ECLI:NL:RBLIM:2024:5789

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
03.040081.24, 03.090061.24 en 03.135520.23 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing, diefstal en beschadiging met oplegging van gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 27 augustus 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, diefstal en beschadiging van voertuigen. De verdachte is bijgestaan door mr. W.R. Smeets. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 13 augustus 2024, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 3 februari 2024 in Heerlen een fiets heeft gestolen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte vijf personenauto's beschadigd, wat ook wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevolen, gezien het risico dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de rechtbank integraal toewijsbaar achtte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.040081.24, 03.090061.24 en 03.135520.23 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
thans gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 augustus 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich in de zaak met parketnummer 03.090061.24 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is op de zitting gehoord.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] met het parketnummer 03.040030.24.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.040081.24
Feit 1:samen met een ander een fiets heeft gestolen van [slachtoffer 2] , welke diefstal gepaard is gegaan met (bedreiging met) geweld tegen die [slachtoffer 2] ;
Feit 2:samen met een ander geprobeerd heeft om [slachtoffer 2] door (bedreiging met) geweld te dwingen tot het afgeven van geld.
Parketnummer 03.090061.24
Vijf personenauto’s van respectievelijk [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [naam bedrijf] en [slachtoffer 5] heeft beschadigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Parketnummer 03.040081.24
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat uit de aangifte en de getuigen-verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] samen op pad waren, beiden met het slachtoffer gesproken hebben, beiden het slachtoffer meerdere malen om geld vroegen, één van de verdachten de fiets van het slachtoffer vastpakte, één van de verdachten een mes toonde en het slachtoffer bedreigde en één van de verdachten het slachtoffer sloeg, waarna één van de verdachten er vandoor ging met de fiets van het slachtoffer. Aldus is er sprake van een samenstel van feiten zodat zowel de afpersing als de diefstal door beide verdachten in vereniging en met (bedreiging met) geweld zijn gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er in de zaak met parketnummer 03.040081.24 sprake is van twee incidenten, namelijk - in chronologische volgorde - de poging tot afpersing door (bedreiging met) geweld in vereniging (feit 2) en een diefstal zonder geweldselement, alleen gepleegd door de verdachte (feit 1). Volgens de raadsman is er ten aanzien van feit 1 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen spreken van medeplegen van de diefstal door de medeverdachte.
Ten aanzien van de poging tot afpersing (feit 2) in de zaak onder parketnummer 03.040081.24 en ten aanzien van de onder parketnummer 03.090061.24 ten laste gelegde beschadigingen van personenauto’s refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03.040081.24 [1]
Bewezenverklaring feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de poging tot afpersing (feit 2) wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van
13 augustus 2024,
- de aangifte van [slachtoffer 2] [2] , en
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] [3] .
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Bewijsmiddelen feit 1
De aangifte van [slachtoffer 2] [4] vermeldt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op 3 februari 2024 stond ik op de [straatnaam 1] te Heerlen. Er kwamen twee mannen naar mij toe. Ze begonnen tegen mij te praten. Ze zeiden meerdere keren tegen mij dat ik mijn geld moest geven. Verdachte 1 haalde een grijs keukenmes van ongeveer 25 centimeter groot uit de binnenzak van zijn jas en maakte een gebaar met zijn hand: hij bracht zijn hand langs zijn keel, alsof hij mij wilde vermoorden. Hij zei dat hij 20 jaar had gezeten en dat hij het zich kon veroorloven. Ik zei meerdere keren tegen de verdachten dat ik een kind was en geen geld bij mij had. Ik was bang en voelde mij bedreigd. Verdachte 1 liep om mij heen. Ik zat nog op mijn fiets. Verdachte 1 stond rechts van mij toen ik plotseling een harde klap op mijn rechterkaak voelde. Hierna rende verdachte 1 van mij weg. Ik voelde een stekende pijn aan mijn rechterwang en dat mijn kaak verdoofd en aan het kloppen was. Het voelde alsof het aan het bloeden en zwellen was. Verdachte 1 had een 'hap' uit zijn bovenlip en twee 'traantatoeages' onder zijn rechteroog.
Toen hoorde ik dat verdachte 2 zei: "Wat heb je een mooie fiets". Omdat ik de aandacht niet op mij wilde houden, stapte ik van mijn fiets af. Ik hoorde dat verdachte 2 zei: "Geef me je fiets". Verdachte 2 trok mijn fiets uit mijn handen en fietste hierop weg richting de kruising aan de [straatnaam 2] met de [straatnaam 3] . Verdachte 2 had een 'kruisje' op zijn linkerwang.
De verdachte verklaarde ter terechtzittingvan 13 augustus 2024 onder meer het volgende:
Het klopt dat ik op 3 februari 2024 de fiets van [slachtoffer 2] heb afgenomen.
Bewijsoverweging feit 1
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de fiets van [slachtoffer 2] heeft gestolen. Zij zal de verdachte evenwel vrijspreken van het medeplegen en het gebruik van geweld en overweegt hiertoe als volgt. De verdachte en [medeverdachte] hebben met (bedreiging met) geweld gepoogd [slachtoffer 2] geld afhandig te maken. Toen dat niet lukte, is [medeverdachte] weggelopen en heeft de verdachte vervolgens de fiets van [slachtoffer 2] gestolen. Dat [medeverdachte] op enige wijze bij deze diefstal betrokken is geweest, is niet gebleken. Ook is de rechtbank van oordeel dat het eerder gebruikte geweld en de dreiging daarmee onvoldoende in verband met deze diefstal staan. De rechtbank zal de verdachte derhalve partieel vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen en geweld.
Parketnummer 03.090061.24 [5]
De rechtbank acht de tenlastegelegde beschadiging van vijf personenauto's wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 augustus 2024;
