuppel op het hoofd heeft geslagen: hij heeft het slachtoffer slechts op zijn armen en benen geslagen. De verwondingen aan het hoofd zijn wellicht ontstaan doordat [slachtoffer] is gevallen, of doordat de voordeur van zijn woning tegen diens hoofd is aangekomen.
Ter terechtzitting verklaart de verdachtedat hem dat bij nader inzien onlogisch lijkt, en dat hij wellicht toch het slachtoffer op het hoofd heeft geraakt, maar dat zou dan per ongeluk zijn gebeurd.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband, vast dat de verdachte op 3 mei 2024 in de gemeente Landgraaf [slachtoffer] meermalen met een (aluminium) honkbalknuppel heeft geslagen.
Slaan op het hoofd?
Ten aanzien van het slaan op het hoofd overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van het slachtoffer en de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat de verdachte [slachtoffer] meermalen met een honkbalknuppel heeft geslagen, onder andere op diens hoofd. Deze verklaringen vinden steun in de bevindingen van de forensisch arts omtrent het letsel aan het hoofd van [slachtoffer] (te weten: een hersenbloeding en een schedelfractuur). De gevolgen passen bij het slaan met een honkbalknuppel. De rechtbank acht om die reden het slaan tegen het hoofd bewezen, alsook het causale verband tussen het letsel van het slachtoffer en het slaan met de honkbalknuppel tegen diens hoofd en lichaam door de verdachte.
Poging tot doodslag?
De rechtbank constateert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal is om vast te stellen dat de verdachte vol opzet had op de dood van [slachtoffer] . Het proces-verbaal biedt daartoe onvoldoende aanwijzingen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank stelt voorop dat van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval op de dood van het slachtoffer – sprake is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Bij de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Van de honkbalknuppel is gerelateerd dat deze van aluminium was en ruim 685 gram woog. Op basis hiervan, in combinatie met van de beschrijving van het snapchatfilmpje waarin wordt beschreven dat de verdachte de knuppel met grote snelheid bewoog, stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer] met kracht op diens hoofd heeft geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat delen van het hoofd dusdanig kwetsbaar zijn dat, indien daarop met kracht met een hard voorwerp wordt geslagen, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Door met kracht tegen het hoofd te slaan met een hard voorwerp kunnen de hersenen makkelijk worden beschadigd waardoor onmiddellijk levensgevaar of de dood intreedt. Met zijn handelen heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daardoor zou kunnen komen te overlijden. De uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen was zodanig dat het niet anders kan zijn dan dat dit was gericht op de dood van [slachtoffer] . Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair:
op 3 mei 2024 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een aluminium (honkbal)knuppel tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de straf bij een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
De verdediging heeft bepleit om bij een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een taakstraf van 240 uren en met een (behoorlijke) voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan dezelfde bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden als eerder aan de verdachte zijn opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] . Na maandenlange pesterijen en bedreigingen (over en weer) was bij de verdachte de maat vol. Toen hij zag dat [slachtoffer] wederom een woordenwisseling had met zijn partner, heeft de verdachte een honkbalknuppel ter hand genomen en daarmee het slachtoffer met kracht op zijn hoofd en tegen zijn lichaam geslagen. Het slachtoffer heeft hieraan een hersenbloeding en een schedelfractuur overgehouden. Dat het slachtoffer uiteindelijk niet is komen te overlijden, is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan. Hij heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor andermans lichamelijke integriteit. Doordat het voorval plaatsvond in de woning van het slachtoffer, is hiermee bovendien zijn gevoel van veiligheid ernstig aangetast.
Doodslag is een zeer ernstig strafbaar feit. In de heersende jurisprudentie worden voor een voltooide doodslag gevangenisstraffen opgelegd van gemiddeld 6 tot 8 jaren. Nu het hier bij een poging is gebleven, is een lagere straf op zijn plaats.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn strafblad. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder een mishandeling in het kader van een ‘burenruzie’. Hiervoor is de verdachte een deels voorwaardelijke straf opgelegd, met als een van de voorwaarden dat de verdachte zich ambulant laat behandelen. Doel hiervan was om het risico op herhaling tegen te gaan. Uit het reclasseringsadvies ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris blijkt echter dat de verdachte zich onttrokken heeft aan deze behandeling omdat het hem allemaal te veel werd. Als de verdachte zich hier niet aan had onttrokken, had het onderhavige feit wellicht niet plaatsgevonden. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de maat voor hem vol was en dat hij het slachtoffer om die reden ‘een lesje wilde leren’. Deze houding acht de rechtbank zorgwekkend voor de toekomst.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het letsel bij het slachtoffer, het strafblad van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat slechts een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank zal dan ook aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte inmiddels in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 14.943,40, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Van de gevorderde schadevergoeding ziet € 5.943,40 op materiële schade en € 9.000,00 op immateriële schade. Deze gevorderde materiële schade is opgebouwd uit de navolgende posten:
zaakschade: € 678,00
medische kosten: € 25,00
reiskosten: € 60,46
kosten zonder nut: € 179,94
verlies aan verdienvermogen: € 5.000,00
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de hotelovernachtingen en de kapotte telefoon dient te worden afgewezen, nu dit geen rechtstreekse schade betreft. De gemaakte reiskosten van en naar het hotel (€ 54,98) dienen om dezelfde reden te worden afgewezen.
