ECLI:NL:RBLIM:2024:583

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
03/265648-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade en verduistering door jeugdwerker

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade en verduistering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een beroepsverbod opgelegd voor de duur van negen jaar voor het uitoefenen van het beroep van jeugdwerker. De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling, waarbij hij jongeren selecteerde om geweldshandelingen uit te voeren die door hem werden geregisseerd. Hij beloonde deze jongeren met giften en geld. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering van bijna € 6.000,- van zijn schoonzus door geldbedragen te verschuiven tussen haar bankrekeningen en die van hemzelf en zijn voormalige echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ziel was van de strafbare onderneming en dat hij de uitvoerders van de geweldshandelingen benaderde en hen instructies gaf. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdachte ontkende dat hij geweld had gepleegd of bedreigingen had geuit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de uitlokking van mishandeling, omdat zijn handelingen als medeplegen zijn aangemerkt. De verdachte is ook vrijgesproken van de tenlastegelegde dwang, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij geweld of bedreigingen had gebruikt om anderen te dwingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij immateriële schadevergoeding is toegekend aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/265648-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1978, hierna: (de) verdachte,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.P. Ruysink, advocaat kantoorhoudende te Bunde.

1.Onderzoek van de zaak.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 januari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door
mr. R. Odink. Mr. Odink is tevens verschenen voor de benadeelde partij [slachtoffer 2] . Mr. K. Valkeneers is verschenen voor de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Mr. H.M.W. Daamen is verschenen voor de benadeelde partij [slachtoffer 4] . [slachtoffer 5] is ter terechtzitting verschenen als gemachtigde van benadeelde partij [slachtoffer 6] .
De benadeelde partijen, althans hun vertegenwoordigers, zijn op de terechtzitting gehoord en de rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 6 februari 2024 waarna aansluitend uitspraak is gedaan.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, nadat ter terechtzitting van 11 juli 2023 en ter terechtzitting van
16 januari 2024 respectievelijk aanpassing van de omschrijving van feiten in, dan wel wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:meermalen in vereniging met anderen [slachtoffer 7] (hierna: [slachtoffer 7] ), [slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8] ) en/of [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) met voorbedachten rade heeft mishandeld;
Feit 2:[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), [slachtoffer 9] (hierna: [slachtoffer 9] ), [slachtoffer 10] (hierna: [slachtoffer 10] ),
[slachtoffer 11] (hierna: [slachtoffer 11] ), [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ), [slachtoffer 12] (hierna: [slachtoffer 12] ), [slachtoffer 13] (hierna: [slachtoffer 13] ), [slachtoffer 14] (hierna: [slachtoffer 14] ) en/of anderen meermalen in vereniging met anderen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 1] met voorbedachten rade hebben mishandeld, welk strafbaar feit verdachte opzettelijk heeft uitgelokt;
Feit 3, primair:[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] door (bedreiging met) geweld wederrechtelijk heeft gedwongen zich te laten mishandelen en [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] door (bedreiging met) geweld wederrechtelijk heeft gedwongen een of meer personen te mishandelen,
subsidiair,heeft gepoogd door (bedreiging met) geweld voornoemde personen wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden;
Feit 4, primair:met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bankrekening ten name van [slachtoffer 6] heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal € 5.997,93 door gebruik te maken van internetbankieren, tot het gebruik waarvan verdachte alleen gerechtigd was voor het regelen van de bankzaken van voornoemde [slachtoffer 5] ,
subsidiair,opzettelijk een geldbedrag van in totaal € 5.997,93 toebehorend aan [slachtoffer 5] heeft verduisterd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met wisselende anderen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 1] heeft mishandeld door de handelingen zoals die onder feit 1 in de tenlastelegging zijn vermeld. Zij verwijst naar de verklaringen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 1] , maar ook naar de verklaringen van [slachtoffer 14] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] , de door verdachte opgenomen filmpjes en de inhoud van het chatverkeer op de telefoon van de verdachte. Daarnaast verwijst zij naar de overschrijvingen die zijn aangetroffen op de bankrekeningen van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] , waaruit blijkt dat zij door de verdachte werden betaald om het slachtoffer te spelen in zijn filmpjes.
Feit 2
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen die reeds onder feit 1 staan genoemd, komt de officier van justitie tevens tot een bewezenverklaring van uitlokking van mishandeling met voorbedachten rade. Als uitlokkingsmiddelen benoemt de officier van justitie het benaderen van de jongeren, het geven van instructies aan de jongeren tot welke intimiderende en vernederende (gewelds-)handelingen zij mochten overgaan en het faciliteren van de middelen (zoals bijvoorbeeld een ruimte en slag- of stootwapens) daartoe. Daarnaast stelde verdachte de jongeren geld en luxe goederen in het vooruitzicht.
Feit 3
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 7] het slachtoffer is geworden van dwang door verdachte, omdat hij werd bedreigd door verdachte om aan de filmpjes mee te werken op het moment dat hij aangaf daarmee te willen stoppen.
De officier van justitie verzoekt met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer 8] tot vrijspraak van dwang, omdat [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij het voor het geld deed en dat hij zich niet gedwongen heeft gevoeld.
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van dwang bij de jongeren [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] . Zij wijst erop dat uit de verklaringen van de jongeren blijkt dat zij onder druk werden gezet. Zij verwijst naar de kwetsbare positie van de jongeren, onder meer door hun jonge leeftijd en het feitelijk overwicht dat de verdachte op de jongens had door zijn functie van jongerenwerker en zijn positie in de gemeenschap [wijk] .
Feit 4
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een bedrag van € 5.997,93 heeft gestolen van [slachtoffer 6] . De toenmalige echtgenote van verdachte heeft namens haar zus aangifte gedaan, waarin zij heeft verklaard dat verdachte de financiën van haar zus regelde en dat zij op enig moment onregelmatigheden hierin heeft ontdekt. Uit het financiële onderzoek dat is gedaan, is vervolgens gebleken dat verdachte voornoemd bedrag heeft weggenomen van de rekening van zijn schoonzus.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] het door de wetgever bij de strafbaarstelling van mishandeling beschermde belang, namelijk bescherming van het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit, tegen betaling hebben opgeofferd. Het is mogelijk om tot een bewezenverklaring van uitlokking van mishandeling te komen, maar het geringe beschermde belang neemt de strafbaarheid voor een groot gedeelte weg.
De verdediging verzoekt de rechtbank voorts om de verklaringen van zowel de ‘slachtoffers’ als de ‘daders’ te bekijken in het licht van beïnvloeding door de verhalen in de sociale media nadat verdachte was aangehouden. Tevens moet rekening worden gehouden met het gegeven dat bijna alle daders kunnen zijn beïnvloed door het advies van [naam 1] , een medewerker van [instantie] , voordat zij bij de politie zijn gehoord.
Met betrekking tot feit 4 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdachte heeft alle transacties op de bank-/spaarrekening van zijn schoonzus met toestemming van zijn voormalige echtgenote geregeld die gemachtigd was voor de rekeningen van haar zus.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen feit 1
Op 2 augustus 2021 heeft [naam 2] , de moeder van [slachtoffer 2] , de gsm [2] van haar zoon bij de politie afgegeven met het verzoek om deze telefoon te onderzoeken. Zij had namelijk op die telefoon een aantal berichten, foto’s en filmpjes aangetroffen die zij zeer verontrustend en schokkend vond. [3]
Bij het bekijken van de gsm door de politie zijn onder andere op de aangegeven data de navolgende gesprekken aangetroffen tussen [slachtoffer 2] (roepnaam [naam 3] ) en een persoon genaamd ‘ [verdachte] ’:
- 2 maart 2021.
[naam 3] : moet na politie verklaring
[verdachte] : oh enne
[naam 3] : van die [naam 5] waar ik die rechtzaak van heb daar moet ik vandaag verklaring van
gaan doen
[verdachte] : wees slim he
- 20 mrt 2021[verdachte] : ben aan het denken om samen met jou [slachtoffer 7] op te halen
[naam 3] : ben wel bij pap zou jij me hier dan kunnen halen heb men handschoenen mee
[verdachte] : perfect, leren jas toevallig je moet er wel perfect uitzien, dan gaan we hem morgen afzeiken
[naam 3] : is goed, heb dr zin in
[verdachte] : goed zo
[naam 3] : hoe laat wil je gaan
[verdachte] : ik app je morgen rond 11 uur, ergens begin middag gaan we hm ophalen in hoensbroek, afzeiken, dan terug brengen
[naam 3] : is goed, heb dr zin in, is die jongen er ook vandaag bij of is die morgen van mij
[verdachte] : voor jou
[naam 3] : hij gaat ze krijgen, en hij gaat bang voor me worden, die krijgt het zwaar
[verdachte] : pum wordt toch iets vroeger, 10.30 ben ik bij je
[naam 3] : is goed geen probleem heb dr zin in
[verdachte] : zorg dat je strak in het pak staat, haartjes goed, zonnebril, horloge en je magische handschoen
[naam 3] : zonnebril moet [slachtoffer 3] ff brengen na tref dinsdag
[verdachte] : jammer
[naam 3] : ma komt goed ik ga hem echt bang maken, en hard slaan komt goed, ik ga slapen we zien ons morgen
[verdachte] : tot morgen, hij heeft gereageerd en de afspraak is dus gemaakt
- 21 maart 2021[naam 3] : lekker die gaat het moeilijk hebben vandaag
[verdachte] : kump goot
[naam 3] : kan ik men black bananas pak aan doen
[verdachte] : ja
[naam 3] stuurt whatsapp video waarop hij gekleed staat in zwart pak
[verdachte] : ben onderweg, ben er
[naam 3] : ik kom
Die laatste chat was om 09.25 uur. Om 13.24 uur hervat men de chat weer:
[verdachte] : goed gedaan man, heeft het feestje afgezegd vanwege pijn, aan zijn zij
- 7 april 2021[verdachte] : je zag er goed uit pumke, zo zie ik je graag, mijn rechterhand
[naam 3] : ik ga me nog wat van die pakken halen
[verdachte] : ik ga kijken of je dit volgend weekend weer wat sloopwerk kunt verrichten,
strak in het pak, horloge, haartjes strak
[naam 3] : heb dr zin in
[verdachte] : top man, ik zie je graag iemand pijn doen
[naam 3] : vind het ook wel leuk om te doen
[verdachte] : leuk of geniet je ervan
[naam 3] : geniet ervan
[verdachte] : dat is wat ik wil, geen medelijden, keihard
[naam 3] : heb ik niet, er op los gaan
[verdachte] : goed zo
[naam 3] : ik ga zijn kop onder water doen
[verdachte] : heerlijk
[naam 3] : beter gaat die niet afzeggen want dan heeft die 1 probleem
[verdachte] : ja dat bepaal jij
[naam 3] : dan laat ik hem gewoon me gewoon betalen als die afzegt
[verdachte] : zet hem maar onder druk pum, maak zijn leven kapot
[naam 3] : dat ga ik doen, heb dr nu al zin in
[verdachte] : ik zie je graag zo in actie, miene jong
- 12 april 2021[naam 3] : ik denk dat het wel 1 goeie is als we [naam 6] 1 keer laten zien hoe we handelen, miss woort die dan wat harder, en ook wat arroganter
[verdachte] : hij moet niet gaan praten of thuis zaken loslaten
[naam 3] : nee dat zeg ik hem
- 27 mei 2021[verdachte] : morgenmiddag leren jasje, handschoenen en zonnebril, misschien mag je al wat
klapjes uitdelen
[naam 3] : komt goed
- 29 mei 2021[verdachte] : ik heb gisteren weer genoten, deze kun je de komende tijd helemaal aanpakken
Bij het bekijken van de contacten in de gsm is bij de naam ‘ [verdachte] ’ het gsm-nummer [gsm-nummer] aangetroffen, dat bleek te zijn gekoppeld aan verdachte. Nadat de naam van verdachte was gegoogeld, bleek dat deze werkzaam was als jeugdopbouwwerker bij [instantie] . [4]
Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd dat hij deze berichten heeft verstuurd.