- de aangifte van [slachtoffer 3] [6] ,
- de aangifte van [slachtoffer 1] [7] ,
- de aangifte van [slachtoffer 4] [8] ,
- de aangifte van [aangever] [9] , en
- de aangifte [slachtoffer 5] [10] .
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.040081.24
Feit 1
Op 3 februari 2024 te Heerlen op de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] , een fiets die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
op 3 februari 2024 te Heerlen op de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] , tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde
- een groot mes heeft getoond en heeft voorgehouden aan [slachtoffer 2] en een snijdende beweging heeft gemaakt langs de keel en
- daarbij dreigend de woorden toe heeft gevoegd: "Ik heb al 20 jaar gezeten en ik kan mij dit veroorloven" en
- vervolgens [slachtoffer 2] in het gezicht heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 03.090061.24
op 2 februari 2024 te Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 1] ),
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 2] ),
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 3] ),
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 4] ), en
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 5] ),
die aan respectievelijk [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [naam bedrijf] en [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03.040081.24
Feit 1
diefstal;
Feit 2
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 03.090061.24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en om deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoer te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, aangevuld met een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd, evenals de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Na een ruzie met zijn partner, de medeverdachte [medeverdachte] , heeft de verdachte zich op een vrijdagavond onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan de beschadiging van vijf personenauto’s die langs de openbare weg geparkeerd stonden. Dat zijn ergerlijk feiten. Niet alleen zadelt het de eigenaren van de auto’s op met financiële brokken, maar zij zien zich ook geconfronteerd met onwelkome rompslomp. De dag erna, slechts enkele uren nadat de politie de verdachte in vrijheid had gesteld voor deze beschadigingen, heeft de verdachte samen met zijn kompaan geprobeerd een jonge jongen te beroven van zijn geld. En dat onder het tonen van een groot mes en het gebruiken van dreigende woorden. Toen de beroving niet lukte, heeft verdachte het slachtoffer zijn fiets gestolen. Dat de verdachte en zijn medeverdachte door zo te handelen, en dat dan ook nog in combinatie met hun kennelijk vervaarlijke voorkomen, het slachtoffer veel angst hebben aangejaagd moge duidelijk zijn. Het slachtoffer heeft ter zitting verteld hoe hij het heeft beleefd en verdachten hebben daarna spijt betuigd en hun excuses aangeboden. Dit is echter berouw door besef achteraf waar bewustheid vooraf veel leed had kunnen voorkomen. Kennelijk was de drang naar geld ter bekostiging van nog meer drank en drugs echter groter en vertroebelde die het inzicht dat de verdachten nu zeggen te hebben.
Blijkens het strafblad van 10 juli 2024 heeft de verdachte zich in het verleden diverse malen schuldig gemaakt aan onder meer vermogensdelicten, vernieling, wapenbezit en openlijke geweldpleging. Ondanks eerdere veroordelingen en kansen in de vorm van voorwaardelijke straffen, heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Dit baart de rechtbank zorgen.
Uit het reclasseringsadvies van 11 juli 2024 volgt dat de verdachte problemen heeft op nagenoeg alle leefgebieden: hij heeft geen huisvesting (meer), geen dagbesteding of inkomen, behoorlijke schulden, er is sprake van middelengebruik en er zijn nauwelijks sociale steunbronnen. Deze problemen, evenals de relatie met de medeverdachte, worden door de reclassering als risico-verhogende factoren gezien. Voordat verdachte werd aangehouden in onderhavige zaak was er sprake van reclasseringstoezicht, maar dat verliep moeizaam. Gelet op de leeftijd van de verdachte en het feit dat er in een forensisch kader nog weinig hulp is ingezet, acht de reclassering bijzondere voorwaarden geïndiceerd, waarbij er aandacht moet zijn voor het creëren van een meer stabiele basis en leefsituatie en het motiveren om te werken aan zijn middelenproblematiek. De reclassering adviseert daarom om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie middelengebruik, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf hier de passende bestraffing vormt en een bijdrage vormt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles overwegende, en in aanmerking nemende de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van 2 jaren. Hierbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsadvies opleggen.
Dadelijk uitvoerbaarheid
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen.
7
De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel in de zaak met parketnummer 03.090061.24
7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 385,85, bestaande uit materiële schade aan de buitenspiegel van zijn auto, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 130,84, bestaande uit materiële schade aan de buitenspiegel van zijn auto, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 608,12, bestaande uit materiële schade aan de buitenspiegel van haar auto, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing van alle voornoemde vorderingen gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vorderingen niet weersproken.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Rechtstreekse schade
Aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] is rechtstreeks schade toegebracht door het onder parketnummer 03.090061.24 bewezenverklaarde feit. De benadeelde partijen kunnen dan ook worden ontvangen in hun vorderingen.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen de schadeposten voldoende onderbouwd hebben. De vorderingen zijn door de verdediging niet weersproken. Nu de vorderingen de rechtbank ook niet onredelijk of ongegrond voorkomen, acht de rechtbank de vorderingen integraal toewijsbaar, met vermeerdering met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Kostenveroordeling
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de kosten van voornoemde benadeelde partijen, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op € 0,-.

