ECLI:NL:RBLIM:2024:5788

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
03.040030.24 en 03.135519.23 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met geweld en diefstal van een fiets

Op 27 augustus 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd. De zaak betreft een poging tot afpersing en diefstal van een fiets, gepleegd op 3 februari 2024 te Heerlen. De verdachte werd bijgestaan door mr. W.R. Smeets. Tijdens de zitting op 13 augustus 2024 zijn de feiten behandeld. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van een fiets van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt, en de poging tot afpersing van het slachtoffer door middel van bedreiging met geweld. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten, terwijl de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal door de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en getuigenverklaringen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal, omdat hij niet betrokken was bij het wegnemen van de fiets. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde, gezien zijn verleden met geweldsdelicten en middelenproblematiek. De uitspraak bevatte ook bepalingen over reclassering en behandeling, en de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden werd bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.040030.24 en 03.135519.23 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
thans gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 augustus 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] met het parketnummer 03.040081.24.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander een fiets heeft gestolen van [slachtoffer] , welke diefstal gepaard is gegaan met (bedreiging met) geweld tegen die [slachtoffer] ;
Feit 2:samen met een ander geprobeerd heeft om [slachtoffer] door (bedreiging met) geweld te dwingen tot het afgeven van geld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft zij naar voren gebracht dat uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] samen op pad waren, beiden met het slachtoffer gesproken hebben, beiden het slachtoffer meerdere malen om geld vroegen, één van de verdachten de fiets van het slachtoffer vastpakte, één van de verdachten een mes toonde en het slachtoffer bedreigde en één van de verdachten het slachtoffer sloeg, waarna één van de verdachten ervandoor ging met de fiets van het slachtoffer. Aldus is er sprake van een samenstel van feiten zodat zowel de afpersing als de diefstal door beide verdachten in vereniging en met (bedreiging met) geweld zijn gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er sprake is van twee incidenten, namelijk - in chronologische volgorde - de poging tot afpersing door (bedreiging met) geweld in vereniging (feit 2) en vervolgens een diefstal (feit 1). De diefstal is alleen gepleegd door [medeverdachte] , zodat er ten aanzien van feit 1 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen spreken van medeplegen door de verdachte. Ten aanzien van de poging tot afpersing (feit 2) refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Bewezenverklaring feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de poging tot afpersing (feit 2) wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van
13 augustus 2024,
- de aangifte van [slachtoffer] [2] , en
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] [3] .
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
3.3.2
Vrijspraak feit 1
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting verhandeld is, volgt dat de verdachte en [medeverdachte] weliswaar samen hebben geprobeerd om het slachtoffer af te persen, maar toen dat niet lukte, is de verdachte weggelopen. [medeverdachte] pakte daarna de fiets van het slachtoffer af en fietste hierop weg. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen sprake van een samenstel van handelingen, maar een duidelijke scheiding van enerzijds (gewelds) handelingen die gepleegd zijn door de verdachte en [medeverdachte] en die gericht waren op de poging tot afpersing (feit 2), en anderzijds handelingen gepleegd door [medeverdachte] alleen, die gericht waren op de diefstal van de fiets (feit 1). Naar het oordeel van de rechtbank kan de diefstal van de fiets niet aan de verdachte worden toegerekend, nu hij op dat moment al was weggelopen; van plegen of medeplegen kan daarmee niet gesproken worden De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van onder 1 ten laste gelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 2
op 3 februari 2024 te Heerlen op de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] , tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan [slachtoffer] toebehoorde
- een groot mes heeft getoond en heeft voorgehouden aan [slachtoffer] en een snijdende beweging heeft gemaakt langs de keel en
- daarbij dreigend de woorden toe heeft gevoegd: "Ik heb al 20 jaar gezeten en ik kan mij dit veroorloven" en
- vervolgens [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 2
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en om deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoer te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, aangevuld met een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd, evenals de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met zijn kompaan geprobeerd een jong slachtoffer te beroven. En dat onder het tonen van een groot mes en het gebruiken van dreigende woorden. Dat de verdachten door zo te handelen, en dat dan ook nog in combinatie met hun kennelijk vervaarlijke voorkomen, het slachtoffer veel angst hebben aangejaagd moge duidelijk zijn. Het slachtoffer heeft ter zitting verteld hoe hij het heeft beleefd en verdachten hebben daarna spijt betuigd en hun excuses aangeboden. Dit is echter berouw door besef achteraf waar bewustheid vooraf veel leed had kunnen voorkomen. Kennelijk was de drang naar geld ter bekostiging van nog meer drank en drugs echter groter en vertroebelde die het inzicht dat de verdachten nu zeggen te hebben.
Blijkens het strafblad van 10 juli 2024 heeft de verdachte zich in het verleden verschillende malen schuldig gemaakt aan geweldsdelicten, zoals vernieling, huiselijk geweld en openlijke geweldpleging. Ondanks eerdere veroordelingen en kansen in de vorm van voorwaardelijke straffen, heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Dat baart de rechtbank zorgen.
Uit het reclasseringsadvies van 29 juli 2024 volgt dat de verdachte kampt met jarenlange middelenproblematiek, hetgeen nog altijd als grootste risicofactor wordt gezien.
Delictgedrag met forse agressie onder invloed van middelen loopt volgens de reclassering als een rode draad door het leven van de verdachte. De verdachte is in het verleden al eerder begeleid door de reclassering en heeft kort in een kliniek van Radix gezeten, hetgeen kennelijk niet tot een gedragsverandering heeft geleid. Er lijkt sprake van enig, hetzij beperkt, probleeminzicht bij de verdachte. Gezien zijn jarenlange verslavingsproblematiek verwacht de reclassering weinig gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen bij de verdachte. In het kader van recidivevermindering lijkt het inzetten van beschermd wonen, met ambulante begeleiding en behandeling gewenst. De verdachte staat hiervoor open. Om die reden adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf hier de passende bestraffing vormt en een bijdrage vormt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles overwegende, en in aanmerking nemende de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van 2 jaren. Hierbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsadvies opleggen.
Dadelijk uitvoerbaarheid
Nu er, gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen.