Op 6 oktober 2021 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de woning van verdachte gelegen aan de [adres 2] in Maastricht. Tijdens de doorzoeking is onder andere inbeslaggenomen een Iphone met oplader (in een geel hoesje) [5] die aangetroffen was in de ouderslaapkamer. [6]
De betreffende Iphone is door de politie onderzocht. Op de gsm zijn in totaal
62 videobestanden (filmpjes) aangetroffen, die te relateren zijn aan geweld. Bij een slachtoffer van diverse geweldshandelingen is het gelukt de identiteit vast te stellen. Dit betreft [slachtoffer 7] .
In videobestand [bestandsnaam 1] is te horen dat een jongen iets onverstaanbaars in de richting van de camera zegt, waarop een persoon buiten beeld in Maastrichts dialect zegt: “Gewoen afzeiken” en enkele seconden later, “Haw diech neet in he pik, geef gewoen”.
Op de gsm is ook een selfie-video van de verdachte aangetroffen. Hierop is verdachte te zien en te horen. Zowel op grond van deze selfie-video als op grond van eigen waarneming tijdens de aanhouding, heeft verbalisant [naam verbalisant 1] de stem van de persoon buiten beeld herkend als de stem van verdachte.
De bestanden [bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] en [bestandsnaam 3] zijn opgenomen op 26 oktober 2019 omstreeks 13:55 uur op de locatie [adres 3] . Deze locatie blijkt, na onderzoek in de PolitieAtlas, de [adres 4] in Maastricht te betreffen en is circa 75 meter verwijderd van [Stichting] in Maastricht. [7]
Op het bestand [bestandsnaam 4] is een tweede slachtoffer herkend, namelijk [slachtoffer 8] . [8]
In de 62 onderzochte videobestanden is te zien dat twee verschillende personen mishandeld worden door verschillende jongeren. In de bestanden is steeds één slachtoffer in beeld dat mishandeld wordt door één jongere, met uitzondering van een enkele video waarop een persoon erbij staat die de mishandeling ziet gebeuren. De wijkagent van de [wijk] heeft diverse jeugdigen vanaf de beelden geïdentificeerd. [9]
Bestand [bestandsnaam 5] betreft [slachtoffer 9] . [10] Op bestand [bestandsnaam 6] is [slachtoffer 14] te zien. [11] Op bestand [bestandsnaam 1] is [slachtoffer 11] herkend. [12] Op bestand [bestandsnaam 7] is [slachtoffer 4] herkend. [13] De persoon op bestand [bestandsnaam 8] is geïdentificeerd als [slachtoffer 13] . [14] Bestand [bestandsnaam 9] betreft [slachtoffer 10] . [15] Op bestand [bestandsnaam 10] wordt [slachtoffer 3] herkend. [16] Bestand [bestandsnaam 11] laat [slachtoffer 2] zien. [17]
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft de 62 video's die op de Iphone van verdachte zijn aangetroffen bekeken en de gepleegde geweldshandelingen beschreven, onder vermelding van de bestandsnaam, datum en duur van de video en van hetgeen wordt gezegd (in het Limburgs). Verdachte komt in deze video’s niet in beeld. Wel is regelmatig zijn stem te horen. Hieronder volgt een korte samenvatting van de in de tenlastelegging onder feit 1 omschreven geweldshandelingen, zonder dat een volledige opsomming wordt gegeven van de bekeken bestanden of van alle geweldshandelingen die hierop te zien zijn.
Op het reeds aangehaalde bestand [bestandsnaam 4] min is te zien dat [slachtoffer 9] [slachtoffer 8] met volle kracht tegen zijn zij schopt en een aantal keren met een riem slaat. [18]
Op bestand [bestandsnaam 12] is te zien dat [slachtoffer 7] op zijn knieën zit. Vervolgens is de stem van verdachte te horen: “Ga liggen”, welke woorden door [slachtoffer 13] worden herhaald. Dan duwt [slachtoffer 13] [slachtoffer 7] om en slaat hem met volle kracht met de riem die hij in zijn hand heeft op zijn rug en op de achterkant van zijn bovenbenen. [19]
Op bestand [bestandsnaam 13] is te zien dat [slachtoffer 14] [slachtoffer 7] in zijn gezicht spuugt terwijl deze met zijn knieën op de grond zit. Terwijl [slachtoffer 14] om [slachtoffer 7] heenloopt, slaat hij meerdere keren met zijn vuist op de rug van het slachtoffer en trapt hem meerdere keren in zijn rug. Vervolgens trapt [slachtoffer 14] het slachtoffer tijdens het opdrukken in zijn zijdes en trapt hem op zijn benen. [20]
Op bestand [bestandsnaam 14] min is te zien dat [slachtoffer 14] meerdere malen op de rug van het ontblote bovenlichaam van [slachtoffer 7] slaat met een theedoek. Vervolgens slaat [slachtoffer 14] met een vuist op de achterzijde van de arm van [slachtoffer 7] . [21]
Bestand [bestandsnaam 15] min laat [slachtoffer 7] zien, terwijl hij plat op zijn rug op de grond ligt en [slachtoffer 10] met gespreide benen boven hem staat. [slachtoffer 10] heeft een grote biljartkeu vast en duwt deze met de dikke kant in de mond van [slachtoffer 7] . [slachtoffer 10] zegt dan: “Lach naar [verdachte] dan!” en wijst daarbij in de richting van de camera. [slachtoffer 10] beweegt de biljartkeu snel in en uit de mond van [slachtoffer 7] , waarop deze moet kokhalzen en zijn hoofd opzij beweegt, waardoor de biljartkeu uit zijn mond gaat.
[slachtoffer 10] zegt vervolgens: “Kom mond open!” waarop de verdachte op de achtergrond te horen is: “Was wat snel. Vond je ook niet, [naam 4] ?”. Hierop duwt [slachtoffer 10] de biljartkeu weer in de mond van [slachtoffer 7] . [22]
Op bestand [bestandsnaam 16] is te zien dat [slachtoffer 14] op een bank zit en dat [slachtoffer 7] op zijn knieën voor hem op de grond zit. [slachtoffer 14] haalt een pistool tevoorschijn, doet een handeling alsof hij dit doorlaadt, waarna hij het op [slachtoffer 7] richt. [slachtoffer 14] gebaart met het pistool richting zijn schoenen, waarop [slachtoffer 7] de schoenen gaat likken. [slachtoffer 14] houdt het geladen pistool tegen het hoofd van [slachtoffer 7] , terwijl deze zijn schoenen likt. Vervolgens is de stem van verdachte te horen: “Dat bedoel ik nou. Je weet dat hij keihard is en nergens moeite mee heeft! Als iemand dat duidelijk heeft, is hij het wel. Duffe!” [slachtoffer 14] zegt hierop: “Likken! Knieën! Mond open!” waarop hij het pistool diep in de mond van [slachtoffer 7] duwt. [23]
Op bestand [bestandsnaam 17] min is te zien dat [slachtoffer 7] op de grond ligt, terwijl er ducktape om zijn polsen en enkels zit. Er zit ook ducktape over zijn mond. [slachtoffer 14] trapt meerdere keren hard tegen hem aan en haalt vervolgens een mes tevoorschijn, waarmee hij langs de tape strijkt die over de mond van [slachtoffer 7] zit. Dan duwt [slachtoffer 14] het mes onder de tape op de wang van [slachtoffer 7] . Hij maakt een soort van snijdende beweging op de tape en zegt tegen [slachtoffer 7] dat deze rechtop moet gaan zitten. [slachtoffer 14] snijdt vervolgens de tape in de hals van [slachtoffer 7] los en trekt de tape stukje voor stukje los. Ondertussen trapt hij [slachtoffer 7] hard in zijn zij en zegt tegen hem dat hij zijn handen omhoog moet doen. Als [slachtoffer 7] dit doet, snijdt [slachtoffer 14] de tape rondom zijn polsen los. [24]
Tijdens het onderzoek in de gsm van verdachte is tevens een fotogalerij aangetroffen. Op een foto van 11 maart 2015 wordt [slachtoffer 3] herkend en is hij te zien met zwartkleurige handschoenen aan. Op foto’s van 20 april 2016 en 26 oktober 2016 is een persoon te zien die geknield voor een jongere (o.a. [slachtoffer 3] ) zit en met zijn hoofd dicht bij de schoenen van de persoon voor hem was. Deze geknielde persoon komt qua lichamelijke kenmerken overeen met [slachtoffer 7] . Op een foto van 4 november 2016 is [slachtoffer 7] herkend. Op deze foto is eveneens te zien dat [slachtoffer 7] knielt voor een persoon en dat die persoon een pistool op hem gericht houdt. [25]
[slachtoffer 7] heeft verklaard dat verdachte hem geld heeft gegeven om hem te helpen met kinderen die brutaal of gewelddadig waren. Hij werd in het Trefcentrum in [wijk] door die stoere jongetjes in een bak met zijn hoofd onder water gehouden, geslagen en geschopt. Soms werd hij geslagen met een broekriem. Hij moest dan spelen dat hij bang was en kreeg er geld voor. De geldbedragen wisselden van € 150,- tot € 400,-.