Daarnaast acht de officier van justitie de posten b, d en e onvoldoende onderbouwd. Zij verzoekt de rechtbank dan ook om de benadeelde hierin niet ontvankelijk te verklaren.
De gemaakte reiskosten met betrekking tot het ziekenhuis (€ 5,48) acht de officier van justitie wel toewijsbaar.
Ten aanzien het gevorderde smartengeld stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dit dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,00. Zij verzoekt om de benadeelde hierin voor het overige niet ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie verzoekt om het toe te wijzen bedrag van in totaal € 1.005,48 te vermeerderen met de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de posten zaakschade, de reiskosten met betrekking tot het hotel en het verlies aan verdienvermogen dienen te worden afgewezen nu dit geen rechtstreekse schade betreft. Daarnaast zijn deze posten onvoldoende onderbouwd.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de schadepost medische kosten (€ 25,00) en de reiskosten die gemaakt zijn in verband met het ziekenhuisbezoek (€ 5,48) .
Ten aanzien van de post ‘kosten zonder nut’ heeft de verdediging aangevoerd dat deze onvoldoende is onderbouwd, en de benadeelde in de vordering in zoverre derhalve niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ook met betrekking tot het gevorderde smartengeld stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende onderbouwd is en er weinig duidelijkheid bestaat over de gevolgen van het tenlastegelegde voor het slachtoffer.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast de door de benadeelde [slachtoffer] gevorderde posten medische kosten
(€ 25,00) en een deel van de gevorderde reiskosten (€ 5,48), te weten de kosten die gemaakt zijn in verband met het ziekenhuisbezoek, in rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit. Deze posten komen de rechtbank niet onredelijk en ongegrond voor en zullen daarom worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de posten zaakschade (€ 678,00) en de reiskosten die gemaakt zijn in verband met de hotelovernachting (€ 54,98) niet in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze posten dan ook afwijzen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de posten kosten zonder nut (€ 179,94) en het verlies aan verdienvermogen (€ 5.000,00), die door de verdediging zijn betwist, onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde in zoverre niet ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het recht daarop slechts bestaat voor zover artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek dit recht erkent. De aard en ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit brengen mee dat ook zonder onderbouwing van enig geestelijk letsel aan de zijde van de benadeelde kan worden vastgesteld dat het slachtoffer in zijn persoon is aangetast. De rechtbank schat het schadebedrag naar redelijkheid op € 4.000,00. Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade is de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering.
Totale schade
De rechtbank zal de schade toewijzen tot een bedrag van in totaal € 4.030,48, bestaande uit 30,48 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2024 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 4.030,48 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 mei 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door de verdachte niet (volledig) wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 50 dagen, waarbij geldt dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
-
wijst gedeeltelijk toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 4.030,48, bestaande uit € 30,48 materiële schade en € 4.000 immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 3 mei 2024;
  • wijstde vordering voor zover deze ziet op ‘zaakschade’ en het restant van de gevorderde ‘reiskosten’
    af;
  • bepaaltdat de vordering van
    [slachtoffer]voor de overige gevorderde schade
    niet-ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • verstaat dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. K.G. Witteman en mr. H.E.G. Peters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Z. Houkes, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 augustus 2024.
Buiten staat
Mr. J.M.E. Kessels is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 3 mei 2024 in de gemeente Landgraaf
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een aluminium (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 3 mei 2024 in de gemeente Landgraaf
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding
en/of schedelfractuur, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met
een aluminium (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd
en/of lichaam van die [slachtoffer] te slaan;
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 3 mei 2024 in de gemeente Landgraaf
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, met een aluminium (honkbal)knuppel, althans een
hard voorwerp, tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024071731, gesloten d.d. 1 juni 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 75.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , d.d. 3 mei 2024, pg. 6.
3.Proces-verbaal (aanvullend), d.d. 4 mei 2024, pg. 9-10.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , d.d. 4 mei 2024, pg. 15.
5.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 mei 2024, pg. 18.
6.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 mei 2024, pg. 25-26.
7.Forensisch medisch letselrapportage zonder benoeming als gerechtelijk deskundige (aanvullend proces-verbaal), d.d. 11 juni 2024, zonder doornummering.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 mei 2024, pg. 49-53.