7.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.135519.23

7.1
Inleiding
Bij vonnis van 23 oktober 2023 heeft de politierechter van deze rechtbank de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 56 dagen met een proeftijd van
2 jaren, met als algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en als bijzondere voorwaarde meldplicht bij de reclassering.
Bij schriftelijke vordering van 23 mei 2024 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte de algemene voorwaarde zou hebben overtreden door zich schuldig te maken aan een of meer strafbare feiten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering toe te wijzen, omdat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte zich gedurende de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde feit, en de rechtbank geen aanleiding ziet om van de tenuitvoerlegging af te zien, is de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is. Daarom zal zij de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.

8.Het beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdovende middelen (Omschrijving: PL2300-2024018769-G1676445, GHB) zullen worden onttrokken aan het verkeer en het mes (Omschrijving: PL2300-2024018510-G1676349, zwart) verbeurd zal worden verklaard.
De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen (Omschrijving: PL2300-2024018769-G1676445, GHB) gelasten, nu deze middelen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank zal voorts het in beslag genomen mes (Omschrijving: PL2300-2024018510-G1676349, zwart) verbeurd verklaren, nu dit een voorwerp betreft met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 33, 33a, 36b, 36c, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Mondriaan Heerlen op het adres Meezenbroekerweg 1 6412 VK Heerlen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door Mondriaan FZ FACT Heerlen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorg-instelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in de Zonnewende of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel als mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dag-programma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Stap voor stap
Veroordeelde werkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt veroordeelde binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidings-module Stap voor Stap.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.135519.23
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten
een gevangenisstraf van 56 dagen, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
1 STK Mes (Omschrijving: PL2300-2024018510-G1676349, zwart);
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
1 L Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2300-2024018769-G1676445, GHB);
Voorlopige hechtenis
- heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Linders, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2024.
Buiten staat
Mr. Quaedvlieg en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te Heerlen op de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een groot mes te tonen en/of voor te houden aan die [slachtoffer] en een snijdende beweging langs de keel te maken en/of
- daarbij (dreigend) de woorden toe heeft gevoegd: "Ik heb al 20 jaar had gezeten en ik kan mij dit veroorloven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
Feit 2
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te Heerlen op de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
- een groot mes heeft getoond en/of heeft voorgehouden aan die [slachtoffer] en een snijdende beweging te maken langs de keel en/of
- daarbij (dreigend) de woorden toe heeft/hebben gevoegd: "Ik heb al 20 jaar had gezeten en ik kan mij dit kon veroorloven" en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, onderzoeksnummer LB2R024011, gesloten op 27 maart 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 135.
2.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 3 februari 2024, pg. 23 t/m 26.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 7 februari 2024, pg. 30 t/m 32.