De jongeren stopten met het plegen van geweld als de verdachte dit zei. Als [slachtoffer 7] een teken gaf, dan wist verdachte dat hij heel veel pijn had en dan zei hij dat de jongeren moesten stoppen met het plegen van geweld. [26]
Toen dit allemaal begon was [slachtoffer 7] (geboren op [geboortedatum 1] 1994) 23 jaar oud. Gedurende een periode van bijna drie jaar lang, heeft [slachtoffer 7] zich twee tot drie keer per maand laten mishandelen tegen betaling. [27]
[slachtoffer 8] heeft in eerste instantie verklaard dat hij geld van verdachte heeft gekregen om zich verbaal te laten vernederen door jongeren. Ook dit speelde zich af in het Trefcentrum in [wijk] . Hij had jongeren onder zijn hoede en hij wilde kijken hoe ver zij zouden gaan. Of ze gekke dingen zouden gaan doen. Het is vier tot vijf keer gebeurd en meestal kreeg [slachtoffer 8] dan € 100,-. Het betrof telkens één jongere per keer. [28] In een tweede verklaring heeft [slachtoffer 8] aangevuld dat hij door de jongeren werd geslagen, geschopt, met zijn gezicht in het water werd geduwd en dat een natte handdoek over zijn gezicht werd gelegd. Verdachte bepaalde wanneer het stopte. Het is begonnen op 20 mei 2021 en allemaal in de zomer van dat jaar gebeurd. Hij ging ermee akkoord dat agressieve jongeren zich met fysiek en verbaal geweld op hem konden uiten. [29]
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1993) heeft verklaard dat het in zijn geval begonnen is in 2007, toen hij veertien jaar oud was. Hij ging naar het wijkcentrum in Heugemerveld voor jeugdactiviteiten en werd daar benaderd door verdachte om hem te helpen. Hij kreeg van verdachte verschillende locaties - op straat, in het wijkcentrum of in de woning van verdachte - aangegeven waar hij moest komen en bij aankomst werd hem eerst geld toegeschoven. Dan kwamen jongens binnen en kreeg hij klappen, moest voeten/schoenen kussen of werd met zijn hoofd onder water gehouden. De verdachte gaf opdrachten en bepaalde wanneer het stopte. Het was meestal één jongen die hem mishandelde, soms waren het er twee. Toen [slachtoffer 1] bijna achttien jaar oud was, is hij vertrokken uit de wijk en daarna heeft verdachte hem niet meer gebeld. [30]
Uit de patiëntenkaart van Huisartsenpraktijk van Steyn blijkt dat [slachtoffer 1] op 4 juni 2021 is gediagnosticeerd met een depressie. In het journaal staat vermeld dat [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij in contact is gekomen met een jongen van vroeger en dat daardoor weggedrukte herinneringen naar boven zijn gekomen. [slachtoffer 1] heeft bij de huisarts verteld dat hij in Maastricht een hulpverlener heeft gehad die bij [instantie] werkte. Die zocht kwetsbare kinderen uit en betaalde ze om met elkaar te vechten, elkaar te slaan of iemand het hoofd onder water te houden. [slachtoffer 1] deed destijds die dingen voor geld. [31]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 16 januari 2024 verklaard dat hij probleemjongeren heeft aangezet tot het plegen van mishandelingen, omdat hij met hen op één level wilde komen. Hij dacht de probleemjongeren daarmee in toom te kunnen houden. Hij heeft [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] benaderd om als slachtoffer te dienen en hij heeft hen daarvoor betaald uit eigen zak. Vanaf het begin wist de verdachte dat hij een methode hanteerde die hij niet bij [instantie] zou kunnen verantwoorden. Hij deed dit dan ook zonder overleg met collega’s en zonder financiering door [instantie] .
[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] wisten dat ze zouden worden mishandeld. Ze moesten spelen dat ze bang waren en dat ze pijn hadden. De verdachte sprak met hen een teken af voor het geval dat zij wilden stoppen omdat het te heftig werd. De jongeren wisten niet dat de mishandelingen in scène waren gezet. De verdachte nam het initiatief en besprak vooraf met de betreffende jongere wat deze ging doen. Sommige jongeren waren echter niet te regisseren en dan gebeurden toch dingen die verdachte niet had voorzien. Ook de jongeren heeft hij geld gegeven of beloond met een horloge of een jas.
Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig was bij alle geweldshandelingen die onder feit 1 worden beschreven: het hoofd onder water duwen en geduwd houden; het knevelen door de polsen en enkels vast te binden met tape, de mond dicht te plakken met tape en vervolgens dreigend een mes tegen het gezicht en de hals te houden; het slaan en schoppen tegen armen, benen en romp; het slaan met een riem en een natte handdoek tegen armen, benen en romp; het in de mond en/of keel duwen van een biljartkeu en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp; het spugen in het gezicht, de ogen en in de mond. Hij is zich ervan bewust dat dit verkeerd was en pedagogisch niet verantwoord. [32]
Bewijsmiddelen feit 4
[slachtoffer 5] , de ex-echtgenote van verdachte heeft namens haar zus [slachtoffer 6] aangifte gedaan van diefstal van geld vanaf de bank- en spaarrekening van [slachtoffer 6] .
Aangeefster heeft verklaard dat zij sinds 2019 gemachtigd is om de geldzaken voor haar zus te regelen, maar dat in de praktijk steeds verdachte de financiën verzorgde. Nadat aangeefster van verdachte is gescheiden (vanaf 24 september 2021) en nadat verdachte is aangehouden (op 6 oktober 2021), heeft aangeefster de rekeningen van haar zus bekeken. Zij heeft berekend dat verdachte een bedrag van ongeveer € 7.000,- van de bank-/spaarrekening van haar zus heeft weggenomen zonder toestemming. Tijdens hun huwelijk hebben aangeefster en verdachte met toestemming van aangeefsters zus een bedrag van € 10.000,- geleend voor een nieuwe badkamer. [33]
Naar aanleiding van de aangifte door [slachtoffer 5] is onderzoek verricht naar
onrechtmatige overboekingen vanaf bankrekeningen op naam van haar zus
[slachtoffer 6] :
[nummer 1] (betaalrekening);
[nummer 2] (spaarrekening);
over de periode van 1 januari 2019 tot en met 15 oktober 2021
.
Spaarrekeningnummer [nummer 2]Uit de verkregen transactiegegevens, behorende bij het spaarrekeningnummer
[nummer 2] is zichtbaar dat geld wordt bij- en overgeboekt van de navolgende
bankrekeningnummers:
[nummer 1] , zijnde een betaalrekening op naam van [slachtoffer 6] ;
[nummer 3] , zijnde een betaalrekening op naam van [verdachte] ;
[nummer 4] , zijnde een betaalrekening op naam van [slachtoffer 5] .
Het spaarsaldo was op 5 januari 2019 € 9.000,77 en aan het einde van de bevraagde periode
€ 0,64, waarbij de laatste transactie, zijnde een rentebijschrijving, op 5 januari 2021 heeft
plaatsgevonden.
Betaalrekeningnummer [nummer 1]Uit onderzoek in de transactiegegevens behorende bij spaarrekeningnummer [nummer 2] is gebleken dat een totaalbedrag van € 35.890,- is
overgeboekt naar de gekoppelde betaalrekening. Vervolgens is zichtbaar dat er vanaf voornoemde betaalrekening overboekingen plaatsvinden ten gunste van de bankrekeningnummers [nummer 3] , zijnde een betaalrekening op naam
van [verdachte] en [nummer 4] , zijnde een betaalrekening op naam van [slachtoffer 5] .
Op rekeningnummer [nummer 3] wordt een totaalbedrag van € 36.327,93 ontvangen en op rekeningnummer [nummer 4] een totaalbedrag van € 300,00.
In totaal wordt er derhalve een bedrag van € 36.327,93 overgeboekt op de bankrekeningnummers [nummer 3] en [nummer 4] .
Vanaf de bankrekeningnummers [nummer 3] en [nummer 4] wordt een totaalbedrag van € 22.630,- teruggeboekt naar rekeningnummer [nummer 1] , op naam van [slachtoffer 6] , waarvan vervolgens een totaalbedrag van € 21.050,- wordt doorgeboekt naar de aan de betaalrekening gekoppelde spaarrekening.
Onrechtmatige toe-eigeningNaar aanleiding van voornoemde transacties is gebleken dat op bankrekeningnummers die op naam staan van [verdachte] en [slachtoffer 5] , zijnde de bankrekeningnummers
[nummer 3] en [nummer 4] gelden worden ontvangen als ook worden teruggestort op bankrekeningnummers op naam van [slachtoffer 6] .
Uit onderzoek is het navolgende gebleken.
Ontvangen op bankrekeningnummers op naam van [verdachte] en [slachtoffer 5] is een bedrag van € 36.327,93. Teruggestort op bankrekeningnummers op naam van [slachtoffer 6] is een bedrag van € 22.630,00. Het verschil bedraagt derhalve € 13.997,93.
Door [slachtoffer 5] is verklaard dat zij ten tijde van het huwelijk met verdachte
een bedrag van € 10.000,00 hadden geleend van haar zus in verband met de aanschaf van een nieuwe badkamer. Op dinsdag 4 januari 2022 heeft verdachte verklaard dat er van het geleende geld nog niets terugbetaald zou zijn. Op vrijdag 7 januari 2022 heeft de politie telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer 5] . Deze bevestigde desgevraagd dat het klopte dat tussen haar en verdachte de afspraak was gemaakt dat beiden na de scheiding een gedeelte van de lening voor de badkamer voor eigen rekening zouden nemen. Een bedrag van € 2.000,00 zou reeds terugbetaald zijn. Derhalve was men onderling overeengekomen dat verdachte een bedrag van € 5.000,00 voor zijn rekening zou nemen en [slachtoffer 5] een bedrag van € 3.000,00.
Het uiteindelijke verschil in overboekingen tussen de bankrekeningnummers van
[verdachte] en [slachtoffer 6] bedraagt derhalve € 13.997,93 minus de openstaande lening van € 8.000,00 is € 5.997,93. [34]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 16 januari 2024 verklaard dat hij feitelijk als enige de rekeningen beheerde van hemzelf, van zijn ex-echtgenote en van haar zus.