8.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.135520.23

8.1
Inleiding
Bij vonnis van 23 oktober 2023 heeft de politierechter van deze rechtbank de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 56 dagen met een proeftijd van
2 jaren, met als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en als bijzondere voorwaarde meldplicht bij de reclassering.
Bij schriftelijke vordering van 23 mei 2024 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte de algemene voorwaarde zou hebben overtreden door zich schuldig te maken aan een of meer strafbare feiten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering toe te wijzen, omdat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte zich gedurende de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de bewezen-verklaarde feiten, en de rechtbank geen aanleiding ziet om van de tenuitvoerlegging af te zien, is de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Leger des Heils Limburg via telefoonnummer (088) 0901140. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie middelengebruik
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 of een andere
gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Ambulante begeleiding
Veroordeelde laat zich ambulant begeleiden door Probe of een soortgelijke zorg-verlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft bij Probe of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na het ingaan van de proeftijd en zodra er een passende plek beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.135520.23
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten
een gevangenisstraf van 56 dagen, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen in parketnummer 03.090061.24
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 130,84, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 3]van een bedrag van
€ 130,84, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

Benadeelde partij [slachtoffer 5]

  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

Voorlopige hechtenis

- heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Linders, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2024.
Buiten staat
Mr. Quaedvlieg en griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03.040081.24
Feit 1
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te Heerlen op de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een groot mes te tonen en/of voor te houden aan die [slachtoffer 2] en een snijdende beweging langs de keel te maken en/of
- daarbij (dreigend) de woorden toe heeft gevoegd: "Ik heb al 20 jaar had gezeten en ik kan mij dit veroorloven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
Feit 2
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te Heerlen op de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde
toebehoorde(n)
- een groot mes heeft getoond en/of heeft voorgehouden aan die [slachtoffer 2] en een snijdende beweging te maken langs de keel en/of
- daarbij (dreigend) de woorden toe heeft/hebben gevoegd: "Ik heb al 20 jaar had gezeten en ik kan mij dit kon veroorloven" en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 03.090061.24
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2024 tot en met 3 februari 2024 te Heerlen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 1] ) en/of
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 2] ) en/of
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 3] ) en/of
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 4] ) en/of
- een personenauto (met het kenteken [kenteken 5] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (respectievelijk) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [naam bedrijf] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, onderzoeksnummer LB2R024011, gesloten op 27 maart 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 135.
2.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 3 februari 2024, pg. 23 t/m 26.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 7 februari 2024, pg. 30 t/m 32.
4.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 3 februari 2024, pg. 23 t/m 26.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, zaakregistratienummer PL2431- 2024018358, gesloten op 16 maart 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 53.
6.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 3 februari 2024, pg. 46.
7.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 3 februari 2024, pg. 52.
8.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 4] van 3 februari 2024, pg. 48.
9.Proces-verbaal aangifte van [aangever] van 3 februari 2024, pg. 44.
10.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 5] van 3 februari 2024, pg. 50.