Hij heeft privé-uitgaven, waaronder bijvoorbeeld de rekening van de reparatie van zijn auto, althans de gezinsauto, betaald met geld van zijn schoonzus. Rekeningen zijn door elkaar gaan lopen en hij kan het missende bedrag niet verklaren. [35]
Bewijsoverwegingen
Feit 1
De rechtbank zal zich eerst buigen over de vraag of het aan de verdachte tenlastegelegde medeplegen van een eenvoudige mishandeling met voorbedachten rade wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Vertrekpunt bij de beoordeling
De rechtbank neemt bij de beantwoording van deze vraag als vertrekpunt de verklaringen van de slachtoffers [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 1] . Zij verklaren, kort gezegd, dat zij, tegen betaling door de verdachte, geweldshandelingen hebben ondergaan die zijn uitgevoerd door verschillende personen. Dit heeft meerdere malen en over een langere periode plaatsgevonden, aldus de slachtoffers. De rechtbank acht de verklaringen van deze slachtoffers betrouwbaar nu deze op hoofdlijnen consistent, niet innerlijk tegenstrijdig en gedetailleerd zijn. Dat er geweld heeft plaatsgevonden en dat zij geweld hebben ondergaan blijkt bovendien ook uit de videobestanden, de verklaring van de verdachte ter terechtzitting - die aldaar heeft bekend wezenlijke instructies te hebben gegeven wat betreft alle onder feit 1 tenlastegelegde handelingen - en de chatberichten tussen de verdachte en de personen die de geweldshandelingen hebben uitgevoerd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] hebben echter ook verklaard dat de verdachte hen heeft bedreigd om de geweldshandelingen te ondergaan respectievelijk dat de verdachte ook zelf geweldshandelingen, met eigen ledematen dus, gepleegd heeft. [slachtoffer 1] heeft in dit verband verklaard dat hij vanaf het eerste moment dat hij betrokken was bij de geweldshandelingen werd bedreigd door de verdachte. [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij eerst vrijwillig deelnam aan het geweld en dat hij later, toen hij niet meer wilde deelnemen, bedreigd en mishandeld werd door de verdachte. Hoewel de rechtbank de verklaringen van voornoemde slachtoffers op hoofdlijnen betrouwbaar acht, zal zij bij de verdere beoordeling van het tenlastegelegde feit - en overigens ook bij het hieronder nog te bespreken feit 3 - niet uitgaan van deze elementen in de verklaringen van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit het procesdossier voort het beeld van een verdachte die wel de ziel van de hele strafbare onderneming was, maar daarbij geen bedreigingen heeft geuit dan wel zelf geweld - aldus met eigen ledematen - heeft gepleegd. Dit beeld blijkt bijvoorbeeld uit de chatberichten (tussen de verdachte en de personen die de geweldshandelingen hebben gepleegd) waarin de handelwijze van de verdachte duidelijk kan worden ontwaard en van enige bedreiging of expliciete druk geen sprake is. De jongeren die de verdachte uitzocht, werden op een subtiele manier uitgenodigd om zich het gedachtegoed van verdachte eigen te maken, welk proces terdege werd bespoedigd door de betalingen die hij aan de uitvoerders van het geweld in het vooruitzicht stelde. Dezelfde handelwijze blijkt bovendien uit de verklaring van [slachtoffer 8] , die zeer openhartig verklaart over hetgeen hem is overkomen. Hij ging akkoord met alles, verdachte gaf hem geld, hij mocht ermee stoppen als hij niet meer verder wilde, maar voor [slachtoffer 8] voelde het alsof verdachte vooral wilde dat hij ermee doorging. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om bij het benaderen van de slachtoffers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] van een andere, zijdens verdachte gewelddadigere handelwijze uit te gaan. De rechtbank voelt zich in dit oordeel bovendien gesterkt door de - wat voornoemde punten betreft - stellige ontkennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting die op de rechtbank oprecht overkwam.
Gelet op het voorgaande staat het voor de rechtbank aldus vast dat de slachtoffers [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 1] geweld hebben ondergaan, uitgevoerd in het kader van een door de verdachte bedachte strafbare onderneming, waarbij verschillende personen het geweld hebben uitgeoefend en waarbij de verdachte niet zelf de geweldshandelingen heeft uitgevoerd en evenmin [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd om het geweld te ondergaan. De slachtoffers hebben aldus vrijwillig het geweld ondergaan.
Toestemming slachtoffers
Nu de rechtbank uitgaat van de toestemming van de slachtoffers bij het ondergaan van het geweld, rijst de vraag of dit voor complicaties kan zorgen op weg naar de bewezenverklaring. Met andere woorden, is het zo dat de toestemming van de slachtoffers om het geweld te ondergaan gevolgen heeft voor het element wederrechtelijkheid dat onderdeel is van het aan de verdachte tenlastegelegde artikel 301 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht?
De rechtbank neemt hierbij als uitgangspunt dat toestemming niet altijd en absoluut rechtvaardigend is. Immers, zodra het object van het strafbare feit als een rechtsgoed van hoge orde moet worden aangeslagen of (mede) belangen van anderen - waaronder het ‘algemeen belang’ of ‘de goede zeden’- op het spel staan, zal een afgegeven instemming geen strafuitsluitend effect kunnen sorteren. Dit effect is wel goed voorstelbaar bij bijvoorbeeld lichte vormen van geweld. Bij de beantwoording van de vraag wat als een lichte vorm van geweld heeft te gelden dient, naar het oordeel van de rechtbank, te worden gekeken naar het in de literatuur verdedigde criterium van het maatschappelijk (on)geoorloofd zijn van de daad. Dus, hoewel met de verschillende strafbepalingen in de eerste plaats wordt beoogd het slachtoffer te beschermen, is bij ernstigere feiten vaak ook het algemeen belang met de strafbaarstelling verweven.
Verder zij het volgende benadrukt. Om te kunnen spreken van een
in beginselstrafrechtelijk relevante toestemming dient de veroorlovende handeling aan bepaalde basisvoorwaarden te voldoen. Allereerst dient de veroorlovende handeling te zijn verricht door iemand die bekwaam is zijn of haar wil te uiten. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 3:32 van het Burgerlijk Wetboek. Zo is een minderjarige ingevolge voornoemd artikel niet handelingsbekwaam en dient de toestemming ingevolge artikel 3:33 Burgerlijk Wetboek vrijwillig en op een niet voor misverstand vatbare wijze te zijn gegeven.
Welke gevolgen heeft de voorgaande verkenning van het leerstuk
toestemmingnu voor de onderhavige casus? Kijkend naar de aard van de gepleegde geweldshandelingen is de rechtbank van oordeel dat het hier, vanwege de aard van het geweld, niet gaat om licht geweld of een licht feit. Jegens de slachtoffers worden verschillende soorten geweldshandelingen - met voorwerpen maar ook anderszins - uitgeoefend. De slachtoffers worden op een gruwelijke wijze vernederd. Daarbij komt dat de verdachte een jeugdopbouwwerker was die de betreffende jongeren juist had moeten helpen en afhouden van geweld. Veel van die geweldshandelingen heeft de verdachte bovendien met zijn telefoon opgenomen. Dit alles rechtvaardigt alleszins de conclusie dat op de eerste plaats de slachtoffers tegen deze aanrandingen van de lichamelijke integriteit beschermd dienen te worden. En ondanks de door de slachtoffers [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 1] verleende toestemming is daarnaast strafrechtelijke rechtshandhaving vanwege het publieke belang en de goede zeden aangewezen. Met andere woorden, de door [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 1] verleende toestemming sorteert geen strafrechtelijk effect en laat de tenlastegelegde wederrechtelijkheid van de geweldshandelingen in stand.
Bij het voorgaande komt ook dat [slachtoffer 1] op het moment dat de verdachte hem benaderde ruimschoots minderjarig was. De door [slachtoffer 1] gegeven toestemming komt reeds om die reden in het geding.
Ten slotte is niet onbelangrijk te noemen het feit dat de verdachte bij alle drie de slachtoffers wist van hun kwetsbare financiële positie, waarbij zij ver zouden gaan voor een financiële tegemoetkoming. Hij wist dus op welke knop hij moest drukken om hen aan boord te krijgen. De onvermijdelijke vraag die dan rijst is dan ook wat de onder die omstandigheden gegeven toestemming nog waard is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gepleegde geweldshandelingen wederrechtelijk waren.
Rol verdachte
De volgende vraag is of de handelingen van de verdachte als medeplegen van een mishandeling kunnen worden gezien.
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting volgt dat hij de uitvoerders van de geweldshandelingen benaderde, hen geldelijke vergoeding gaf om jegens slachtoffers geweld uit te oefenen en alvorens de geweldshandelingen zouden plaatsvinden telkens met hen besprak welke geweldshandelingen hij uitgevoerd wilde zien en welke niet (zo moest het gezicht gespaard blijven). Hij filmde vervolgens een groot deel van de geweldshandelingen. Daarnaast stopte het geweld telkens op commando van de verdachte. De verdachte was aldus de ziel van de hele strafbare onderneming en had - hoewel de uitvoerders van de geweldshandelingen bij tijd en wijle zelf met initiatieven kwamen over het soort geweld dat zou worden toegepast - bepalende stem in de duur van en het soort geweld dat werd uitgeoefend. Tussen de verdachte en zijn uitvoerders bestond aldus een bewuste en nauwe samenwerking bij het plegen van de geweldshandelingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen van een mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
Voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachten rade" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt, naar het oordeel van de rechtbank, overduidelijk het planmatige karakter waarmee de verdachte en zijn uitvoerders elke geweldshandeling telkens aangingen. Van enige contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte de tezamen en in vereniging gepleegde mishandelingen met voorbedachten rade heeft gepleegd.
De tenlastegelegde periode
Uit de verklaringen van slachtoffer [slachtoffer 1] volgt dat de mishandelingen jegens hem gepleegd hebben plaatsgevonden in de periode van 2007 tot en met 2011. Nu echter slechts tenlastegelegd is oktober 2009 tot en met 31 december 2011, zal de rechtbank deze tenlastegelegde periode bewezen verklaren.
Verder is tenlastegelegd periode van 2015 tot en met oktober 2021. In de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen waarop slachtoffer [slachtoffer 7] herkend is. Het gaat om een foto van 4 november 2016 en daarop is te zien dat [slachtoffer 7] knielt voor een persoon en dat die persoon een pistool op hem gericht houdt. Dit is de eerste keer dat slachtoffer [slachtoffer 7] in beeld komt terwijl hij een mishandeling/vernedering ondergaat. De eerste keer van [slachtoffer 8] was op 20 mei 2021, zo volgt immers uit zijn verklaring. Uit de in de telefoon van de verdachte aangetroffen videobestanden blijkt dat de laatste video dateert van 29 juli 2021, met daarop zichtbaar slachtoffer [slachtoffer 8] . De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, dan ook bewezen verklaren de periode van 4 november 2016 tot en met
29 juli 2021.
Feit 2
Onder feit 2 is aan de verdachte tenlastegelegd het uitlokken van de in vereniging gepleegde mishandeling met voorbedachten rade. De tenlastelegging bezigt daarbij dezelfde verfeitelijking als het onder feit 1 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft, net als voor het onder feit 1 tenlastegelegde, bewezenverklaring gevorderd van dit feit.
De rechtbank stelt voorop dat uitlokking en medeplegen juridische rechtsfiguren zijn met een andere strekking. Het onderscheid tussen uitlokking en medeplegen is gelegen in het feit dat de uitlokker steeds een ander overhaalt tot een delict zonder aan de uitvoering daarvan mee te werken, terwijl medeplegers tezamen een delict plegen. Hier komt bij dat uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat uitlokking, anders dan doen plegen en medeplegen, maar net als medeplichtigheid, een eigen plaats en tijd heeft. En wel daar waar uitlokking plaatsvindt, niet waar het uitgelokte feit wordt gepleegd.
De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld welke aard van de door de verdachte verrichte handelingen het meest pregnant naar voren komt: de samenwerking bij het plegen van de geweldshandelingen tussen de verdachte en de uitvoerders van die geweldshandelingen. En niet het overhalen van een ander tot het plegen van een strafbaar feit. Nu de handelingen van de verdachte door de rechtbank zijn aangemerkt als medeplegen van een mishandeling kan er niet worden gesproken van opzet van de verdachte op de uitlokking. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken voor de onder feit 2 tenlastegelegde uitlokking.
Feit 3
Aan de verdachte is onder feit 3 dwang ex artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht tenlastegelegd. Verdachte zou dwang hebben uitgeoefend jegens de groep personen die de geweldshandelingen hebben uitgevoerd alsook jegens de slachtoffers [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] .
De rechtbank zal eerst het beoordelingskader schetsen om vervolgens per tenlastegelegde persoon te bezien of tot een bewezenverklaring dient te worden geconcludeerd.
Beoordelingskader
Van dwang is sprake indien iemand een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden. Er is niet alleen sprake van geweld wanneer er fysieke kracht tegen personen wordt aangewend. Het geweld kan ook bestaan in een ‘specifieke situatie’, waarin het fysieke element minder belangrijk is dan de ernst van de eventuele gevolgen. Voor een veroordeling van bedreiging met geweld wordt vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat geweld tegen hem zou worden uitgeoefend.
Feitelijkheden zijn in het algemeen alle handelingen die niet onder ‘geweld’ vallen. Wel moeten deze handelingen van zodanige aard zijn, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kan bieden. Het begrip ‘feitelijkheid’ in het artikel is niet minder ruim dan het begrip ‘feitelijkheid’ in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Er is dan ook geen reden aan te nemen dat het bestanddeel in het ene artikel een andere betekenis zou hebben dan in het andere, gelet op de inhoud van de onderscheiden delictsomschrijvingen en de functie daarin van het bestanddeel. Van door een feitelijkheid wederrechtelijk dwingen als bedoeld in dit artikel is aldus slechts sprake indien door die feitelijkheid opzettelijk wordt veroorzaakt dat het slachtoffer iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld.
Het enkele feit dat er een feitelijke machtsverhouding bestaat tussen een verdachte en een slachtoffer is niet voldoende om van dwang te kunnen spreken. Evenmin is voldoende de enkele vaststelling dat er tussen die twee een leeftijdsverschil bestaat. Bij laatstgenoemde twee gevallen zal er immers steeds sprake moeten zijn van bepaalde gedragingen van een verdachte waardoor een bedreigende sfeer is ontstaan, waardoor een slachtoffer is gedwongen bepaalde handelingen te ondergaan.
Overweging
De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt.
[slachtoffer 7]
Zoals eerder overwogen volgt de rechtbank slachtoffer [slachtoffer 7] niet in zijn verklaring dat de verdachte geweld jegens hem zou hebben uitgeoefend en bedreigingen zou hebben geuit. Reeds om die reden kan er van dwang geen sprake zijn. Bij het voorgaande komt dat het enkele feit dat de slachtoffers het geweld hebben ondergaan onvoldoende is om van dwang te kunnen spreken. Evenmin is daarvoor voldoende enkel de feitelijke machtsverhouding die er bestond tussen de verdachte en [slachtoffer 7] . Vrijspraak is dan ook het enige logische gevolg.
[slachtoffer 8]
heeft in zijn verklaringen met geen woord gerept over enige bedreigingen dan wel geweld zijdens de verdachte. Evenmin heeft [slachtoffer 8] gesproken over enige vorm van dwang. Vrijspraak derhalve ook wat betreft slachtoffer [slachtoffer 8] .
[slachtoffer 13] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4]
[slachtoffer 13] en [slachtoffer 9] hebben zich in alle verklaringen beroepen op hun zwijgrecht dan wel hun verschoningsrecht. Reeds om die reden kan er van bewezenverklaring in hun geval geen sprake zijn. Hetzelfde lot treft [slachtoffer 12] , nu hij op onderdelen wel een verklaring heeft afgelegd, maar de cruciale, tenlastegelegde feiten rakende vragen niet wenste te beantwoorden. De verklaringen van [slachtoffer 11] delen dat lot ook nu hij in zijn verklaringen heeft aangegeven dat hij
“niet het idee had dat hij nee kon zeggen”en dat hij later, desgevraagd, heeft verklaard niet bedreigd te zijn geworden door de verdachte. Soortgelijke verklaring legde ook [slachtoffer 4] af. [slachtoffer 4] verklaarde over de verdachte:
“Hij had zoveel te zeggen bij alles en iedereen en ik voelde geen ruimte om nee te zeggen.”Van dwang van [slachtoffer 11] en [slachtoffer 4] kan dan ook geen sprake zijn. En, zoals eerder geoordeeld, is het enkele bestaan van een feitelijke machtsverhouding onvoldoende om van dwang te kunnen spreken.
[slachtoffer 14] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3]
De rechtbank heeft geconstateerd dat voornoemde personen meerdere verklaringen hebben afgelegd. De conclusie die de rechtbank trekt is dat de verklaringen op vitale punten innerlijk inconsistent zijn dan wel niet in overeenstemming zijn met de aanwezige objectieve bewijsmiddelen.
Zo komen de verklaringen van [slachtoffer 14] in de kern erop neer dat hij de mishandelingen heeft uitgevoerd omdat de verdachte hem en zijn familie bedreigd zou hebben. Tegelijkertijd verklaarde [slachtoffer 14] eveneens dat hij geld van de verdachte kreeg en het eigenlijk niet meer wilde (pagina 647) en hij het op enig moment niet meer leuk vond (pagina 648), hetgeen sterke aanwijzingen voor vrijwilligheid bij [slachtoffer 14] opleveren. Op dit punt is de verklaring van [slachtoffer 14] dus innerlijk tegenstrijdig. Wat ook opvalt is de nadrukkelijk sturende rol die de raadsman van [slachtoffer 14] heeft vervuld tijdens het verhoor van 23 oktober 2021. Zo stuurt de raadsman [slachtoffer 14] subtiel naar de conclusie dat hij het niet voor geld gedaan heeft; de conclusie die vervolgens gretig door [slachtoffer 14] wordt overgenomen. Het behoeft geen betoog dat het voorgaande de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 14] danig heeft aangetast.
Dan de verklaring van [slachtoffer 2] . Ook [slachtoffer 2] verklaart in de kern dat hij door de verdachte bedreigd werd en zodoende geweldshandelingen heeft moeten verrichten. De rechtbank kan echter haar ogen niet sluiten voor de vele chatgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer 2] . Het beeld dat daaruit ontegenzeggelijk rijst is van iemand ( [slachtoffer 2] dus) die enthousiast reageert op de uitnodigingen door de verdachte - waarbij [slachtoffer 2] bij tijd en wijle zelfs het nodige initiatief neemt - en niet van iemand die bedreigd en gedwongen werd om de geweldshandelingen te plegen. Hetgeen op de videobeelden te zien is bevestigt overigens dit beeld.
Hetzelfde lot treft de verklaringen van [slachtoffer 3] . Ook hij zou bedreigd zijn door de verdachte en daarom de geweldshandelingen hebben gepleegd. Zijn verklaring op dit punt strookt echter niet met hetgeen uit de objectieve bewijsmiddelen blijkt. Zo stelt [slachtoffer 3] in een bericht aan de verdachte de vraag wanneer hij weer “
los”kan gaan. Ook is het nodige initiatief van zijn zijde waarneembaar op de videobeelden.
[slachtoffer 10]
Ook [slachtoffer 10] heeft verklaard dat hij geweldshandelingen door het toedoen van de verdachte heeft gepleegd. De verdachte heeft hem immers bedreigd, aldus - in de kern - [slachtoffer 10] .
De rechtbank ziet hier echter ook voldoende aanleiding om het waarheidsgehalte van het door [slachtoffer 10] verklaarde in twijfel te trekken. Uit een vertrouwelijk opgenomen gesprek tussen [slachtoffer 10] en zijn tante (pagina 853) blijkt dat zijn tante hem adviseert om te verklaren dat hij
“een verhaal”moest hebben en dat de verdachte hem
“bedreigd heeft”. Volgens deze tante heeft [naam 1] (de rechtbank begrijpt [naam 1] ) dat ook
“tegen al die jongens”gezegd. Uit dit gesprek blijkt ook dat zijn tante [slachtoffer 10] adviseert om te verklaren dat de verdachte
“zijn broer zou pakken”. [slachtoffer 10] antwoordde hierop: “
Ja ja ik ga niet zeggen dat ik het heb gedaan voor het geld of wat dan ook. Ik ben wat gek”, en ook
“Ik maak er wat van”. Het behoeft, gelet op het voorgaande, geen betoog dat de rechtbank ernstig twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 10] .
De rechtbank gelooft dus [slachtoffer 14] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 10] niet dat het zo is gegaan zoals zij verklaren dat het is gegaan. Dit betekent dan ook dat de verdachte zal worden vrijgesproken van dwang uitgeoefend jegens deze personen.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, onvoldoende ingrediënten aanwezig om tot bewezenverklaring van dwang te kunnen komen. Daarbij komt dat de enkele vaststellingen dat deze personen geweldshandelingen hebben uitgevoerd en dat er tussen hen en de verdachte een feitelijke machtsverhouding bestond, niet voldoende zijn voor het aannemen van dwang. Evenmin is het voorgaande voldoende voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsoverwegingen feit 4
Diefstal is het wegnemen van enig goed met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, verduistering het zich wederrechtelijk toe-eigenen van een goed dat men anders dan door misdrijf onder zich heeft. In het onderhavige geval had verdachte de gelden van zijn schoonzus rechtmatig onder zich, omdat zijn echtgenote de gemachtigde was om die gelden te beheren en in die hoedanigheid aan verdachte toestemming heeft gegeven dit voor haar te doen. Gelet op het vorenstaande kon de verdachte de geldbedragen niet wegnemen, omdat hij deze reeds rechtmatig onder zich had. Derhalve kan niet gekomen worden tot een bewezenverklaring van de onder feit 4 primair tenlastegelegde diefstal en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
De gedraging bij verduistering bestaat in de kern uit een verandering van wilsrichting: de dader besluit het goed dat hij rechtmatig onder zich heeft zich wederrechtelijk toe te eigenen. Deze wederrechtelijke toe-eigening moet voorts opzettelijk geschieden. Uit welke gedraging blijkt nu dat de verdachte zijn besluit om zich de zaak naar eigen goeddunken ten nutte te maken in daden heeft omgezet door er als heer en meester over te gaan beschikken?
Verdachte heeft gedurende een periode van een aantal jaren geldbedragen heen en weer geschoven tussen zijn eigen bankrekening en de bank- en spaarrekening van zijn schoonzus met als uiteindelijk resultaat dat in het nadeel van zijn schoonzus een verschil van € 5.997,93 is ontstaan. Het gegeven dat verdachte geldbedragen heeft teruggestort staat niet in de weg aan wederrechtelijke toe-eigening, immers dit geschiedde op onregelmatige basis en zonder dat er een kennelijk, logisch verband was met de door verdachte gedane onttrekkingen. Ook als het zo is dat [slachtoffer 5] wist van de handelwijze van verdachte, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, staat dat aan de wederrechtelijkheid van zijn handelen niet in de weg. Het geld was immers van de zus van [slachtoffer 5] en diende in haar belang te worden beheerd. Door voornoemde handelwijze heeft verdachte zich telkens opzettelijk geldbedragen die hij rechtmatig onder zich had wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de onder feit 4 subsidiair tenlastegelegde verduistering.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2009 tot en
met 31 december 2011 en in de periode van 1 september 2017 tot en met 29 juli 2021
in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer (wisselende)
anderen,
[slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] en
[slachtoffer 1] ,
met voorbedachten rade heeft mishandeld door die [slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] en [slachtoffer 1] ,
(telkens)
- meermalen het hoofd onder water te duwen of
geduwd te houden ,
- eenmaal te knevelen door de handen/polsen en
voeten/enkels vast te binden met tape en (tevens) de mond dicht te
plakken met tape en (vervolgens) (dreigend) een mes tegen het
gezicht en hals te houden/te duwen,
- meermalen te slaan en schoppen tegen de armen,
benen en romp,
- meermalen te slaan met een riem en een natte
handdoek tegen de armen, benen en/of romp,
- meermalen een biljartkeu en een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, en een (hard) voorwerp in de mond
en/of keel te duwen/te steken;
4.
subsidiairop meer tijdstippen in de periode van 1 januari
2019 tot en met 15 oktober 2021 in de gemeente Maastricht, (telkens)
opzettelijk geldbedragen (in totaal € 5997,93),
toebehorende aan [slachtoffer 6] , en welke geldbedragen verdachte anders
dan door misdrijf onder zich had, te weten doordat hij, verdachte,
althans zijn partner [slachtoffer 5] daartoe gemachtigd was en aldus
toestemming had bankzaken voor die [slachtoffer 6] te regelen, zich
(telkens) wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd
Feit 4, subsidiair:
Verduistering, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

K.S. Beekman (klinisch psycholoog) heeft, onder supervisie van R.J.A. van Helvoirt (GZ-psycholoog), over de geestvermogens van de verdachte op 14 februari 2022 een psychologisch rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. De verdachte lijdt niet aan een psychische stoornis, verstandelijke handicap of een psychogeriatrische aandoening. Gezien het ontbreken van psychopathologie zijn er geen redenen om een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid te adviseren.
Naar aanleiding van een aanvullend onderzoek van verdachte heeft Van Helvoirt op
30 januari 2023 een tweede psychologisch rapport uitgebracht. Dit aanvullende onderzoek heeft niet tot andere inzichten geleid.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren op te leggen met aftrek van de periode die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de verdachte een beroepsverbod op het werken met jongeren op te leggen van tien jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd verdachte een contactverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen met een aantal met name genoemde personen voor de duur van vijf jaren. Deze maatregel moet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Tevens heeft zij gevorderd verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de gevangenneming van de verdachte te bevelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Daarnaast kan aan verdachte nog een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd met daaraan verbonden een beroepsverbod.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte bijna een jaar in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat hij daarmee voldoende is gestraft. Tevens dient rekening te worden gehouden met het geringe beschermde belang, omdat de slachtoffers hun lichamelijke integriteit tegen betaling hebben opgeofferd. Er is geen of slechts gering letsel toegebracht.
Bovendien heeft verdachte in zijn hoedanigheid van jeugdopbouwwerker de intentie gehad om grip op de betrokken jongeren te krijgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bewezenverklaarde feiten
Wat een aantal aspecten betreft gaat het hier om een unieke zaak. De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan het medeplegen van eenvoudige mishandeling met voorbedachten rade. Daarbij selecteerde de verdachte een aantal jongeren, die in zijn ogen geschikt waren om de geweldshandelingen uit te voeren. De verdachte gaf uitgekozenen steeds mee dat zij bij elk optreden er stoer en netjes moesten uitzien en besprak voor elke geweldssessie samen met hen in detail af welke geweldshandelingen hij uitgevoerd wilde zien worden en welke niet. Het gezicht moest bijvoorbeeld gespaard blijven, nu een eventueel letsel op het gezicht onthullende werking had kunnen hebben. En dat was niet de bedoeling, getuige ook de verklaring van de verdachte ter terechtzitting:
“Hier moest niemand achter komen”. Hij paaide deze uitvoerders van zijn ziekmakende gedachten met geld en cadeautjes. Aan de andere kant regelde de verdachte de slachtoffers; de personen die het geweld moesten ondergaan. Ook zij werden betaald voor de bewezen diensten. Wat bijzonder kwalijk is, is het feit dat de verdachte, bij het uitkiezen van de ‘acteurs’ zijn kennis die hij had van deze personen daarvoor misbruikte. Het waren vaak jongeren die gevoelig waren voor status dan wel financiële problemen hadden waardoor zij zich sneller geneigd voelden om de verdachte te helpen bij het verwezenlijken van zijn nare gedachten.
Uiteindelijk mondden die nare gedachten van de verdachte en overleggen met de uitvoerders van geweldshandelingen uit in vele misselijkmakende geweldssessies, verspreid over een jarenlange periode, waarin telkens een of twee uitvoerders een slachtoffer afranselden en op een afschuwelijke wijze vernederden. Het waren de gedachten van de verdachte die tijdens de geweldssessies werden uitgevoerd. En, hoewel de rechtbank zonder meer ervan uitgaat dat de verdachte de kwade genius was, de ziel van de hele strafbare onderneming, gelooft de rechtbank niet dat zijn werkwijze bedreigingen en het met eigen ledematen plegen van geweld inhield. De rechtbank wordt hierin gesterkt door de in het procesdossier aanwezige chatberichten waaruit de handelwijze van de verdachte goed kan worden ontwaard. Alsof het niet erg genoeg was, heeft de verdachte ook nog eens geld verduisterd afkomstig van de bankrekening van de zus van zijn toenmalige echtgenote.
Motief
De vraag die zich opwerpt is wat het motief was van de verdachte. Zijn uitleg - zowel tijdens de politieverhoren als tijdens de terechtzitting - was dat hij door dit alles in contact wilde komen met de desbetreffende jongeren en hun vertrouwen wilde winnen. Dit waren immers de - in zijn ogen - probleemjongeren die in de [wijk] voor heel veel overlast zorgden. Door hun agressie te botvieren op de slachtoffers, zou dat probleemgedrag in de wijk afnemen. En, op die manier zou de verdachte samen met de uitvoerders een geheim bewaren, hetgeen ook een band zou scheppen, aldus de verdachte. De rechtbank acht dit door de verdachte geopperde motief zeer discutabel - verdachte kon ter terechtzitting ook niet uitleggen hoe hij dit nu precies voor zich had gezien - en volgt de verdachte daarin dan ook niet. Te meer nu het procesdossier aanwijzingen biedt die duidelijke contouren onthullen van het ware motief van de verdachte. Uit het onderzoek van de telefoon van de verdachte is immers gebleken dat de zoekgeschiedenis gevuld was met zoektermen die in verband staan met (jonge mannen) homoporno en geweld. De zoektermen zoals “jonge sadisten” en “jonge machthebbers” bevestigen de zoektocht naar geweld. Deze combinatie is opvallend nu deze ook duidelijk zichtbaar is in de geweldssessies die door de verdachte zijn geïnitieerd: jonge mannen die geweld uitoefenen. De psycholoog die met de verdachte heeft gesproken trok een voorzichtige conclusie die ook in deze richting wijst. Het bevreemdt de psycholoog dat de verdachte de wetenschap van de zoekopdrachten aangetroffen in zijn telefoon pertinent ontkent. De psycholoog heeft in zijn rapport daarover het volgende vermeld:
“Ondergetekende kan zich niet aan de indruk onttrekken dat schaamte hier een belangrijke rol in speelt”.Gezien het voorgaande is de stap naar het organiseren van de geweldssessies met als motief bevrediging van zijn eigen lusten, snel gezet. Alles wijst er dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, op dat
dithet motief was van de verdachte.
De ontkenning van de verdachte van de wetenschap van de zoektermen in zijn telefoon -immers,
“iedereen had de toegangscode”van zijn telefoon - maakt weinig indruk op de rechtbank. Het was toch echt zijn telefoon waarin die zoektermen zijn aangetroffen en de zoekslagen waren voor een groot deel verricht in de nachtelijke en ochtenduren.
Houding verdachte
Wat is dan de houding van de verdachte in dezen? Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte met ferme bewoordingen bepleit dat hij, sinds de aanhouding, veel heeft nagedacht over deze zaak. Hij heeft “
veel geleerd”en is tot het inzicht gekomen dat zijn gedrag
“echt niet kon”,waarbij hij ook meermaals zijn spijt heeft betuigd. De vraag is echter of dit zo is. Heeft hij ervan geleerd? En, als dat zo is, wat heeft hij dan geleerd?
De rechtbank zet de nodige vraagtekens bij de overpeinzingen van de verdachte. Zo rijst uit het procesdossier het beeld van een berekenende verdachte, die koelbloedig en nietsontziend in zijn streven jarenlang volhield om zijn nare gedachten werkelijkheid te laten worden. Tijdens de politieverhoren was ook een duidelijk patroon zichtbaar: ontkennen-confronteren-bekennen. Dus, de verdachte ontkende eerst, en toen hem onbetwist sterke bewijsmiddelen werden getoond (zoals videobestanden), bekende hij bepaalde onderdelen. De psycholoog maakt in zijn rapport, weliswaar voorzichtig, ook melding van deze tendens: “
Waar je hem niet op bevraagt benoemt betrokkene dan ook niet als het gaat om dit onderwerp”.
Deze berekenende houding is ook tijdens de terechtzitting gebleken toen de discussie zich ontspon over de in de telefoon van de verdachte aangetroffen zoektermen. De verdachte bleef, op een ongeloofwaardige wijze, de wetenschap van die zoektermen ontkennen. Daar komt bij dat de verdachte, op de vele vragen over
het waaromvan zijn handelen, bleef herhalen dat hij contact trachtte te leggen met de desbetreffende jongeren. Terwijl de contouren van een ander motief, waarop de verdachte aldus niet wilde ingaan, duidelijk zichtbaar waren in het procesdossier. De vraag die vervolgens rijst is: hoe kan iemand lering trekken uit een probleem als hij dat probleem niet eens kan onderkennen? De rechtbank wordt in haar twijfel over het leervermogen van de verdachte bevestigd door zijn - vol overtuiging gebrachte - verklaring ter terechtzitting die erop neerkwam dat het niet allemaal slecht was wat hij deed; want door het geven van geld wilde hij de bewuste jongeren helpen.
Bovendien, de verdachte heeft ter terechtzitting meermaals verklaard dat hij, al vlak na het begin van zijn strafbare handelen, wist dat hetgeen hij deed niet mocht, maar dat hij “
niet meer terug kon”.Ook dit gegeven zet de rechtbank aan het denken wat betreft de oprechtheid van de inzichten van de verdachte. Dat de verdachte niet meer kon stoppen met het plegen van strafbare feiten, gelooft de rechtbank niet. Wat dan overblijft is dat hij, ondanks alle gedachten die hij zegt te hebben gehad, jarenlang is doorgegaan met het medeplegen van het verwerpelijke, bewezenverklaarde delict. Aan zijn spijt achteraf hecht de rechtbank, onder die omstandigheden, dan ook niet veel waarde.
Strafverzwarende omstandigheden
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd in zijn hoedanigheid van jongerenwerker. Daar waar de verdachte het door de jongeren en hun ouders in hem gestelde vertrouwen had moeten gebruiken om de betreffende jongeren te helpen, heeft hij juist voor het tegenovergestelde gezorgd. De groep jongeren die de geweldshandelingen hebben uitgevoerd, waarvan sommigen nog zeer jong waren, heeft hij ertoe bewogen om samen met hem geweld te plegen, hetgeen voor hun ontwikkeling zonder meer schadelijk was. Daartegenover, de slachtoffers die het geweld hebben ondergaan heeft hij trauma’s bezorgd. Van slachtoffer [slachtoffer 1] is dit ter terechtzitting gebleken. Ondanks het zeer ruime tijdsverloop kampt [slachtoffer 1] nog steeds met de heftige naweeën van het gebeurde. En, ondanks het feit dat de slachtoffers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] zich niet als benadeelde partij hebben gesteld, en het voor de rechtbank aldus niet bekend is hoe het nu met hen gaat, is het alleszins voorstelbaar dat de mishandelingen en vernederingen die zij hebben ondergaan een onuitwisbare, negatieve indruk op hen hebben achtergelaten. De rechtbank neemt de verdachte dit bijzonder kwalijk.
In het nadeel van de verdachte werkt ook het gegeven dat het hier gaat om vele geweldssessies verspreid over een jarenlange periode.
Verder werkt in het nadeel van de verdachte zijn berekenende houding. Op geen moment heeft hij het achterste van zijn tong laten zien.
Reclasseringsadvies
De reclassering heeft in het advies van 10 januari 2024 bij een veroordeling geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen gekoppeld aan de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en overige voorwaarden het gedrag betreffende (bespreken met de reclassering van de eventuele verandering van werk).
Bij dit alles heeft de reclassering als uitgangspunt genomen een laag recidivegevaar. De reclassering adviseert ook verdere behandeling.
De rechtbank is het eens met de reclassering dat het essentieel is dat de verdachte verder wordt behandeld. De rechtbank ziet hiervoor te meer reden nu zij, anders dan de reclassering, uitgaat van een hoog recidiverisico. Deze conclusie is onafwendbaar bij iemand die nog steeds het achterste van zijn tong niet laat zien, het kwalijke van zijn handelen niet voldoende inziet en vanaf het begin wist dat hetgeen hij deed niet mocht en ondanks dat jarenlang is doorgegaan met het plegen van strafbare handelingen.
Straf
De eis van de officier van justitie was 5 jaren gevangenisstraf. Deze eis was gebaseerd op bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Nu de rechtbank enkel de feiten 1 en 4 (subsidiair) bewezen heeft verklaard, zal zij een lagere straf opleggen dan geëist. Bovendien zal de rechtbank een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen, nu het van substantieel belang is dat de verdachte verder wordt behandeld en er een spreekwoordelijke stok achter de deur nodig is die de verdachte ervan zal weerhouden om in de toekomst weer in de fout te gaan; de verdachte weet nu wat hem mogelijk te wachten staat indien hij het weer in zijn hoofd haalt om strafbare feiten te plegen.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, waarbij aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden zullen worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 10 januari 2024, onder aanpassing van hetgeen hieronder wordt uitgelegd.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een beroepsverbod (als bedoeld in artikel 28 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafrecht) om het beroep van jeugdwerker uit te oefenen opleggen voor de duur van negen jaren. In aanvulling op het beroepsverbod zal de rechtbank aan verdachte (onder het kopje ‘overige voorwaarden het gedrag betreffende’) de voorwaarde opleggen zich te onthouden van jongerenwerk op vrijwillige basis.
De rechtbank zal bevelen dat de op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. Gelet op de lange periode waarin het medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade heeft plaatsgevonden, het grote aantal personen dat hierbij was betrokken en de houding van de verdachte, moet er immers ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De officier van justitie heeft eveneens gevangenneming gevorderd van de verdachte. De rechtbank ziet hier geen aanleiding voor nu de voorlopige hechtenis van de verdachte reeds geruime tijd is geschorst en er geen aanwijzingen zijn dat hij zich niet aan de aan hem gestelde voorwaarden heeft gehouden. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het hoge recidiverisico kan worden beteugeld door de aan de verdachte gestelde voorwaarden. De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Nu de rechtbank een deels voorwaardelijke straf heeft opgelegd, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden die dadelijk uitvoerbaar zijn, wordt gewaarborgd dat het toezicht door de reclassering op de verdachte wordt gecontinueerd. De rechtbank verder geen aanleiding om een maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 20.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de vordering ter terechtzitting aangepast naar een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade en een proceskostenvergoeding van € 1.240,- p.m. dan wel conform het liquidatietarief.
[slachtoffer 6]
[slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 5.997,93 aan materiële schade, bestaande uit het bedrag dat de verdachte van haar heeft verduisterd.
Alle benadeelde partijen vorderen de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] dient te worden gematigd tot € 15.000,-.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] acht zij in het geheel toewijsbaar.
Alle toegewezen bedragen zijn te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het recht tot vervolging in de strafzaak terzake mishandeling (uit 2007) als het recht op het aanhangig maken van een civiele vordering op grond van onrechtmatige daad zijn verjaard. Derhalve dient de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
[slachtoffer 2]
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] dient te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 3]
Ook de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] moet worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 4]
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] , merkt de verdediging op dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade willekeurig lijkt. Bovendien bedragen de proceskosten tot op heden meer dan de schadevergoeding als zodanig. Dit zou in verhouding tot elkaar moeten staan.
[slachtoffer 6]
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] moet worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank zal zich eerst buigen over het beroep op verjaring.
Als uitgangspunt dient het strafbare feit dat de verdachte jegens de benadeelde partij heeft gepleegd, namelijk mishandeling met voorbedachten rade, waarop een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren is gesteld. Op grond van artikel 70 lid 1 onder 3 van het Wetboek van Strafrecht vervalt voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld, het recht tot strafvordering door verjaring in twaalf jaren. Rechtsvorderingen tot vergoeding van schade als gevolg van een strafbaar feit verjaren niet eerder dan het recht tot strafvordering voor het betreffende delict (artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek).
Nu [slachtoffer 1] minderjarig was op het moment van de bewezenverklaarde feiten geldt, wat betreft de aanvang van de verjaringstermijn, het bepaalde in artikel 71 onder 3 van het Wetboek van Strafrecht. De verjaring vangt alsdan aan op de dag na die waarop het slachtoffer, [slachtoffer 1] dus, 18 jaar is geworden. Gelet op het voorgaande kan van verjaring geen sprake zijn.
Artikel 6:106 lid 1 aanhef sub b van het Burgerlijk Wetboek -de grondslag die de benadeelde partij bezigt- brengt mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding als hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft verder bepaald dat op voornoemd uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.
Op 6 december 2021 is een brief opgemaakt door gedragstherapeut N.M.J. van Nierop en psychiater P.J. Vervoort over de bij [slachtoffer 1] gestelde diagnose en mogelijkheid tot behandeling. Het door de verdachte jegens [slachtoffer 1] gepleegde strafbare feit maakt deel uit van een complex geheel van diverse erbarmelijke leefomstandigheden die ervoor hebben gezorgd dat [slachtoffer 1] onder meer depressief en getraumatiseerd is.
Voor de rechtbank staat echter vast dat [slachtoffer 1] schade heeft geleden door het handelen van verdachte. Benadeelde was jong en kwetsbaar. Hij is gedurende een langere periode door verdachte blootgesteld aan vernedering en geweld.
De rechtbank is van oordeel dat een vergoeding van een bedrag van €10.000,-, gelet op alle omstandigheden, een billijke vergoeding is. De rechtbank zal dan ook een immateriële schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2009 en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van zijn vordering wordt [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[slachtoffer 6]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] is toewijsbaar omdat deze rechtstreeks is voortgevloeid uit de door de verdachte gepleegde verduistering. Het bedrag van € 5.997,93 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2022 en tevens zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4]
Nu de verdachte is vrijgesproken van de aan de vorderingen van bovenstaande benadeelde partijen gerelateerde feiten, zal de rechtbank deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde GSM van het merk Apple dient aan de verdachte te worden teruggegeven,
nadat de gegevens zijn gewist.
De 54 foto’s - met betrekking tot welke het feit is begaan en waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of met het algemeen belang - zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 28, 31, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 301 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan de onder feit 2, feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Meldplicht bij de reclassering
Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door FPP de Rooyse Wissel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze -direct of indirect- contact met de volgende personen en hun familieleden:
- [slachtoffer 11] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 3] 2005, wonende te [adres 5] ;
- [slachtoffer 2] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 4] 2007, wonende te [adres 6] ;
- [slachtoffer 14] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 5] 2000, wonende te [adres 7] ;
- [slachtoffer 3] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 6] 2000, wonende te [adres 8] ;
- [slachtoffer 13] , geboren te Tongeren, [geboortedatum 7] 2002, wonende te [adres 9] ;
- [slachtoffer 9] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 8] 2004, wonende te [adres 10] ;
- [slachtoffer 4] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 9] 2003, wonende te [adres 11] ;
- [slachtoffer 1] , geboren te Sankt Vith, [geboortedatum 2] 1993, domicilie kiezende te [adres 12] ;
- [naam] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 10] 1986, wonende te [adres 13] ;
- [slachtoffer 7] , geboren te Maastricht, [geboortedatum 11] 1994, wonende te [adres 13] ;
- [slachtoffer 8] , geboren [geboortedatum 12] 1991, wonende te
[adres 14] ;
- [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 13] 2005, [adres 15]
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Overige voorwaarden het gedrag betreffende
Verdachte onthoudt zich van jongerenwerk op vrijwillige basis
.
- geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden/het beroepsverbod en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
-
ontzet de verdachte van het recht om het beroep van jeugdwerker uit te oefenen voor de duur van negen jaren;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
[slachtoffer 6]
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 6] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 6] van een bedrag van € 5.997,93 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
[slachtoffer 2]
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 3]
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 4]
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- gelast,
nadat de gegevens zijn gewist, de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
- GSM, omschrijving: PL2300-2021120652-G1451171 (in geel hoesje), Apple;
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
54 foto’s, omschrijving: PL2300-2021120652-G1506437.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en
mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2024.
Buiten staat
Mr. W. Loof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat ter terechtzitting van 11 juli 2023 en ter terechtzitting van 16 januari 2024 respectievelijk aanpassing van de omschrijving van feiten in dan wel wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van oktober 2009 tot en
met 2011 en/of in de periode van 2015 tot en met oktober 2021 in de
gemeente Maastricht, althans in de provincie Limburg,
(meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer (wisselende)
anderen, althans alleen,
[slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 1] ,
met voorbedachten rade heeft mishandeld door die [slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 1] ,
(telkens)
- meermalen, althans eenmaal, het hoofd onder water te duwen of
geduwd te houden (met ademnood tot gevolg),
- meermalen, althans eenmaal te knevelen door de handen/polsen en
voeten/enkels vast te binden met tape en/of (tevens) de mond dicht te
plakken met tape en/of (vervolgens) (dreigend) een mes tegen het
gezicht en/of hals te houden/te duwen,
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en schoppen tegen de armen,
benen en/of romp, althans tegen het lichaam,
- meermalen, althans eenmaal, te slaan met een riem en/of een natte
handdoek tegen de armen, benen en/of romp, althans tegen het
lichaam,
- meermalen, althans eenmaal, een biljartkeu en/of een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een (hard) voorwerp in de mond
en/of keel te duwen/te steken en/of
- meermalen, althans eenmaal, te spugen in het gezicht, althans de ogen
en/of in de mond;
(art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)
2.
(hij), [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] ,
[slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of anderen op een of
meer tijdstip(pen) in de periode van oktober 2009 tot en met 2011 en/of
in de periode van 2015 tot en met oktober 2021 in de gemeente
Maastricht, althans in de provincie Limburg,
(meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer (wisselende)
anderen, althans alleen,
[slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 8] ,
[slachtoffer 1]
met voorbedachten rade,
heeft/hebben mishandeld door die [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 1] ,
- meermalen, althans eenmaal, het hoofd onder water te duwen of
geduwd te houden (met ademnood tot gevolg),
- meermalen, althans eenmaal te knevelen door de handen/polsen en
voeten/enkels vast te binden met tape en/of (tevens) de mond dicht te
plakken met tape en/of (vervolgens) (dreigend) een mes tegen het
gezicht en/of hals te houden/te duwen,
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en schoppen tegen de armen,
benen en/of romp, althans tegen het lichaam,
- meermalen, althans eenmaal, te slaan met een riem en/of een natte
handdoek tegen de armen, benen en/of romp, althans tegen het
lichaam,
- meermalen, althans eenmaal, een biljartkeu en/of een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een (hard) voorwerp in de mond
en/of keel te duwen/te steken en/of
- meermalen, althans eenmaal, te spugen in het gezicht, althans de ogen
en/of in de mond,
welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij, verdachte, op een of
meer tijdstip(pen) in de periode van 2009 tot en met 2011 en/of in de
periode van 2015 tot en met oktober 2021 in de gemeente Maastricht,
althans in de provincie Limburg, door het verschaffen van middelen
en/of inlichtingen en/of giften en/of beloften opzettelijk heeft uitgelokt
door:
- die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] ,
[slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of (onbekend gebleven)
anderen te benaderen en uit te nodigen bij hem, verdachte, thuis en/of
naar de jongerensoos te komen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] ,
[slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of (onbekend gebleven)
anderen te instrueren, althans tegen hem/hen te zeggen en/of met
hem/hen te bespreken tot welke intimiderende, vernederende
(gewelds)handeling(en) hij/zij mocht(en) overgaan bij die Van der
Molen, [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 1] , en/of
- die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] ,
[slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of (onbekend gebleven)
anderen daartoe middelen te verschaffen, zoals een (afgesloten) ruimte
(binnen de jongerensoos), (harde) slag en/of stootwapens en/of
(vervolgens)
- aan die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] ,
[slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of (onbekend gebleven)
anderen
een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen te overhandigen en/of een
hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen in het vooruitzicht te stellen,
in elk geval heeft hij, verdachte, op enigerlei wijze door (een) belofte(n),
het verschaffen van (een) middel(en) en/of gelegenheid en/of (een)
inlichting(en) voornoemd feit opzettelijk uitgelokt;
(art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)
3.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van oktober 2015 tot en
met oktober 2021 in de gemeente Maastricht, althans in de provincie
Limburg,
een ander, te weten:
[slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen voornoemde personen
en/of een van hun familieleden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te
doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- door hen over te halen om zich te laten mishandelen, vernederen en/of
intimideren,
- door aan hen een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen te
overhandigen en/of een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen in het
vooruitzicht te stellen en/of
- door in hun richting dreigende uitlatingen te doen 'anders stuur ik een
paar mensen naar jouw huis' en/of `anders doe ik/laat ik je kinderen wat
aan doen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- door dat, verdachte, in een feitelijke machtsverhouding stond tot
voornoemde personen vanuit zijn rol als jeugdmedewerker en/of
voorzitter van de voetbalvereniging, althans hij, verdachte, een grote rol
speelde in het maatschappelijke (sociale) veld,
en/of
hij, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van oktober 2015 tot en
met oktober 2021 in de gemeente Maastricht, althans in de provincie
Limburg,
een ander, te weten:
[slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] ,
[slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] ,
[slachtoffer 11] ,
[slachtoffer 4] ,
[slachtoffer 12] ,
[slachtoffer 13] ,
[slachtoffer 14] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen voornoemde personen
en/of een van hun familieleden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te
doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- door hen aan te zetten een of meer personen te mishandelen, te
vernederen en/of te intimideren,
- door aan hen een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen te
overhandigen en/of een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen in het
vooruitzicht te stellen,
- door in hun richting dreigende uitlatingen te doen 'anders stuur ik een
paar mensen naar jouw huis' en/of `anders doe ik/laat ik je moeder
en/of vader en/of opa wat aan doen' en/of 'anders laat ik andere jongens
jou afzeiken', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- door dreigende uitlatingen te doen - zakelijk weergegeven - dat
diegene zou worden uitgesloten van de groep en/of dat diegene niet
meer de rechterhand van verdachte zou zijn en/of waardoor diegene zijn
aanzien in de groep zou verliezen en/of
- door dat, verdachte, in een feitelijke machtsverhouding stond tot
voornoemde personen vanuit zijn rol als jeugdmedewerker en/of
voorzitter van de voetbalvereniging, althans hij, verdachte, een grote rol
speelde in het maatschappelijke (sociale) veld;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van oktober 2015 tot en
met oktober 2021 in de gemeente Maastricht, althans in de provincie
Limburg,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
een ander, te weten
[slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen voornoemde personen
en/of een van hun familieleden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te
doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- door hen over te halen om zich te laten mishandelen, vernederen en/of
intimideren,
- door aan hen een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen te
overhandigen en/of een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen in het
vooruitzicht te stellen en/of
- door in hun richting dreigende uitlatingen te doen 'anders stuur ik een
paar mensen naar jouw huis' en/of 'anders doe ik/laat ik je kinderen wat
aan doen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- door dat, verdachte, in een feitelijke machtsverhouding stond tot
voornoemde personen vanuit zijn rol als jeugdmedewerker en/of
voorzitter van de voetbalvereniging, althans hij, verdachte, een grote rol
speelde in het maatschappelijke (sociale} veld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van oktober 2015 tot en
met oktober 2021 in de gemeente Maastricht, althans in de provincie
Limburg,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
een ander, te weten
[slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] ,
[slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] ,
[slachtoffer 11] ,
[slachtoffer 4] ,
[slachtoffer 12] ,
[slachtoffer 13] ,
[slachtoffer 14] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen voornoemde personen
en/of een van hun familieleden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te
doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- door hen aan te zetten een of meer personen te mishandelen, te
vernederen en/of te intimideren,
- door aan hen een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen te
overhandigen en/of een hoeveelheid geld en/of (luxe) goederen in het
vooruitzicht te stellen,
- door in hun richting dreigende uitlatingen te doen `anders stuur ik een
paar mensen naar jouw huis' en/of 'anders doe ik/laat ik je moeder
en/of vader en/of opa wat aan doen' en/of 'anders laat ik andere jongens
jou afzeiken', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- door dreigende uitlatingen te doen - zakelijk weergegeven - dat
diegene zou worden uitgesloten van de groep en/of dat diegene niet
meer de rechterhand van verdachte zou zijn en/of waardoor diegene zijn
aanzien in de groep zou verliezen en/of
- door dat, verdachte, in een feitelijke machtsverhouding stond tot
voornoemde personen vanuit zijn rol als jeugdmedewerker en/of
voorzitter van de voetbalvereniging, althans hij, verdachte, een grote rol
speelde in het maatschappelijke (sociale) veld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
4.
hij, meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1
januari 2019 tot en met 15 oktober 2021 in de gemeente Maastricht, in
ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening door vanaf een bankrekening met nummer
[nummer 1] t.n.v. [slachtoffer 6] heeft weggenomen (telkens)
een geldbedrag (met een totale waarde van in totaal € 5997,93), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
die weg te nemen hoeveelheid geld (telkens) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel: door (telkens) gebruik te
maken van het internetbankieren gekoppeld aan de bankrekening(en)
van voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , tot het gebruik
waarvan hij, verdachte, alleen gerechtigd was/waren voor het regelen .
van de bankzaken van voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2019 tot en met 15 oktober 2021 in de gemeente Maastricht, in ieder
geval in Nederland, (telkens) opzettelijk een geldbedrag/geldbedragen
(in totaal € 5997,93), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 6] , in ieder geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk geldbedrag/goed verdachte anders
dan door misdrijf onder zich had, te weten doordat hij, verdachte,
althans zijn partner [slachtoffer 5] daartoe gemachtigd was en aldus
toestemming had bankzaken voor die [slachtoffer 6] te regelen, zich
(telkens) wederrechtelijk heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 323 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 205/LB3R021124, gesloten d.d. 16 april 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1255.
2.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 augustus 2021, telefoon van het merk Samsung, goednummer PL2300-2021120652-1435694, pag. 389.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2021, pag. 388.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2021, pag. 394 tot en met 396.
5.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 6 oktober 2021, telefoon van het merk Apple, type Iphone 8, goednummer PL2300-2021112652-1451171, pag. 40.
6.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 6 oktober 2021, pag. 477 en 478.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2021, pag. 487 tot en met 491.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2021, pag. 510 en 511.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 493.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 494.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 497.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 500.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 501 en 502.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 502.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 503.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 504.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, pag. 506 en 507.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pag. 512.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pag. 514 en 515.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pag. 516.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pag. 518.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pag. 520.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pag. 536.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pag. 553 en 554.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2022, pag. 597 tot en met 599.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7] d.d. 7 oktober 2021, pag. 434.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2021, pag. 449 en 450.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] d.d. 8 oktober 2021, pag. 440 tot en met 443.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] d.d. 16 december 2021, pag. 462 en 463.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 15 oktober 2021, pag. 913 tot en met 915.
31.Patiëntenkaart [slachtoffer 1] d.d. 16 september 2022, pag. 1249.
32.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2024.
33.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 18 oktober 2021, pag. 1151 en 1152.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2022, pag. 1180 tot en met 1182.
35.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2024.